Het is nauwelijks mogelijk de hedendaagse Tsjechoslowaakse architectuur te kennen, zonder dat men een goed inzicht bezit in haar ontwikkeling sedert 1945. Deze noodzaak dringt zich minder op om algemeen historische redenen, dan wel om de opmerkelijke complexiteit van de evolutie zelf. Het begin ervan kan gesitueerd worden in de oorlog, toen een doorlopende evolutie onderbroken werd, dus in de jongste fase, tijdens dewelke de Tsjechoslowaakse bouwkunst zich begon te ontdoen van de kenmerken van de zogenaamde internationale stijl. Deze onderbreking, zoals gezegd veroorzaakt door de oorlog, heeft de organische ontwikkeling van de nieuwe strekkingen onmogelijk gemaakt met alle (evidente) gevolgen vandien. Anderzijds dienden om deze redenen de opvattingen over de vorm van de architectuur terug te keren tot de oudste bronnen, die ongetwijfeld elders een opmerkelijke vitaliteit hebben gevonden. De eerste zichtbare aanbreng van de jaren onmiddellijk na de oorlog is evenwel het resultaat van een inspanning, die leidde naar een ontwikkelde urbanisatie en naar de industrialisering van de constructie. Deze onevenwichtige situatie - doch die het aan geen perspectieven ontbrak - ging vergezeld van nog een andere factor, die niet is afgeleid van de autonomie van de bouwkunst. Men moet deze zoeken in het bestaan van de sociale en economische verschillen, die in 1948 hun hoogtepunt bereikten door de instal lering van het socialistisch regime. Het inluiden van dit tweede tijdperk is van principieel belang in de geschiedenis van de Tsjechoslowaakse architectuur. Hoewel men kan spreken van een ingewikkeld spel van oorzaken en gevolgen, toch was de verandering van bouwheer de belangrijkste wijziging: de privé bouwheer wiens rol overbekend is in de geschiedenis, werd vervangen door de staat, d.w.z. een instelling die het, in de moderne tijden, ontbreekt aan traditie en ervaring. Het belang van deze instelling is, zoals men kon veronderstellen, geconcentreerd op gedirigeerde
verwezenlijkingen, over grote periodes gepland, vooral wat de realisatie van het programma aangaat. Het uitzicht op een uitgebreide activiteit werd op die wijze gevolgd door een stricte, klassicistische en dogmatische eis omtrent de vorm van een nieuwe bouwkunst, die het totaal urbanistisch concept beïnvloedde, b.v. door de dispositie van een symmetrische as, door de aandacht voor het architectonisch detail en vooral door de geschiedenismakende conceptie. Al het overige, wat het ook mocht wezen, werd beschouwd als een afwijking. Het gevolg hiervan is dat de bouwkundige creatie van de
J. KALOUS en Z. CECH: TORENHUIZEN TE PRAAG-KRC, 1962-1967. Algemeen zicht.
De agglomeraties, die sedert het einde van de veertigerjaren werden opgericht in de voorsteden van Praag, hebben over het algemeen niet voldaan van urbanistisch standpunt uit gezien en zelfs niet door de dispositie van de flats. Er werd bijgevolg gezocht naar een nieuwe opvatting - enkele projecten uit de zestigerjaren daargelaten - en dit gebeurde vooral door middel van een groep huizen van veertien verdiepingen te Krc. Hun horizontale projectie - vier vierkanten, die elkaar raken in het midden van een zijde - bevorderde in hoge mate de lucht- en lichtvoorziening en zorgde tevens voor een grote onderlinge isolatie van de flats in dit type van collectief gebouw.
K. PRAGER: INSTITUUT VAN DE MACROMOLECULAIRE CHIMIE VAN CSAV TE PRAAG, 1960-1964.
Het betreft hier een van de eerste bouwwerken te Praag, die afwijken van de dogmatische en historiserende concepties, in de loop van de vijftigerjaren. Het aanleunen bij de ‘technologische’ stroming in de naoorlogse architectuur is duidelijk, zelfs door de toepassing van de ‘curtain-wall’, hier voor het eerst aangewend in Tsjechoslowakije.