Denkend aan ‘De Pelgrim’
De stichting van De Pelgrim, waartoe na lange beraadslagingen tussen Van Reeth, Timmermans, Vansina e.a. overgegaan werd, was voor die pleïade Antwerpse katholieke jonge kunstenaars en letterkundigen een historische dag, een soort Font-Ségugne. Geloof en kunst brachten hen bijeen: geloof, besef van de waarde en levenskracht van hun katholicisme, en daaruit apostolaatsijver; kunst, het verlangen van hun talenten dienstbaar te maken aan de opbouw van schoonheid, naar omhoog gericht. Vreemd echter aan de euforie van ‘Ons Rijke Roomse Leven’, vrij van elke sacristiegeur van broederschap of gilde, alleen met de zuiverheid en kracht hunner jeugd, maar deze gewijd door geestelijke inkeer, contemplatie en huiver voor het goddelijke. Vuurhaard van dit ideaal was voor hen de dichterlijke Ruusbroeckenner Leonce Reypens S.J., terwijl concentratie en het nemen van initiatieven lag bij kriticus en dichter Dirk Vansina. Vansina zal wel bij het oprichten van het tijdschrift ‘De Pelgrim’ met verering en weemoed gedacht hebben aan de gelijkaardige poging, een kwarteeuw vroeger gesteld door zijn kunstzinnige stadsgenoot Edmond Debruyn, stichter van ‘Le Spectateur Catholique’, die vranke, hoogstaande en opvallend mooi uitgegeven (Buschman) publicatie. Die helaas, spijt merkwaardige buitenlandse medewerking (Louis Le Cardonnel, Adrien Uitbrouw) het heeft moeten opgeven, alleen een zwakke nawerking nalatend in de Franse poëzie in België (Destrée, Nothomb, Braun, Elskamp). Nu, in de jaren '30 was de toestand sterk veranderd in katholiek, Vlaams en artistiek opzicht. Dan maar in jeugdige overmoed de handen opnieuw aan 't werk!
Een grote troef, die De Bruyn miste, waren de twee namen, die de Pelgrim op hun schild mochten heffen, de twee in volle scheppingskracht werkende meesters van wereldformaat, Felix Timmermans en Albert Servaes; Timmermans, aartspelgrim en innig en kwistig illustrator der katholieke gedachte; Servaes, de gebalde natuurkracht met haar zekere roeping tot kunstvernieuwing. Alleen reeds die band met deze twee grootmeesters aan het hoofd blijft een eer en een vreugd voor alle Pelgrims.
Nog, de groep, de ‘school’ als u wilt, had haar theoretische grondleggers van die katholieke nieuwe esthetiek: naast het bezielend woord van P. Reypens, putten zij hun gedachten bij denkers en leermeesters, bij Jacques Maritain, die de katholieke estetiek streng fundeerde op het Thomisme, en bij Maurice Denis, de heldere formuleerder van het nieuw Credo. Spijtig dient erkend dat beider invloed omgekeerd heeft gewerkt: te weinig Pelgrims durfden Maritains steile abstractie aan, en zo misten zij zijn diepe denkbeelden; te velen lieten zich meeslepen op Denis' heldere maar gemakkelijke uiteenzettingen, die overigens niet werden gestaafd door voorbeelden van zijn persoonlijke werken, want die vielen eerder slap uit. Meest betekenisvolle verwezenlijkingen van De Pelgrim zijn Flor Van Reeths kerkruimten, en Vansina's psychologisch-historische studie over Pascal. De Pelgrims hebben hun eigen weg gevolgd, maar de eerste vonk is niet gedoofd: wat is b.v. het mannenwerk van P. Nuyens met zijn Dominikaner-monografieën anders dan een realisatie van een Pelgrimjeugddroom?
Om te besluiten nog dit: terwijl de meeste Pelgrims der jaren '20 gestorven zijn en heel dit werk lang vergeten schijnt, is er nu iemand die dit ideaal zuiver en boeiend vertegenwoordigt: dichter Gery Helderenberg, zonder enige betrekking tot de Pelgrim, heeft een levenlang niet anders gedaan dan hun idealen overleven, bevruchten en in veranderlijke schakeringen in bloeiende gedichten aan het licht gebracht: hij is de levende Pelgrim-dichter, zijn dichtwerk is na jaren de bekroning en eer van deze hele beweging.
Dr. Joris Caeymaex