[nummer 114]
Vader
Iets schrijven over mijn vader? Pas nu, vóór mijn schrijftafel, besef ik hoe moeilijk het is, met zin voor maat, aan anderen mede te delen, wat hij voor mij en al zijn kinderen heeft betekend. Er is zoveel dat ik in mij geborgen wil houden en er is zo weinig dat voor de buitenwereld werkelijk relevant is. Anderen immers zullen schrijven over vader als mens, als vriend, als scheppend kunstenaar, als Vlaming, als dirigent. Ten slotte, wat rest er mij nog? Misschien juist dit ‘iets’ dat de gevaarlijke zone van de pathos kan bereiken...
Is het voor de anderen een substantiële revelatie, indien ik schrijf dat wij een gelukkig tehuis vormden, indien ik schrijf dat hij onafgebroken zorgde voor lichaam en geest? En toch ligt in deze banaliteit de hoogste lof geborgen. Het essentiële werd gezegd, zodat ik nu gerust de pen zou kunnen neerleggen om, met een stille glimlach, verder te mijmeren over wat nu blijvend tot het verleden behoort...
Eén der markantste kenmerken van vader, geloof ik, is zijn veelsoortige dupliciteit. Vader was op en top de hedonistische Brabander en tegelijk een mystieker, die graag, te gelegener tijd, de stilte van de Kempen opzocht. Levensbeschouwelijke problematiek lag hem niet, maar hij kende als geen een ‘zijn’ vier Evangelisten. Scepticus op velerlei gebied, dweepte hij niettemin met het spiritisme. Een urbane bescheidenheid tooide hem, maar een massale hulde liet hem helemaal niet ongevoelig. Zeer typerend voor de mens was zijn ontwapenend optimisme en, soms tegen de evidentie in, zijn sacraal geloof in de goedheid der mensen. Wie door het lot nu eenmaal in het midden van de publieke belangstelling wordt geplaatst, staat bloot aan kritiek. Ook die werd vader niet onthouden, maar nooit kwam enig woord van bitterheid over zijn lippen. Zijn levensblijheid verzachtte telkens de opgelopen ontgoochelingen. Dikwijls werd me gevraagd hoe vader componeerde. Het was eenvoudig de dagelijkse taak van de dèmiourgos. Met een sierlijke hand schreef vader rustig de muziek, in de woonkamer, in onze niet steeds rustige aanwezigheid. Midden in het werk antwoordde hij op onze vragen, trok dan even aan het eeuwig sigaartje en schreef kalm verder. Soms, maar eerder zelden, speelde hij het pas gecomponeerde op de piano. Zijn strengste rechter was steeds ‘ons moeke’, met wier goed- of afkeurend oordeel hij rekening hield.
In feite was vader een kind der goden: erkenning en de ongevraagde aura popularis vergezelden zijn leven. Menige creatie werd door hemzelf in de meest optimale condities geleid. Is er wel iets schoners denkbaar voor een scheppend kunstenaar?
De mooiste herinneringen uit mijn kinderjaren gaan terug naar de zondagmorgen: we mochten dan iets langer te bed blijven en werden gewekt door de muziek. Vader speelde dan dikwijls de Variations Symphoniques van César Franck of het Pianoconcerto van Grieg. Die muziek blijft voor mij onveranderlijk verbonden met de intieme sfeer van de zondagsrust.
Volgens de natuurlijke gang der zaken verlieten zijn kinderen, één voor één, het huis; het werd stil in het verlaten nest, maar in die eenzaamheid van de late herfst groeide nog sterker dan voorheen het harmonisch samenzijn tussen man en vrouw. Voor altijd heengaan is het enige verdriet dat zij hem ooit heeft aangedaan. Zijn hart, dit goedig en zo gevoelig hart, heeft dit verlies nooit kunnen verwerken. Amper enkele jaren daarna heeft vader voor goed zijn helderblauwe ogen gesloten...
Terugblikkend op zijn leven is er voor ons, zijn kinderen, vooral de blijheid om de rijke vervulling ervan. Exegit monumentum aere perennius...
Prof. Dr. J. Veremans