Autobiografie
Dat ik in Lier geboren ben, dat weet alleman (2 maart 1894). Vermits ik voor niets anders deugde, ben ik dan maar muzikant geworden. Ik ben gaan piano en orgel spelen, met de daarbijgaande miseries van Harmonie, Kontrapunt en Fuga; dit alles is mij aangeleerd geworden in het Lemmensinstituut en in 't Vlaams Conservatorium van Antwerpen, door de zeer gestrenge professoren De Puydt, De Smet, De Hovre, Aug. De Boeck en Edward Verheyden. Ik moet al die zaken nog al goed gestudeerd hebben, want ze hebben me daarvoor diploma's en Eerste prijzen gegeven. 23 jaar heb ik met een stokske gezwierd in de Koninklijke Vlaamse Opera, - 35 jaar leerlingen geëmbeteerd in het Conservatorium te Antwerpen. Ik heb zowat alles gedaan wat de stiel meebrengt. Hoeveel liederen ik geschreven heb, weet ik niet, ik heb ze nooit geteld. Er is zeker een lieke bij dat nogal gekend is, want ik hoor al eens zeggen ‘VLAANDEREN van... Veremans’. Vermits ik zoveel opera's gedirigeerd heb, ben ik het ook eens gaan proberen. Zo heb ik BEATRIJS uit haar klooster gehaald en heb z'er voorzichtig teruggebracht. Felix Timmermans en ik zijn ‘ns verliefd geworden op een ANNE-MARIE, en w'hebben ze samen op de planken gebracht. In mijn oude dagen heb ik tot mijn schande mijn ogen gericht op een jong ding, dat luisterde naar de naam van BIETJE. Vermits ik zo wat aan de katholieke kant sta, kon het niet anders of ik moest belanden bij Missen en oratoria: MARIA-ORATORIUM, MARIAKANTAAT, DE VIJF MYSTERIES, alsook een REQUIEM, waarvan ik hoop dat het nog niet voor mij zal zijn...
Moeder Veremans, Renaat en zijn jongere broer Maurits.