Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 19
(1970)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |||||
Rik LanckrockWeet ik niet, doch het lijkt mij hoognodig dat de reaktionairen zouden inzien dat hun taaie weerstand t.o.v. nieuwe vormen, nieuwe waarden en onthutsende produkties om de toeschouwer tot inzicht te dwingen potsierlijk is. Ergernisgevend bovendien omdat zij hun normen tot DE normen willen verheffen en omdat zij op grond van hun visie en hun opvattingen anderen de les willen lezen. De huidige evolutie kan misschien wel in bepaalde landen vertraagd worden doch in geen geval tegengehouden. In het bestrijden van het nieuwe verraden de reaktionairen en zedenprekers hun onmacht en hun angst. Wie de wereld van vandaag via het teater niet in de ogen durft of kan kijken bewijst overtuigend dat hij vastgeroest zit in het verleden dat beslist geen houvast kan bieden voor het leven van morgen. Overal aanvaardt men de vernieuwingen die het gevolg zijn van de vooruitgang, van andere inzichten, van ontdekkingen op wetenschappelijk gebied, e.d. maar op sommige vlakken - o.m. de erotiek, de seksualiteit, de impulsen die tot geweld, wreedheid, agressiviteit en perversies leiden - zou men de ogen willen sluiten. Ridikuul! Wij moeten alles wat menselijk en belangrijk is om onze bewustmaking te verscherpen op de planken brengen. Wij moeten van onze teaters de allerruimste spiegels durven maken. Slechts door inzicht kan de mens zichzelf en de samenleving verbeteren. Op dit terrein verstoppertje spelen betekent het teater verminken. | |||||
Jaak FontierZie antwoord op de volgende vraag. | |||||
Jules van AckereHet antwoord ligt bij de componisten. Daar al deze vragen min of meer ineenlopen zal ik de antwoorden in een algemene beschouwing samenvatten: Nooit lijkt mij de vervreemding tussen de kunstenaar en het publiek dieper geweest dan nu. We hebben geen muziek meer die plezier doet, zoals Mozart het wilde. Dat brengt ons tot een zeer belangrijk probleem, de zgn. lichte muziek. Er is een gapende kloof tussen de gespecializeerde kunstmuziek (met een grote K, zoals men zegt) en de muziek als ontspanning die, ook zij, volkomen van waarde kan en dient te zijn en wat men ons nu als ontspanningsmuziek durft opdienen. Bij de eerste spitst zich de aandacht vooral op de seriële en elektronische verschijnselen. De seriële muziek wordt voor een goed deel door een soort snobisme gedragen en niet alleen bij de ‘liefhebbers’: bij meer dan een toondichter dekte de ‘seriële krisis’ het feit dat hij niets voor dodecafonie voelde, maar niet de indruk wilde geven haar niet te kennen of te misprijzen. Aan het resultaat gemeten, wat zal er van die seriële gewrochten overblijven of, beter, wat kan daarvan de luisteraar boeien, voor wie de toondichter zijn muziek toch laat uitgeven en uitvoeren? Zonder de elektronische muziek, zoals Ansermet, als ‘buiten de mens’ staande af te wijzen, kan men vinden dat ze in haar zoeken naar nieuwe timbres er nog geen gevonden heeft die expressiever zijn dan de oude. Bij de luisteraar - hij is het die telt - wekt de elektronische muziek meestal een indruk van slopende monotonie... De elektronische muziek is in vele gevallen een samenraapsel van effekten die nogal dikwijls op indrukken van verrassing, angst en dreiging speculeren en soms, aan retorisch en pseudo-dramatisch gedoe, met de zwakste produkties van de romantiek wedijveren! De elektronische muziek heeft me leren de balletten van Delibes en de operettes van Kalman waarderen! En de ‘lichte’ muziek? In feite stelt zij een probleem even belangrijk, zo niet belangrijker dan de ‘grote’ kunst. Zij heeft een gewichtige opvoedende taak. Zij dient tegelijk als wegbereider naar de ‘hogere’ muziek en als afleider van de waardeloze, smakeloze wanmuziek. De zogenaamde ‘ernstige’ muziek zal altijd haar kring van vereerders hebben en die kring zal altijd beperkt blijven. Hier gaat het om de massa en de