Het Renaat Veremanskoor
Het Renaat Veremanskoor werd gesticht in de winter van 1948.
P. Heribrecht verzocht Mevr. Velter-Devos onder de beproefde families jonge mensen aan te spreken om een koor te vormen. De bedoeling was degenen, die zo uiteengeslagen waren, weer te verenigen om in samenzang een aangename vrije tijdsbesteding te vinden. Dat de behoefte hieraan groot was, bewijst het resultaat. Op een week tijd telde het koor een 40-tal leden.
De eerste herhalingen werden gehouden in het St.-Franciskushuis in de Maagdenstraat. Het koor had echter nog geen naam. Na een onderhoud met Meester Renaat Veremans, die toen te St.-Kruis woonde in verband met zijn functie als directeur aan het Brugs Muziekkonservatorium, werd de toelating bekomen het koor naar zijn naam te noemen. Zo werd het Renaat Veremanskoor gedoopt. Een naam die veel betekende voor de velen die, door omstandigheden gedwongen, eerder in de catacomben leefden.
Het werd een bescheiden begin. Er werden Vlaamse liederen samen gezongen, meer om het genoegen van het zingen, misschien met heimwee naar een voor goed afgesloten tijd.
Pater Guibert leidde de eerste repetities, dan de heer Vandewalle en wijlen de heer Roose, vader van twee trouwe leden van het huidige koor. Wanneer het om een moeilijker koorwerk ging nam meester Veremans zelf de leiding.
Er was behoefte aan openbaar optreden en hoe kon het beter dan op avonden met een liefdadig doel. Het koor was zeer nuttig bij de eerste na-oorlogse pogingen om de Vlaamse Beweging weer op dreef te brengen. De eerste programma's bevatten meestal muziek uit de Vlaamse strijdliteratuur o.m. Brengier - Benoit.
Het eerste optreden was op een Zangfeest te Damme in juli 1950. Begonnen met mensen, door het noodlot verbonden, werd een stevige basis gelegd voor het voortbestaan van het koor.
Meester R. Veremans die virtueel de muzikale vorming zou geven, zou Brugge verlaten.
Het koor moest verder uitgebouwd worden. Hilmer Verdin had reeds met klavierbegeleiding medegewerkt aan uitvoeringen tussen 1950 en 1952. Veremans achtte hem dan ook de aangewezen persoon om het koor verder te leiden. In november 1952 werd dan ook de leiding van het koor toevertrouwd aan Hilmer Verdin, die tot juni 1957 dirigent werd. De muzikale kennis van Verdin zou het koor uit zijn bescheiden en beperkt repertorium helpen en meer interessante werken bijbrengen. Het koor bereikte onder zijn leiding een hogere standing en behaalde belangrijke onderscheidingen in binnen- en buitenland. De intuïtie, het gevoel, speelden bij Verdin een belangrijke rol. Daarom was het genre van het koor gekenmerkt door muzikale effecten, fantasierijke variaties, die soms wel wat afweken van de partituur.
In september 1957 nam Paul Vanderweghe, alias Pol Collins, de leiding van het koor over. Hij stond voor een reuzenwerk: op enkele weken tijds moesten de aangegane verbintenissen nagekomen worden. Reeds op 3 november 1957 moest het R.V.K. deelnemen aan de Provinciale koorwedstrijd na eerst nog een optreden (oktober) te Rotterdam (70-jarig Jubileum Koninklijke Bond voor Zang en Oratoriumverenigingen).
Op 3 november 1957 Prov. koorwedstrijd te Kortrijk. Optreden in eerste afdeling. 2e geclasseerd in ere-categorie (81%), met de werken ‘Van Jezus en St.-Janneken’ en ‘Cantamus Amici’.
