De jongste 25 jaar grafische kunst
De evolutie van de grafische kunst in Tsjechoslowakije heeft, net zoals deze van de schilderkunst, de beeldhouwkunst en de architectuur, in de jongste vijfentwintig jaar zeer uitgesproken wijzigingen ondergaan. De grafiek en de andere artistieke genres illustreren treffend het bewogen lot van ons kleine land in het centrum van Europa. De grafiek heeft altijd al een belangrijke rol gespeeld in de Tsjechische en Slowaakse culturen; het belang daarvan klimt op tot in een ver verleden en na de oorlog werd deze rol nog meer uitgesproken, vooral wat betreft het sociaal engagement, maar dan jammer genoeg vaak ten koste van het specifieke van deze kunsttak.
In de loop van de jaren na de oorlog (1945-1948), zocht de grafische kunst opnieuw aanknoping met haar verleden; men trachtte de evolutie, die onderbroken werd door de nazi-bezetting, voort te zetten en men spande zich in om een nieuwe plastische expressie te vinden, die het best het nieuwe aanvoelen van het leven zou weergeven. De inspiratie van de kunstenaar werd gestimuleerd, niet alleen door de geestdrift, teweeggebracht door de bevrijding, maar evenzeer door het energieke, georganiseerde werk van de vereniging van Tsjechische grafische kunstenaars, de ‘Hollar’, die dadelijk na de oorlog weerom actief werd en die de bloei en de inspiratie van de beweging tot haar taak beschouwde. Het creatieve elan van de Tsjechische artisten stak ook hun Slowaakse collega's aan; deze laatsten realiseerden op hun beurt een onafhankelijke Slowaakse grafische kunst, bewogen door dramatische impulsen.
Tijdens deze eerste periode, waarin men de krachten vermenigvuldigde, de traditie aan een onderzoek onderwierp en terug aanknoping zocht met de hele wereld, ontstonden uit de verschillende tendensen van de jaren 1920-1930, twee representatieve stromingen, die samen het nieuwe gelaat vormden van de Tsjechische grafiek. De eerste, vertegenwoordigd door Max Svabinsky en zijn school, blijft de academisch-realistische weg volgen uit de 19e eeuw; zij onderlijnt vooral de noodzaak van het souvereine meesterschap en de perfectie van het vakmanschap, maar aanvaardt in elk geval de diversiteit van de opinies. Dankzij dit feit kon de andere stroming, die zich inspireerde bij de avantgardistische impuls van de moderne Europese kunst, haar invloed vestigen. Aan het hoofd van deze stroming stond Emil Filla, een orthodox en hardnekkig verdediger van de moderne Tsjechische kunst van de kubisten en post-kubisten. Tussen deze beide polen in, treffen wij een breed gamma aan van individuele grafische kunstenaars, onder wie wij Frantisek Tichy moeten citeren.
Men kan nochtans met voldoening vaststellen dat al deze strekkingen de Tsjechoslowaakse kunst, die ontstond uit nieuwe positieve waarden, verrijkten. Daar waar de evolutie, vooral door de jongere generaties, gericht werd op avantgardistische ideeën, konden de oudere kunstenaarsgeneraties, met hun traditionele conceptie, evenwel de hoofdkenmerken van deze wit-en-zwart-kunst bewaren doorheen de loop van de ongunstige jaren, die volgden. Het is logisch, dat de naoorlogse periode haar inspiratie zocht in oorlogsreminiscenties en in de heropstanding van het vaderland; dit betekende een wissel op het optimisme van de toekomst.
Wat de in zwang zijnde genres aangaat, treffen wij niet alleen de klassieke vrije grafiek aan, maar evenzeer de toegepaste grafiek, waarin vooral de boekillustratie en de karikatuur (Hoffmeister, Pelc) evenals de tekenfilm (Trnka) merkwaardige successen boekten.
