Herinneringen aan mijn leraar Renaat Veremans
Renaat Veremans heeft het op zijn geweten dat ik componist geworden ben. Sinds 1923 speelde ik fluit in het orkest van de K.V.O. te Antwerpen, waar R. Veremans dirigent was. Ik volgde dan nog de harmonieklas van Edward Verheyden in het K. Vl. Conservatorium. Maar dat vlotte niet. Ik wilde het beter doen en vroeg aan R. Veremans of hij privé harmonielessen wilde geven. Vooral het harmoniseren van Bachkoralen, waar hij in uitblonk. Ik werd alzo zijn leerling. Ging regelmatig naar zijn mooie woning in de Paleisstraat en maakte er kennis met zijn lieve echtgenote. Ik werd een welkome vriend van den huize. Ik zie nog de lange smalle kamer, zijn studeervertrek, met boven zijn werktafel een gipsen portret van Gezelle. Mijn bedoeling was steeds dirigent te worden; komponeren, daar had ik nooit aan gedacht, ik studeerde harmonie, omdat het in eerste
Ten huize van Sam De Vriendt. V.l.n.r.: Renaat Veremans, de zoon van Sam De Vriendt en mevrouw De Vriendt.
plaats bij de vorming van een dirigent hoort. Intussen studeerde ik ook een beetje orkestratie. Veremans was in die tijd (en dat gedurende vele jaren) kapelmeester in de St.-Pauluskerk. Hij droeg mij op een motet van Mendelssohn te orkestreren. Dat gebeurde. Vele van mijn kollega's uit het orkest speelden toen bij de ‘grote’ gelegenheden de mis of het lof in de St.-Pauluskerk. In de winter was dat niet aangenaam, want het hoogzaal was niet verwarmd. Maar wij waren jong en vonden zo een buitenkansje eerder prettig. Met bevend hart ging ik naar de ‘korte’ repetitie, want het mocht niet veel geld kosten aan de kerkfabriek. En zo hoorde ik, al fluitspelend in het orkest, in de St.-Pauluskerk, onder leiding van Veremans, mijn eerste orkestratie. Of het mooi was, dat weet ik niet meer. Dat heeft trouwens geen belang, het was een nuttige les.
Na mijn diploma van harmonie te hebben behaald aan het Conservatorium, zegde Veremans mij: Ik heb je niets meer te leren. Ik vraag Paul Gilson of hij je als leerling wil aanvaarden want je moet volledige kompositiestudies doen. Gilson nam aan. Veremans had in mij iets als komponist ontdekt, en later Gilson eveneens. Zo is het de ‘schuld’ van de brave Veremans en de alvaderlijke Gilson dat ik componist geworden ben. Dat alles speelde zich af in de twintiger jaren. Vele jaren gingen voorbij en na de oorlog, toen ik dirigent werd aan de B.R.T., voorheen N.I.R., had ik dikwijls gelegenheid een van Veremans' werken boven de doopvont te houden. Over die uitvoeringen heeft hij zich steeds met de grootste lof uitgedrukt.
Daniël Sternefeld