Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 19
(1970)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
[pagina 229]
| |
De huidige bloei van de tapijtkunst is ongetwijfeld toe te schrijven aan het feit, dat een artistieke tegenhanger van de louter technische produktie noodzakelijk was. Haar spontane ontwikkeling in de zestigerjaren in verscheidene Europese en Amerikaanse landen, had ook een zeer grote weerslag op de Tsjechoslowaakse tapijtkunst, die niet kon bogen op een lange historische traditie en die zich pas op het einde van de vorige eeuw begon te ontwikkelen. In de eerste helft van de huidige eeuw betrof het meestal werk, dat min of meer terugging op de principes van de historische tapijtkunst, maar de hedendaagse creatie opent volstrekt andere wegen, gelijklopend met de kwalitatieve veranderingen in de kunst, die zowel haar essentie als haar functies hebben geraakt. De nieuwe strekkingen, die de evolutie van de huidige tapijtkunst kenmerken, spruiten voort uit een nieuwe verhouding mens/realiteit, evenals uit de pogingen van de kunstenaars om de gevoelens en de belevenissen van de hedendaagse mens uit te drukken op een nieuwe wijze. De kunst bedient zich van niet-traditionele materialen, de grenzen tussen beeldhouwkunst, schilderkunst en de disciplines, die men ‘toegepaste kunsten’ heette, worden uitgewist. Op die wijze wordt b.v. een textiel, een keramiek of een glaswerk - als het tenminste geen strict utilitaire functie bezit - een kunstwerk. De strekking tot een creatie, eigenhandig door de kunstenaar gerealiseerd - deze strekking wordt geconditioneerd door nieuwe psychologische inzichten - is een karakteristiek, eigen aan alle uitingen van de moderne kunst. De vrijheid van expressie doorbreekt alle traditionele gewoontes, de grenzen van de gebruikelijke technieken, de stricte keuze van de materialen. In deze revolutionaire veranderingen heeft de tapijtkunst het bewijs geleverd van haar levenskracht, die gekenmerkt wordt door een bruisend dynamisme. Zij verliest in grote mate haar oude, figuratieve functie en richt zich tot de toeschouwer met haar specifiek eigen uitdrukkingsmiddelen. Als de tapijtkunst een actuele kunsttak wordt, dan wordt haar evolutie bepaald door de impulsen, die ze ontvangt van haar integratie in de moderne architectuur. O.i. zijn de verhoudingen tussen de tapijtkunst en de bouwkunst inderdaad van primordiaal belang, omdat ze betrekking hebben op ruimtelijke oplossingen, waarin de tapijtkunst een onmisbare synthese moet zijn van de door de moderne techniek bepaalde constructie. Het textielelement moet het menselijk aspect verbinden met het totaalwerk. Hoewel het evident is, dat het niveau van de hedendaagse Tsjechoslowaakse tapijtkunst in eerste instantie te danken is aan de kunstenaars, die zelf hun werk uitvoeren, toch moeten wij de aandacht eveneens vestigen op fabrieksuitvoeringen die, dankzij de nood-
Jiri Tichy: Figuratie 3, wol, 1967, 210 × 47 cm.
| |
[pagina 230]
| |
Jindrich Vohánka: Het jaar 1922, sisaltapijt, 1966-1967, 300 × 400 cm.