De beloftevolle ontwikkeling van de Tsjechoslowaakse grafiek werd plotseling vertraagd in 1948, toen talrijke extra-artistieke interventies haar continuïteit onderbraken en de inspanningen van meerdere generaties nutteloos maakten. Maar daar waar deze tweede evolutiefase tragisch drukte op het geheel van de Tsjechische kunst, bewaarde de grafiek toch het maximum aan positieve waarden, die als vertrekpunt zouden dienen bij de heropstanding in de zestiger jaren. Steeds - zelfs in de periode van het onvruchtbaar, dogmatisch opgelegd, beschrijvend realisme - treft men, en dan vooral op het gebied van de illustratie en de tekenfilm, werk aan dat een merkwaardige artistieke waarde bezit.
Na 1956, toen verscheidene problemen van politieke aard tot een positieve oplossing waren gebracht, kende de kunst op haar beurt een langzame maar echte wedergeboorte. De voortekens van dit renouveau waren reeds voelbaar in de tentoonstellingen van de leden, aangesloten bij Hollar, de vereniging die, in deze moeilijke omstandigheden, de grafiek en haar recht op vrijheid bleef verdedigen en die eens te meer een belangrijke rol speelde in de normalisering van het artistiek leven. Het signaal tot een beslissende wijziging - niet alleen op het gebied van de grafiek, maar van de gehele kunst - werd gegeven door de jongerengeneratie te Brno, in 1958. Op dat ogenblik werden de boeien verbroken, die het elan van de vrije artistieke creatie onmogelijk maakten. Dat was vooral het werk van de jonge generatie, die met hart en ziel de beginselen van de moderne kunst over de wereld en in Tsjechoslowakije bestudeerde en die geboeid was door de avantgardistische produktie in den vreemde. Op die wijze ontstonden, naast eendagsvliegprodukten, geïnspireerd door de mode, grafische creaties die een fundamentele betekenis bezitten voor de komende evolutie (wij citeren voor de vuist weg kunstenaars als K. Hruska, V. Tesar, J. Fremund, J. John, J. Seryck, B. Kopecky, F. Burant e.a.). De kunstenaarsverenigingen, die men toen oprichtte, vormden de basis voor nieuwe creatieve experimenten; deze verenigingen groepeerden kunstenaars van gelijke opinie en trachtten - mits respect voor elks persoonlijkheid - oplossingen te vinden voor de gemeenschappelijke problemen van de artisten (Groep G, Groep Máj, Groep Krok 57, Groep Profiel, enz.). Op die wijze konden de Tsjechische en Slowaakse grafiekers veel sneller de ‘eenvoudige’ herhaling, uitgaande van de voornaamste artistieke impulsen uit de eerste helft van deze eeuw, te boven komen en overstijgen, en daarbij werd hun de mogelijkheid geboden om hun individuele creatieve ideeën te differentiëren. Vaak
was het precies de grafische kunst, die het best en met het meeste initiatief de problemen oploste, die door de andere kunstdisciplines aarzelend werden aangepakt. Het recht op artistiek experiment - recht dat lange jaren betwist werd - vormt dus de basis van deze evolutie. De meerderheid van de kunstenaars van de oudere generatie keurde deze liberale stroming, gewekt door de jongeren, goed en degenen, die hun toevlucht zochten bij het traditioneel realisme, waren weinig talrijk. Men was de officiële grafiek met haar artificieel engagement moe en de belangstelling van de kunstenaar keerde zich naar zijn eigen ik, wendde zich af van het domein van het beschrijvend realisme (gemakkelijk te begrijpen en conflictloos) en bracht ons terecht in de sfeer van de non-figuratieve conceptie, die beter het gevoel weergaf van het ingewikkeld leven van de beschaving van de 20e eeuw.
Alle opvattingen van de hedendaagse kunst uit heel de wereld, van het extreem expressionisme tot en met de verstandelijke geometrische expressie, vonden hun echo in de grafische creaties. De moderne Tsjechoslowaakse grafiek integreerde zich aldus opnieuw in het internationale artistieke leven en bezorgde de kunstwereld meer dan één interessant initiatief (hier kunnen wij, aan de hierboven reeds geciteerde namen, nog de volgende toevoegen: J. Hadlac,