veredeling van haar levensstijl. Trouwens, ook wie muziek niet als een ontspanning maar als een levensnoodzaak, een innerlijke verrijking, een studie-object opvat, heeft niet altijd zin om naar de orgelwerken van Buxtehude of de dodecafonische constructies van Webern te luisteren. Ook voor hem mag de muziek een ‘divertimento’ zijn, in betere zin. Helaas, wat wij nu als zodanig moeten ondergaan, overal, in het restaurant, op het strand, bij de vrienden en in het openbaar en ook thuis via die ‘culturele verklikkers’ zoals de h. Knaepen ze noemt, de radio en de televisie! Vroeg men mij naar een symbool of een teken van de hedendaagse oppervlakkigheid en vulgariteit, dan koos ik het ‘chanson’! Het is al typisch dat de mens niet meer bekwaam lijkt te zijn zich met zuiver-instrumentale muziek te ontspannen. Hij heeft het woord nodig, het gebaar, het gelaat, de mop en al de rest. De muziek? Een voorwendsel, een ellendig zenuwslopend iets: de platste wendingen, het primairste ritme, een harmonie gereduceerd tot een paar passe-partoutakkoorden, u weet wel twee of drie die voor alles dienen en de indruk geven dat de man of het kind gitaar kan spelen. Als we die muziek horen, dan, meer dan ooit, houden we van de heerlijke stilte. We staan voor een impasse. Zo kunnen we niet verder of dan is er spoedig geen verschil meer tussen muziek en geluid: als resultaat wel te verstaan, want dit bedenkelijk resultaat is soms de vrucht van uiterst verfijnde structuren! ‘La deshumanisación’ van de kunst lijkt pas voor goed te beginnen: we moeten de mond en de neus voor het stof en de stank dichthouden, de oren voor het geraas en voor de tocht van de hoogbouw! Wat voor adjectief zou Léon Daudet, die sprak van ‘ce stupide dix-neuvième siècle’ nu voor onze tijd moeten overhouden als hij veel van zijn bouwsels en verkavelingen zag, kennis had van zijn ‘abstrakte’ visies en zijn ‘konkrete’ geluiden, de stijl van zijn jeugd en de aard van haar ontspanning, zijn bezoedelingen van de natuur en de lucht? Nu ja, elektronische en mechanische experimenten, generators, banden, mixers, de mens springt er misschien toch weer uit? | |||||
Jos De MaegdDoor steeds pregnanter en intenser de levende mens bewust te maken van zijn existentiële situatie, zijn staan-in-de-wereld, zal de kunst in de juiste zin evolueren. Zoals de wetenschapsmensen de wetenschap voor eenieder hebben toegankelijk gemaakt, zo zal de kunstenaar de kunst voor eenieder open maken, in de erkenning dat het kunstzinnige de wezenlijke uitdrukkingsvorm van de mens is. Tot nog toe echter werd, op enkele uitzonderingen na, die dan - evenals de Bêta's of de Gamma's van de wetenschap - hun creativiteit, binnen de door de machtsdragers voorgeschreven kanalen, konden uitleven, de muzische en ludische drang bij de meeste mensen onderdrukt. Door het decreteren van normen - voor onderwijs en opvoeding - die louter op de rede en de wil afgestemd waren, slaagde men er in het natuurlijk-kunstzinnige in de kiem te smoren. Kunst kan slechts gunstig evolueren indien men haar wezenlijke eigenschap weer erkent. Kunst is de eigenschap om de betrokkenheid- | |||||
[pagina 91]
| |||||
op-het-leven, het totaal-mens zijn, in aangepaste tekens, symbolen, gebaren of vormen uit te drukken. De taal van de kunst is, in haar diepste wezen, de taal van de liefde; nog lang wellicht zal ze tegen ‘de machten van het kwaad’ de zweep moeten hanteren. (Is zelfs Bacon's vlijmscherp rekwisitorium, dat vaak op haat lijkt, niet ontstaan uit gefrustreerde, zich-machteloos-voelende liefde?) Eens van hun remmingen bevrijd, zullen de mensen de moed kunnen opbrengen zich spontaan en creatief te gaan uitdrukken, ‘opnieuw te worden als kinderen’... echt en oprecht. Dat kunnen zij niet, zolang ze zich veiliger wanen binnen de opgelegde denkpatronen en ze zich tegen elke poging om hen tot echte vrijheid uit te nodigen angstvallig verweren. De mens komt niet tot kunst zolang Eros en Psyche gescheiden blijven, zolang hij niet poogt die tweespalt te doorbreken. | |||||
