Discotheek
Bij Christophorus ontdekten wij nog een aantal bijzonder interessante orgelmuziekplaten, en in de eerste plaats dan een 30 cm.-schijf met orgelmuziek, gespeeld door onze Flor Peeters, op het kathedraalorgel te Mechelen:
Orgelwerke der Romantik und Neuzeit, Christophorus SCGLX 75.728, 30 cm., stereo/mono, 21, - DM.
Dat Flor Peeters één van onze grootste orgelisten is - tevens wereldberoemd improvisator en componist - weet nu onderhand wel elke muziekliefhebber. Deze door Christophorus uitgebrachte plaat is dus een kostbaar bezit voor elke discotheker, te meer, daar ze technisch buitengewoon verzorgd werd en aan Flor Peeters de gelegenheid gegeven werd om alle facetten van zijn meesterschap aan bod te laten komen.
De werken, die hij speelt, zijn: ‘Choral in h-moll’ van César Franck, ‘Suite Evocatrice, op. 74’ van Charles Tournemire, en dan zijn eigen op. 28 en op. 42, nl. ‘Toccata, fuga en hymne op Ave Maris Stella’ en ‘Passacaglia en fuga’.
Grandioze muziekstukken, op even grandioze wijze vertolkt. Deze plaat verdient dus de ruimste verspreiding en alleszins veel grotere bekendheid dan totnogtoe het geval was in ons land.
Bijzonder mool zijn ook de beide volgende Christophorus-schijven: Orgelbarock in Europa, Christophorus SCGLX 75.935, 30 cm., stereo/mono, 21, - DM.
Hier is de solist Helmut Tramnitz, aan het Klais-Orgel van St. Peter in het Zwarte Woud. Hij speelt orgelcomposities uit de 17de en 18de eeuw, uit zes Europese landen, nl. ‘Obra de 8vo tono’ (Sebastian Aguilera de Heredia, Spanje), ‘Chaconne F-dur’ (Henry Purcell, Engeland), ‘Toccata A-dur’ (Scarlatti, Italië), ‘Magnificat G-dur’ (J.-F. Dandrieu, Frankrijk), ‘Ricercar brevis’ (Jan Pieterszoon Sweelinck, Nederland) en ‘Toccata en fuga d-moll’ (J.S. Bach, Duitsland).
Een boeiende keuze dus uit een onschatbare rijkdom. Daarbij meesterlijk vertolkt door Tramnitz (wij bezitten de bekende ‘Toccata en fuga d-moll’ van Bach in verscheidene uitvoeringen, maar deze Christophorusplaat brengt werkelijk het neusje van de zalm!). Het is belevenis op zichzelf te ervaren hoe de orgelist zich inspeelt in de dan toch uiteenliggende temperamenten van de zes voornoemde componisten.
Musik des 18. Jahrhunderts für Oboe und Orgel, Christophorus SCGLX 75.957, 30 cm., stereo/mono, 21, - DM.
Al in 1758 schreef Jacob Adlun uit Erfurt het volgende: ‘Hoewel de meeste orgelwerken in solo worden uitgevoerd, toch is het aangenaam wanneer een hobo of een ander geschikt instrument bescheiden achter of naast het orgel opgesteld wordt, het koraal uitvoert en daarbij door het orgel begeleid wordt...’
En de Erfurtse magister had overschot van gelijk. In die tijd gebeurde het trouwens vaak dat in de protestantse kerken van Midden-Duitsland het orgelspel op die wijze begeleid werd.
De plaat geeft ons een achttal goedgekozen voorbeelden: vier werken van Johann Ludwig Krebs (‘Fantasie F-moll’, twee koralen en ‘Fantasia a giusto italiano’), een van J.S. Bach (‘Christe, du Lamm Gottes’), het koraalvoorspel ‘Durch Adams Fall ist ganz verderbt’ van Gottfried August Homilius, een keuze uit ‘Harmonische Seelenlust’ van Georg Friedrich Kaufmann en een partita van Johann Wilhelm Hertel.
De solisten zijn Georg Meerwein, hobo, en Wilhelm Krumbach, aan het orgel van de slotkerk te Lahm/Itzgrund, Landkreis Staffelstein (Oberfranken). Zij kwijten zich meer dan verdienstelijk van hun taak.
Ook twee kleinkunstplaten hielden onze aandacht gaande, beide bij Philips uitgekomen:
Georges Brassens X, Philips 849.490 BY, 30 cm., stereo/mono.
Dit is meteen de tiende Brassensplaat, die op de markt komt. Voor wie minder vertrouwd mocht zijn met het hedendaagse Franse chanson, een uitstekende gelegenheid om er nader kennis mee te maken. Brassens zingt de plaat vol met tien liedjes: ‘Misogynie à part’, ‘Bécassine’, ‘L'Ancêtre’, ‘Rien à jeter’, ‘Les oiseaux de passage’, ‘La religieuse’, ‘Pensées des morts’, ‘La rose, la bouteille, et la pognée de main’ en ‘Sale petit bonhomme’. Sobere, maar indringende liedjes, gezongen zoals alleen Brassens dat kan, begeleid door zichzelf op de gitaar; Barthélémy Rosso speelt de tweede gitaar en Pierre Nicolas staat achter de contrabas.
Wannes van de Velde: ‘M'n Beste’, Philips 846.209 VVY, 30 cm., stereo/mono. Wannes van de Velde is steeds een teken van tegenspraak geweest in de Vlaamse chansonwereld: door de enen opgehemeld als een volbloed zanger (de enige volkszanger, die wij rijk zijn, zei Johan Anthierens ooit), door de anderen verguisd als een vulgaire liedjeskramer, die in al even vulgair dialect de micro's teisterde. Wat is er van waar?
Naar onze mening zijn wij, buiten Wannes, nog andere volkszangers rijk, maar Wannes himself kàn wat, dat staat wel buiten kijf. Wie zijn ‘Beste’ rustig beluistert, zal beslist onder de indruk komen van de charme en de ruwe schoonheid van het oude straatlied (wij denken b.v. aan de ‘Verhuisliederen’) en er moet ook gezegd, dat liederen als ‘Pieter Breughel in Brussel’ en ‘De Inquisitie’ pareltjes van kleinkunst zijn. Misschien zullen sommigen wel aanstoot nemen aan het zeer erotische (wat een term!) ‘Adam en Eva’ (is dat niet de ver-Antwerpste tekst van het gelijknamige liedje van de Gentenaar Karel Waerie?), maar daar moeten zij maar overheen, want de twaalf overige liedjes brengen Wannes op zijn best. Wij noteren de nog niet vermelde titels even: ‘Margrietje van den Berge’, ‘7 Dagen van de week’, ‘Mijn Sofieke’, ‘Jan Broeder’, ‘Waarvan gaan er de boeren zo schoon?’, ‘Tijl Uilenspiegel’, ‘Ei wat neuze is dat’, ‘Vertrek naar 't slagveld’ en ‘Jef heeft me 'n sjlek gerefuseerd’.