Niemand had het resultaat verwacht. Het koor had weer vertrouwen in de toekomst. Het kon weer beginnen aan de beklimming van de top. Vandeweghe was nagenoeg de eerste om het koor te konfronteren met moderne composities waar dissonante en nieuw klinkende harmonieën aanvankelijk een eerder onbehaaglijk gevoel bij de zangers verwekten. Deze nieuwe werken waren weinig bemoedigend omwille van de geringe vorderingen en omdat het gemak en het aangename van de romantische zang, de nieuwe geluiden niet spontaan liet opnemen. Een geluk dat het in hoofdzaak ging om composities en bewerkingen van Vandeweghe zelf. De sympathie die hij op zeer korte tijd gewonnen had, spoorde de leden aan om vol te houden.
Begin 1958 vertrok de koorleider echter naar de U.S.A. om er zich te vestigen als orgelist. We stonden voor de viering van het 10-jarig bestaan. Er was een groots opgevat internationaal koorfestival in volle voorbereiding. Zelfs met Amerikaanse koren was reeds kontakt opgenomen, naast tal van koren uit diverse landen van Europa. Alles was zo goed als georganiseerd. Maar hoe moest het nu? We stonden zonder dirigent.
Gelukkig brachten de kontakten met Roger Deruwe, de man die het koor naar de hoogste top zou voeren, de oplossing. Hij wou eerst proberen, zonder veel enthousiasme. Voor een eerste kontakt werd een lied op geluidsband voorgedragen. Ik geloof dat het ‘Van Jezus en St.-Janneken’ was. Deruwe was eerder sceptisch. Ja, 't was goed, maar we moesten nog leren zingen. We hadden de indruk dat hem reeds de moed ontviel. We wisten dat hij hoge eisen zou stellen. Tenslotte nam hij toch de teugels in handen. Hij had wellicht de grote mogelijkheden aangevoeld. Inderdaad, ineens, met volle toewijding en dynamisme, begon hij het afmattend werk van vorming naar de voor hem geldende normen. Het koor werd spoedig een stuk van zijn leven.
Zijn eerste koncert (Brugge, 5 maart 1959) bracht nog bijna uitsluitend romantiek en oude polyfonie met een schuchtere kennismaking met Bach, Distler, Bartok. Bach was nog te romantisch, Distler was Distler nog niet. Bekende beroepsmusici uit Brugge waren vol lof over de uitvoering.
6 december 1959 - Provinciaal tornooi te Oostende: 85%; eerste in ere-afdeling. Op een jaar tijd had Deruwe het koor doen klasseren als het beste van de provincie. Hij achtte het bereikte peil zo goed, dat hij het niet opportuun vond aan nog volgende wedstrijden mee te werken. Het koor was boven de normen van wedstrijden gegroeid. Februari 1960. Onze dirigent oordeelde dat het koor rijp was voor een auditieproef bij de B.R.T. De uitslag was goed. De B.R.T. kon vanaf die datum beroep doen op het Veremanskoor als geselecteerd gezelschap. 23 april 1960. Koncert te Hilversum. Het moeilijke ‘Singhet dem Herrn ein neues Lied’ van H. Distler komt op het programma. Een nieuwe verovering voor het koor. De ritmisch ingewikkelde en harmonisch vreemde compositie was goed geslaagd. Voor de dirigent nog maar op het nippertje. Een eerste kennismaking met de weg die zou gevolgd worden.
25 februari 1961. Opnieuw een vocaal koncert te Brugge samen met het studentenkoor van de Heer Deruwe.
Op het programma: oude polyfonie, madrigalen, romantiek, moderne meesters. Steeds ongeveer hetzelfde genre, maar geen romantisme meer, een dicht benaderen van de sobere doch ingewikkelde stijl van de oude polyfonie en de moderne muziek. Aangepast timbre en homogene samenklank. Hard werken had een totale evolutie in stijl en voordracht voor gevolg. Er kon met nieuwe en grootse prestaties begonnen worden. 1961 en 1962 waren druk aan allerhande koncerten, maar vooral een oefening in volharding en toewijding voor de leden, als voorbereiding voor het zenuwslopend werk dat zowel dirigent als leden te wachten stond. Tussen al de drukte in werd immers begonnen met ‘Die Weihnachtsgeschichte’ van H. Distler.
In december 1962 was de uitvoering voorzien.