Inleiding
In het slot van het artikel ‘De kunst is ziek - een immer actueel thema’ (‘Vlaanderen’ nr. 108, rubriek ‘Kunst en Geest’, pag. 423) bracht de auteur ervan, Dr. Albert Smeets, een aantal vragen naar voren, die peilden naar de toekomstperspectieven van de kunst. Deze probleemstellingen, alsmede de wens van de redactie om niet lang na het ‘diagnose’-nummer ‘Is de hedendaagse kunst ziek?’ (nr. 108) een ‘therapie’-aflevering uit te geven, hebben onmiddellijk geleid tot de realisering van een nummer ‘Blijft kunst kunst?’.
Samensteller en redactie waren van oordeel, dat het boeiend zou zijn er andermaal een enquête-aflevering van te maken, indachtig de buitengewoon geslaagde formule, die indertijd voor ‘Naar een revival van de figuratieve kunst?’ (West-Vlaanderen' nr. 68, maart-april 1963) werd toegepast.
Onze enquête omvatte negen vragen (zie hieronder); ze werden zo algemeen mogelijk en zelfs opzettelijk naïef gesteld, ten einde in de antwoorden een rechtzetting uit te lokken, die zelf reeds veel van de probleemstelling tot evidentie zou herleiden.
Zij werden vertaald in het Engels, Frans en Duits en toegezonden aan een 150-tal kunstenaars, critici, verzamelaars en museum- en galerijdirecties uit Europa en de U.S.A., met verzoek enkele van deze vragen te beantwoorden en te verklaren met een bondig betoog, uiteraard dan uitsluitend voor wat betreft de kunstdiscipline, waarin zij bedrijvig zijn. 32 antwoorden bereikten ons binnen de vastgestelde termijn. Wij hebben de anderstalige vertaald in het Nederlands en ze dan in een totaal willekeurige volgorde geplaatst. Ten einde de leesbaarheid van dit nummer te bevorderen en om tevens de eventuele tegenstellingen en parallellismen beter in evidentie te stellen, hebben wij de antwoorden gegroepeerd per vraag. Sommige antwoorden, die meer bedoeld werden als algemene beschouwingen over de gestelde problemen, hebben wij geplaatst bij de vraag, waar ze o.i. best thuishoorden, wat uiteraard een subjectief standpunt is. De onderschriften bij de illustraties zijn, behoudens enkele uitzonderingen, het werk van de redactie, die hiermee geen andere bedoeling nastreefde, dan alleen maar een spel tussen beeld en woord. Bij de keuze van de illustraties werd, zoveel als het ook maar kon, rekening gehouden met de wensen van de medewerkers.
Tenslotte verwijzen wij ook nog naar de bijdrage op pag. 111 geschreven door de samensteller van dit nummer, waarin hij gepoogd heeft een synthese te maken van de antwoorden op onze dan toch wel boeiende enquête.
1. Men beweert dat de kunst dood is, het nulpunt heeft bereikt. Is deze bewering gewettigd? Heeft de kunst geen toekomst meer?
2. Heeft de kunst haar mogelijkheden uitgeput van vernieuwing en experiment, zodat het antitraditionalisme zelf een traditie is geworden en dus zijn zin verliest?
3. Denkt U dat men naar de grote tradities van het verleden zal moeten terugkeren (bv. onder de vorm van een esthetisch eclectisme)?
4. In welke zin zou de kunst gunstig kunnen evolueren?
5. Biedt het idee van de integratie der kunsten een uitkomst?
6. Gaat de kunst naar een steeds grotere incommunicabiliteit en hermetisme?
7. Zal de individuele kunstcreatie vervangen worden door de gemeenschapscreatie?
8. Welke grote problemen zullen zich stellen voor de kunstenaar en welke oplossing ziet U ervoor?
9. Kan een wijziging van de instellingen en van de maatschappelijke verhoudingen een oplossing brengen voor de problemen van de kunst? Welke?