Emiel LanguiIs een profetie, waaraan niemand zich zal wagen, hoop ik. | |||||
André RoelantUitgaande van de persoonlijkheid van elke artiest, geloof ik dat er steeds objectief en subjectief gerichte kunstenaars hebben bestaan. Natuurlijk is deze indeling, zoals elke indeling van groepen mensen, relatief. De objectief gerichten hebben getracht hoofdzakelijk met het verstand de hen omringende wereld vast te leggen, gebruikmakend van zelf opgelegde normen, theorieën of wetten, dus een zuivere geesteskunst (b.v. Vermeer, Impressionisme). De subjectief gerichten daarentegen lieten zich hoofdzakelijk leiden door hun gevoel; men kan hier spreken over gevoelskunst (b.v. Rembrandt, Expressionisme). Maar denkelijk is de kloof tussen deze twee groepen nooit zo duidelijk en scherp geweest als nu. Bij de subjectieven zijn het Pop-art, Nieuwe Realisten, bij de objectieven Constructivisten, Minimal Art, A.B.C. Art, Hard-Edge, kortom elke vorm van koude abstractie. Wel zou het wenselijk zijn dat beide richtingen de tijd zouden kunnen trotseren op stoffelijk gebied, dus voldoen aan minimale technische eisen. Ze zullen dus eventueel gebruik maken van al de eigentijdse procédés om hun werk te conserveren.
Toneel uit ‘De Jongens’ van Mart Crowlen, opgevoerd door het N.T.G. (Jack Monkan, Werner Kopers, Hugo van den Berghe, Herman Coessens) (foto Juul Vandevelde)
‘Wij moeten van onze teaters de allerruimste spiegels durven maken’ (Rik Lanckrock). | |||||
[pagina 92]
| |||||
In welke zin zou de kunst gunstig kunnen evolueren? | |||||
Albert SetolaIn gunstige zin kan alleen een kunst evolueren die bereid is afstand te doen van elke vorm van pretentie. | |||||
Eugène van ItterbeekIn het antwoord op vraag 3 heb ik reeds een belangrijk element aangegeven van de artistieke ontwikkeling. Over de verdere evolutie van de kunst durf ik me niet aan voorspellingen wagen. De historische materie waarin wij leven is zo variabel, dat het maken van prognosen eigenlijk in tegenstrijd is met de actuele situatie. Een ‘ontwikkeling’ veronderstelt finaliteiten. Ieder dichter weet dat een kunstwerk op zichzelf een finaliteit is, maar bij het schrijven van het eerste woord weet hij niet welk het laatste woord zal zijn. Wat voor de individuele schepping geldt, is ook waar voor de kunst collectief bekeken. Men kan alleen maar hopen dat dit laatste kenmerk gevrijwaard mag worden van elke inmenging van niet-artistieke aard. De gunstige evolutie van de kunst zal afhangen van de artistieke vrijheid. | |||||
E. De WildeKunst evolueert bij de gratie van creatieve persoonlijkheden. Die vragen zich niet af of hun creaties gunstig of ongunstig worden beoordeeld. Hun criterium is het werkelijkheidsgehalte van hun werk. | |||||
Gaby GyselenKunst evolueert - (of zou het m.i. moeten doen) - met en in de mens die haar voortbrengt. Zij is menswording. Een artistieke persoonlijkheid kan en mag geen algemeen gangbaar recept dulden, het recept bestaat trouwens niet. | |||||
Gerard WalschapWie op zeventig jaar drie kunstenaarsgeneraties heeft gekend, weet hoe snel de smaak verandert en zoekt niet naar het onvindbaar antwoord op deze vraag. Indien hij het bij toeval vond en het werd bij toeval gevolgd, zou het nog maar voor één dag zijn. | |||||
Flor PeetersEvolueren is een gevaarlijk woord! Een motet van Dufay of een madrigaal van Demonte hebben in essentie evenveel waarde als een symfonie van Beethoven. Kunst blijft steeds vakmanschap, hart en geest. | |||||
Stan BaeleDe kunst zou gunstig kunnen evolueren wanneer duidelijk bepaald werd wat men heden onder kunst en kunstenaar verstaat. De zuiverste maatstaf blijft volgens mij een volledige loopbaan in het teken van de kunst. Duidelijk onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen: een beroepskunstenaar, een functionaris-kunstenaar, een vrijetijdskunstenaar. Van regering uit echter (Ministerie van Kunst en Cultuur), zou duidelijk moeten worden gesteld wie kunstenaar is en wie niet. Indien men eens ernstig werk wilde maken van het statuut van de kunstenaar! Indien men een degelijke studie zou maken van de waarde van het kunstwerk! Een duidelijk onderscheid tussen
