Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 19
(1970)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
De Pelgrim-componistenAls oudste Pelgrim-componist figureert Alfons Moortgat (o1881). Wij kunnen hem gerust bestempelen als een specialist van het geestelijk lied. In 1902 begon hij aan het componeren van een verzameling liederen, die in de kerk, maar dan buiten de eigenlijke diensten, konden gezongen worden. Hij wenste daarmee in te gaan tegen de zoeterige kitsch van ‘O Maagd zo rein zo schoon’, ‘O God de zee’ e.d.m. In 1924 waren reeds vier van deze liederenbundels uitgegeven. Bovendien componeerde hij ook nog missen en motetten, maar maakte vooral naam met het mysteriespel ‘Maria's leven’ (op tekst van Aloïs Walgrave) dat op 25 februari 1910 voor het eerst werd opgevoerd te Halle. Na 1914-18 werd het om de vijf jaar hernomen. Het feit dat ook Herman Teirlinck een opvoering bijwoonde, mag gelden als een bewijs dat de muziek en het toneel in het genoemd mysteriespel op avantgardistische wijze werden beoefend.
Mgr. Jules van Nuffel (o1883)Ga naar eind1 maakte in 1916 naam met zijn grootse psalm ‘Super flumina Babylonis’, voor 4- tot 6-stemmig koor met orgel (later ook met orkest). Dit werk werd tijdens de eerste wereldoorlog uitgevoerd met groot succes. Het publiek zag er een psalm in, gericht tegen de Duitse bezetters, gezien de passage: ‘Et allidet parvulos tuos ad petram’. Dit succes leidde tot het componeren van een ‘Te Deum’ voor de verbondenen, voor 4 mannenstemmen (Mgr. van Nuffel was toen professor aan het Mechels Klein Seminarie en had daar uiteraard slechts de beschikking over mannenstemmen). Vermelden wij ook nog zijn vierstemmige ‘Missa in honorem Sanctissimae Trinitatis’, die hij componeerde in 1914. Toen de Duitsers in dit jaar Mechelen bombardeerden en Mgr. van Nuffel de vlucht nam naar Hemiksem, zag hij, bij het verlaten van zijn woning, het manuscript liggen op zijn schrijftafel, hij griste het nog vlug mee en gaf het nadien uit te Brussel. Ook zijn drie geestelijke Meiliederen en zijn motetten (uitg. Dessain, Luik) boekten veel succes. Dit alles illustreert duidelijk, dat de componist al op betrekkelijk jonge leeftijd waardevol religieus werk op zijn actief had staan.
Arthur Meulemans (o1884) was één jaar jonger dan Mgr. van Nuffel en toen hij tot de Pelgrim toetrad, bevond hij zich in zijn eerste stijlperiode: een periode van worsteling om zich vrij te maken van het academisme. Hij wou vóór alles een eigen, moderne stijl bezitten en leunde daarbij aan bij de impressionisten. Zijn eerste liederen getuigen daarvan (Gezelleliederen). Hij componeerde ook nog een ‘Loflitanie van St.-Franciscus’, op tekst van Marnix Gijsen, ‘De Zeven Weeën’ (tekst Hilarion Thans) en een ‘Missa in honorem Sancti Servatii’ (5-stemmig).
De zwager van Anton van de Velde, Jos de Klerk, werd te Merksem geboren in 1885. Hij week in 1914 uit naar Nederland, maar werd steeds bij de Pelgrim in ere gehouden. Reeds vóór 1914 componeerde hij liederen in volkse trant, zoals ‘De vink’ en ‘Wie kan u ooit vergeten’, maar buiten dat ook een mysteriespel ‘De goddelijke Verlosser’, dat in het voorjaar van 1914 te Antwerpen gecreëerd werd. Bij het uitbreken van de oorlog had hij twee acten klaar van zijn opera ‘Baas Ganzendonck’; in Haarlem maakte hij dit werk af, en in 1923 werd het voor het eerst opgevoerd in de K.V.O. te Antwerpen. Zijn mis ter ere van St.-Franciscus van Assisië - in 1923 gecreëerd door het St.-Romboutsknapenkoor te Mechelen o.l.v. Mgr. van Nuffel - werd beschouwd als waarachtig nieuw en baanbrekend werk.
Dom Augustinus Verhaegen (o1886) was geboortig van Kapellen-op-den-Bos, waar hij trouwens nu een monument heeft en een laan, naar hem genoemd. Hij werd Benediktijn in de abdij van Affligem en deed te Mechelen orgelstudies met Oscar Depuydt, daarna ging hij zich verder bekwamen in de compositie bij Aug. De Boeck (harmonie) en Paul Gilson (orchestratie). In 1924 componeerde hij een Mariacantate. Telkens als hem gevraagd werd waarom hij geen missen of motetten schreef voor liturgisch gebruik, antwoordde hij, dat het Gregoriaans de eeuwig jonge zang is voor de kerk, onvervangbaar door gelijk welke andere muziek.
Marinus de Jong (o1891) studeerde tijdens de oorlog 1914-18 aan het Koninklijk Conservatorium te Antwerpen. Toen daar in 1917 de wedstrijd Prijs De Vleeschouwer werd uitgeschreven, kaapte de Jong hem weg met een preludium en fuga voor orgel. Hij componeerde ook liturgisch werk, b.v. zijn ‘Missa Ave Maria’. Hij leefde toen al in de oude (Gregoriaanse) modi, wat nog te merken is in zijn later werk.
Tenslotte de jongste Pelgrim-componist: Flor Peeters. Hij werd geboren in 1903 en trad tot de Pelgrim toe in 1927. Hij was toen reeds een man van aanzien op toonkunstig gebied en als organist. Op de Pelgrim-tentoonstelling van 1930 waren de handschriften van zijn ‘Lof van vier gezangen voor twee gelijke stemmen en orgel’ en zijn ‘Alice Nahon-liederen’ geëxposeerd.
(Gegevens meegedeeld tijdens een interview met Mgr. Jules Vyverman). |
|