| |
| |
| |
Poëtisch bericht
Remi De Cnodder
Kunstschilder Jozef Vinck
| |
Roger Verkarre
Tewaterlating
De zwanen laten het gedicht
dat ik had willen schrijven
te water - woordeloos wit van lijf en
van stilte en van evenwicht.
| |
| |
Dirk Desmadryl
Onze namen
aan de rand van je vingers
ben ik een stervend klavier
wanneer het om je speeldrift vraagt
en spreekt gouden woorden
aan ons ontgroeit het kind
hetzelfde vuur verkwist als wij
hooghartig nog zijn vleugels scherpt
aan zijn sprong herken ik onze val
komt rond zijn bronnen dralen
| |
Ronny Castelein
Levensavond
Vandaag nog lijkt het hopeloos
de tuinen met je handen om te woelen,
maar morgen komt de worm in 't klaverblad
en zal je open mond een nieuwe dag ontvouwen
zo vloeibaar tenger als wat dauw
Zo roekeloos klimmen de bomen,
de vogels zingen naar een doffe zon,
zo zeldzaam wordt de climax in je hersens
die het licht verbannen doet
ver buiten je bevende lenden
naar een nacht die 't slotstuk kletteren doet.
Wat zei je daar die avond?
Zet toch het venster in de wind,
kijk in de vijver naar je spiegelbeeld
en vraag de ganzen naar hun dromen.
Maar neen, 't is hopeloos verweer:
de zomer bracht slechts regen.
Je kijkt me aan en staat te dromen,
Je ziet je handen naar een tafel grijpen.
Je ademt en je kreunt decennia.
Je vingers tellen dagen als een open boek.
Je beeft wanneer d'ontknoping je ontroert.
Eens rustig overwegen nu - een laatste maal -
en handen vouwen tot een vroom gebed.
En dan? - mijn God waar was ik toch gebleven? -
| |
Guy van Hoof
staat mijn geheim weerspiegeld doch
de slijkweg of het moeilijk ademen;
de armoe van mijn handen schrijft de hardheid
| |
| |
als ik de morgen met onecht geweld verniel
Omdat de tijd hardnekkig aan mij kleeft
raak ik de winterse verlatenheid niet kwijt
hoe wild of ik ze dreig en uit mijn hoofd wil slaan
Mijn oog tart alle stoflijkheid
een huid wordt transparant
maar ik blijf richtingloos. De weg
| |
Dirk Christiaens
Grieks gedragen
Dragen tussen de vingers.
In een hol en gehelmd landschap
| |
Wim Heimans
in gesloopte knekelhuizen
mijn mannetjesdieren heb geworgd
en met een oude heremiet las ik
wist ik steeds een helle schim
een merellied dat swingend
langs capricios van de avond dwaalt
| |
Fred de Swert
De rust van de duif
alsof slapen je van dit ontgroeien verlossen kan
leg traag je vingers traagheid
om mijn ogen van verbazing
beweeg het nauwelijks brandend gebouw
geen herder nog zijn stem verheft
een vlucht wilde eenden groeit tussen mijn woorden
verlaten de grotten van de lente
een antwoord schreit niet meer tussen dode lippen
omdat vandaag heel erg vroeg
en in de tuin landde een vogel
een levende halm in de bek...
ik genees niet meer van deze ziekte
angst voor een wezenlijk oponthoud
stoeit door de sterren van deze oorlog
weer gaan de ouderlingen langs de straat
en in de dieren sterft meer dan één verhaal
ik genees niet meer van bossen en van bloemen
van schrikdraad en van pijn
en ach kijk wij smelten in onze huizen
naar een vergeefs beeld van vrede
een droom zindert na in het beschaafde museum
waar de zee tegen de ruiten spoelt
een koningskind pleegt onderhuids geboorte
na de abortus van de wind
geen geld geen liefde om te eten
slakken tussen de wervels
ik ben jouw nachtelijke kreet
die je de mensen in het gelaat
de vrede is nog niet getekend
| |
Walter Cruyssaert
Liefde
Je liefde, hermetische vreugde
waarin ik bloemen droom om je mond te tooien
en de dageraad herken als in een glazen kooi.
Je liefde, je eindeloze deugd.
Je liefde, loodbarende duisternis
waarin de angst je inplanting in mij verdroogt
en ik, steriel, de krachtbron ijl die ik verloor.
Je liefde, vergeten vergiffenis.
| |
| |
Je liefde, weldadig voedsel
waardoor de mensen sterven als ik de wereld splijt
en dan de glansmeeuw teel in mijn verdrongen spijt.
Je liefde, verdovend broeisel.
waarheen ik sterren plant in mijn eigen sterrenbeeld
en het vuur vat in je oog dat me gans omkleedt.
Je liefde, scheppende dood.
Je liefde, ontzettend leven
waaruit de wortels bruisen in een ontvouwde lichtbel
en ik mijn wonden heel in ons heilig samenspel.
Je liefde, ontzaglijk verheven.
Je liefde, verminkte droefheid
waaruit ik etter puur met uitgerafelde handen
en ik de raven groet die mijn lijk in glasbomen lachen.
Je liefde, versteende weekheid.
Je liefde, verjaarde olympusdrank
waardoor mijn lichaam het lichaam van de zee deelt
en ik in je wangen de adem van het woud verneem.
Je liefde, stuwende oerbrand.
Je liefde, ontaarde beklemming
waardoor ik, na mijn misdaad, je hoofd omprang
en we beiden de waarheid zoeken als een levensdrang.
Je liefde, ontkende verwenning.
Je liefde, barstensvolle lucht
waarin ik nog net de schaduw van ons kind vermoed
en met een zonnegulp zijn naam kerf in je trillend gemoed.
Je liefde, ontvankelijke vrucht.
Je liefde, denderend licht
waarmee ik mijn woorden drijf in het vale van je huid
en je kleurloos spreken vertaal in een schilferend geluid.
Je liefde, nooit gemaakt gedicht.
| |
Hervé J. Casier
De legende
soms over de steppe wandelt een beeld
soms op weg wordt het langzaam gekeeld
er is toch rook die tussen psalmen slaat
ik geloof: dit is het harde winterzaad
psalmen worden dan sprakeloos legenden
weet: zelden kan men zijn adem verzenden
maar eenmaal komt er een wildwitte dag
die gedekt achter de koele heuvels lag
dit wist ik - ik wist het met vaste hand
zo is mijn beeld over de heuvel beland
waar het nieuwe psalmen schrijft en vertelt
waar de zon - de legende - aan de hemel zwelt
|
|