Artistieke waarde moet in het bereik liggen van iedere kunstminnende. Voor de artistieke waarde staat de kunstenaar zelf borg. Een degelijke voorlichting zou belangstellenden winnen waarvan velen nu overgeleverd worden aan handige prullenverkopers. In dit opzicht heeft het Openbaar Kunstbezit reeds reuzenwerk verricht. Iedere kunstrichting zou echter aan bod moeten komen. Er dient duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen consumptionele kunst, de kunst van de ultra-korte golf geïntegreerd in de decoratieve- of toegepaste kunst en gedoemd om steeds weer vervangen te worden, en de traditionele kunst, de kunst van de lange golf, doordrongen van geestelijke waarden. De kunst die met totale inzet van de kunstenaar streeft naar het vastleggen van een sprankel eeuwigheid, op zoek naar de oorsprong van het leven. Beide fenomenen zijn naast mekaar bestaande grootheden, in de mens aanwezig. Het ene legt zich toe op het vergankelijke, het andere op het eeuwige. Het dient tot niets dat beide mekaar bestrijden of doodzwijgen. Op waardebepaling komt het aan. Streven naar een waardebepaling, gegrondvest op een duidelijke stellingname: tijdelijk! of eeuwig! Tijdelijke of consumptionele kunst, en eeuwige of traditionele kunst gehoorzamen aan hun eigen maatstaven. Deze maatstaven dienen te worden aangelegd na overleg en raadpleging van kunstenaars werkzaam in de ‘Experimenten zullen nooit uitgeput raken, zoals gekken steeds weer op hun hoofd zullen gaan staan, het hoort erbij’ (Albert Setola). desbetreffende gebieden. Nu worden enkel en alleen de maatstaven van de consumptie toegepast en wil men deze mordicus doen aanvaarden als alleen geldig. | |||||
André DemedtsAls er aan een evolutie moet gedacht worden, is er maar ene die belang heeft. Zij gaat afzijds van het rumoer en de aanstellerij ongehinderd verder als de permanente revolutie van Trotsky. Zij is het gevolg van een persoonlijke begaafdheid, gericht op verdieping van het zelfbewustzijn en het manifesteren van zichzelf in de samenleving. | |||||
Robin HanneloreAls de kunstenaars er ooit mochten in slagen échte vaandeldragers en ‘burgers’ van Utopia te worden als maatschappelijk levende en sociaal voelende mensen (dus zonder de branieachtigheden, publiciteitsstunts, mytologiseringetjes en pruikentijdallures waaraan wij gewend zijn), dan zou deze | |||||
[pagina 93]
| |||||
vraag écht het overwegen waard zijn. Want kunst moet én kan zich inzetten voor idealen, kunst kàn bezielen en stimuleren, kunst kàn afrekenen en voorspiegelen, kunst kàn verrijken en veredelen, kunst kàn gelukkig maken en terechtwijzen. De eerlijkste strijd ter wereld zal altijd die met woorden zijn. Waar het woord een wapen is, en màg zijn, daar wordt er niet aan buskruit en staal gedacht. De utopische kunst is dus zeker de eerlijke geëngageerde kunst. De etische kunst zal overigens steeds de rust en de vrijheid moeten afdwingen waarin de estetisch gerichte kunst kan gedijen. | |||||
René SoeteweyDit hangt af van de kunstenaars zelf. Zie mijn vorig antwoord. | |||||
Michel SeuphorDe evolutie van de kunst hangt uitsluitend af van de scheppers, die zich van deze evolutie helemaal niets aantrekken. De echte kunstenaar drukt zich uit omdat hij moet. Hij denkt noch aan het succes, noch aan de toekomst van zijn werk, maar uitsluitend aan de realisering ervan. Het is een onvoorwaardelijke akte van liefde. | |||||
Roger SomvilleHet staat voor mij buiten twijfel, dat de wegen van het realisme uitgeven op nieuwe verworvenheden en vrijheid. Ik geloof dat de kunst van onze tijd gedomineerd zal worden door de realistische houding. Van Gogh, Ensor, Picasso, Permeke, Siqueros zijn belangrijke etappes van de opmars van het picturaal realisme, dat slechts socialistisch kan zijn. | |||||