| |
[pagina 231]
| |
zakelijke samenwerking tussen ontwerper en realisator, meerdere interessante werken opleverden, b.v. de monumentale compositie van Kveta Hamsiková: ‘De vrede en de oorlog’ (1961), de werken van Vera Drnková-Zárecká: het ontroerend ‘Droevig tapijtwerk’ (1965) en het poëtische ‘Land van het gouden vogeltje’ (1966); deze werken bewijzen dat zelfs vandaag de dag de kunstenaar in belangrijke mate profijt kan trekken uit de samenwerking met de nijverheid. De vraag of het mogelijk is, of onder welke voorwaarden het mogelijk is, andere personen dan de kunstenaar zelf te betrekken bij de realisering van het kunstwerk, is nog steeds aan de orde. Het door de kunstenaar gerealiseerd tapijtwerk blijft in elk geval een exclusief en kostbaar kunstwerk. Om die reden zoekt men ook andere oplossingen, ten einde de tapijtkunst toegankelijk te maken voor het breed publiek. Men tracht het voorbijgestreefd en verouderd systeem van het handwerk te vervangen, men probeert het principe te reduceren van de absolute dualiteit van het werk van de kunstenaar, die de kartons ontwerpt, en van de wever, die de tekening reproduceert; men zoekt naar nieuwe vormen van actieve participatie, men verleent beurzen aan ervaren kunstenaars om voor de fabrieksproduktie uitwegen te vinden, die aan de huidige situatie voldoen. Wat de resultaten betreft, opgeleverd door het tapijtwerk, eigenhandig door de kunstenaar vervaardigd, moeten wij hier de invloed vermelden, uitgeoefend door het onderwijs, in het bijzonder dan de activiteit van het textielatelier van de Hogeschool voor Decoratieve Kunsten te Praag. De leider van dit atelier, Antonin Kybal, heeft enorme verdiensten op dit gebied - evenzeer als wat betreft zijn eigen werk - en put voor zijn pedagogische activiteiten uit zijn diepgaande kennis van de technieken en materialen, zijn ervaringen die hij opdeed in de loop van veertig jaar werk in de textielsector. Vorig jaar b.v. dirigeerde hij het werk van al zijn leerlingen naar het geweven tapijt, in het bijzonder wat de problemen van de uitrusting betreft; de opzoekingen leidden tot bijzonder interessante oplossingen, o.m. wat het transparante tapijt aangaat, waar de weeftechniek gecombineerd werd met deze van het kantwerk, en eveneens wat het van boven naar beneden geweven tapijt aangaat, waar het werksysteem het hoogreliëf in het oeuvre toeliet, enz. Het merendeel van de kunstenaars, die zich systematisch bezighouden met de tapijtkunst, heeft de Hogeschool voor Decoratieve Kunsten doorlopen, hetzij het textielatelier,
Alice Kucharová: Het paradijs, wol, 1968, 200 × 300 cm.
hetzij dit van de monumentale schilderkunst. Enkelen onder hen werkten aanvankelijk samen met de nijverheid, maar de meerderheid keerde zich vroeg of laat tot het eigenhandig geweven tapijt. En juist de resultaten hiervan waren bepalend voor het niveau van de Tsjechoslowaakse creatie. De kunstenaars, die hun tapijt maken met de schering, hebben geen nood meer aan een precies karton om hun plastische visie vast te leggen; zij vertrekken vaak van een benaderende schets, die hun voldoende vrijheid laat om de definitieve vorm van het tapijt te realiseren, en dit tijdens het weven zelf. Sommigen passen angstvallig de klassieke techniek toe en onderwerpen hun werk aan de discipline van het traditionele weefgetouw. Dit is b.v. het geval bij Alice Kucharová, Karolina Gutová en Eva Brodská. Een gelijkaardige werkwijze was typisch voor Jan en Jenny Hladik, althans wat de voorbije jaren betreft; momenteel nemen ze ook wel eens hun toevlucht tot enkele nieuwe expressiemiddelen. Ook Vera Drnkova-Zárecká gebruikt deze methode; vóór zij eigenhandig ging weven, werkte ze systematisch samen met de nijverheid. Andere kunstenaars, die gecombineerde technieken aanwenden, richten zich tot niet-traditionele composities. De ruimtelijke spanningen, de onregelmatige vorm, afgeleid van de plastische inzichten en technieken, het dynamisch reliëf van de structuren en de brede materialenkeus zijn de karakteristieken van deze experimenten. Zo gebruikt Kveta Hamsíková b.v. bij het weven, buiten wol, ook banden van verschillende stof, om op die wijze aan zijn tapijtwerk een a.h.w. levend oppervlak te geven. Jiri Tichy kwam de jongste jaren tot een originele uitdrukkingsvorm, met de ruimtelijk opgevatte delen van zijn oeuvre. Het werk van Jindrich Vohánka en Bohdan Mrázek, die in hun kunst graag sisal aanwenden, wordt gekarakteriseerd door een volmaakt akkoord tussen de actuele, artistieke opvatting en hun kennis van de weeftechnieken en de textielmaterialen. Ten einde de publieke belangstelling warm te maken, maakt de tapijtkunst de jongste jaren veelvuldig gebruik van tentoonstellingen, waarop hedendaagse tapijten geëxposeerd worden. De ontwikkeling van deze kunsttak leidde tot de stichting van een gespecialiseerd museum te Jindrichuv Hradec; de verzamelingen worden gevormd door het Museum voor Decoratieve Kunsten van Praag en hieruit wordt dan geput bij de realisering van meerdere tentoonstellingen in Tsjechoslowakije of bij de deelname van onze tapijtkunstenaars aan internationale manifestaties.
Dagmar Tucná |
|