Gaston ClaesEr is geen passe-partout, om de literatuur weer tot literatuur te maken. Er is geen toverformule, om de traditie van grote vertellers als Böll, Faulkner, Hemingway, Greene, Mauriac of Solzjenitsin voort te zetten. En er is bij ons geen toverstaf te vinden, om de opvolging van een Marnix Gijsen, een Walschap of een Daisne te verzekeren. Er is alleen weer, zoals in de oeroude waarheid ‘terug naar de bronnen’, te zoeken naar de zin van een doodsimpele wekroep ‘terug naar de literatuur’. Maar dan asjeblief niet met wonderzalfjes, die ‘hermetisme’ of ‘experimentele literatuur’ heten. Die zullen het niet en nooit doen. De echte romankunst zal toch blijven bestaan. Omdat elke periode haar dosis talent produceert. Talent dan dat het niet gaat zoeken in het buitenissige. Dat is mijn rotsvaste overtuiging en Goddank, sta ik dan toch hiermede niet alleen! | |||||
Hector WaterschootZal de evolutie van de kunst in de XXe eeuw een andere wending nemen? Ongetwijfeld spelen in dit proces verschillende elementen een rol, elementen die vroeger weinig of helemaal niet aan bod kwamen. Het huidig levensritme heeft een peil bereikt dat voorheen ongekend was, de groei van een agrarische naar een technokratische samenleving voltrok zich aan een ongemeen hoog tempo. Het patroon van de westerse samenleving werd hierdoor grondig gewijzigd en nog steeds worden allerhande ‘heilige huisjes’ neergehaald en gevestigde waarden in vraag gesteld. Het ergste verwijt dat men aan de kunstenaar zou kunnen richten, zou trouwens een afzijdigheid t.o.v. deze evolutie zijn. Het feit dat het fenomeen van de hedendaagse kunst het onderwerp vormt van allerlei disputen betekent dan eigenlijk een positief element voor deze kunst. Bovendien heeft de kunsthandel zich dermate ontwikkeld dat het soms niet de kunstenaars zijn die de evolutie van de plastische kunst bepalen, maar wel de marchands. De evolutie in het jongste decennium lijkt bv. enkel op deze wijze te verklaren. Deze invloed doet zich gevoelen tot in het atelier van de kunstenaar, want het oeuvre van menig kunstenaar illustreert een ontwikkeling die eerder ingegeven is door de zorg om ‘bij te blijven’ dan wel om voor zich zelf nieuwe uitdrukkingsmiddelen te zoeken. Zich ontvankelijk open stellen voor nieuwe stromingen, eigentijdse materialen en ruimere technische mogelijkheden, betekent geen breuk met het verleden evenmin als het een symptoom is van een modieus snobisme. Aan de kunstenaar het recht toekennen ongehinderd te experimenteren, mogelijkheden af te tasten of ongekende gebieden van de menselijke psyche te exploreren, impliceert niet de erkenning van artistieke kwaliteiten. Het beaat aanvaarden is even verkeerd als het ongemotiveerd afwijzen. Men moet iedere artistieke kreatie kritisch benaderen, het koren ziften uit het kaf of... de speld zoeken in een hooiopper. Alleen op deze wijze is het mogelijk tal van excentrieke uitingen met een glimlach voorbij te gaan, artistieke naäperij te relativeren, technische begaafdheden naar waarde te schatten en uitzonderlijk een eerlijk en heerlijk kunstwerk te bewonderen, de ‘Brueghel nabootsen, maar sterven zonder een moment zelfontdekking?’ (G. Gyselen). communicatie te beleven tussen een geïnspireerd kunstenaar en een ontvankelijk toeschouwer langs het medium van het kunstwerk om. | |||||
Alfons van ImpeDe kunst is in vele gevallen verengd tot de hermetische uitdrukking van één individu: is dit niet symptomatisch voor het vereenzamingsproces waarin zich onze samenleving opsplitst? Een evolutie kan dus niet anders gaan dan in de richting van een socialisatie, van een verwijding. | |||||
Maurits BilckeDoor integratie in het dagelijks leven. Het antwoord zal komen van de kunstenaars zelf. Ik heb vertrouwen in hen. | |||||
Timm UlrichsDe toekomst van de kunst hangt af van haar vermogen om kunst van de toekomst te blijven. |
|