hallelujah en nog zeventien andere evenzeer bekende liederen worden u op deze beide schijven aangeboden in een superbe uitvoering. Vier mannen, die op een bijna voor onmogelijk te houden wijze samen-zingen en dat met een overgave, een intensiteit en een ritmiek, die hun weerga niet vinden. Kortom: enorm!
Technische verzorging van de schijven: al even enorm.
Voor wat betreft de instrumentale muziek, gingen wij andermaal putten uit de overvloed van Christophorus en onze keuze viel op een 3-tal uitstekende platen:
Concerti grossi, Christophorus SCGLP 75.896, 30 cm., stereo/mono, 21,- DM.
Omstreeks 1600 ontwikkelde zich vanuit Italië een nieuwe compositietechniek, waaruit dan, tachtig jaar later, de bewuste vorm van het concerto grosso zou voortkomen. De eerste concerto-grossicomponist, die naam tenvolle waardig, was Corelli; de vruchtbaarste evenwel kunnen wij Antonio Vivaldi noemen (met bijna 500 bekende concerti). Deze plaat bevat van deze beide meesters een concerto, plus dan nog twee van Scarlatti. Roland Douatte leidt het Collegium Musicum van Parijs en als solisten treden op: Maxence Larrieu en Raymond Guiot, fluit; Pierre Pierlot, hobo; Maurice André, trompet; Laurence Boulay en Alain Roizenblatt, clavecimbel. Zij kwijten zich allen voortreffelijk van hun taak.
De technische zorg, die Christophorus aan haar uitgaven besteedt, is spreekwoordelijk. Dit geldt evenzo voor de beide volgende L.P.'s.
W.A. Mozart: Konzert für Fagott und Orchester B-dur, K.V. 191-F.X. Richter: Sinfonia A-dur, op. 4, nr. 5-C. Stamitz: Sinfonie E-dur, Christophorus SCGLP 75.887, 30 cm., stereo/mono, 21, - DM.
Het fagotconcerto van Mozart (K.V. 191) behoort tot de moeilijkste stukken uit de fagotliteratuur. Met een verbazingwekkende kennis van het instrument heeft Mozart de mogelijkheden van de fagot uitgebuit. Gerhard Haase, die lange jaren als leraar en solist in Zuid-Amerika doorbracht en momenteel solo-fagotspeler is bij de Süddeutsche Rundfunk Stuttgart, wordt in deze nieuwe opname dus voor de zwaarste moeilijkheden gesteld, maar neemt ze met een uitzonderlijke virtuositeit en een zwier, die Mozarts muziek knap tot haar recht laat komen. Hij wordt begeleid door het in 1951 opgerichte Praagse Kamerorkest, dat door zijn vele concertreizen ruime bekendheid verwierf. Tot het vaste repertoire van dit orkest - dat de eigenaardigheid bezit zonder dirigent te spelen - behoort de vroegklassieke muziek en de componisten van de Mannheimerschool. Twee werken uit deze tijd, nl. van Richter en Stamitz, passen dus goed bij de compositie van Mozart.
Alleszins hard aanbevolen!
Max Reger: Variationen und Fuge fis-moll, op. 73; 3 Choralvorspiele aus op. 79b; Kyrie, Gloria, Benedictus - Orgelmesse aus op. 59, Christophorus SCGLX 75.928, 30 cm., stereo/mono, 21, - DM. Over Regers orgelmuziek en haar waarde voor onze tijd, bestonden tot voor kort nog de meest onderscheiden opvattingen. Momenteel echter dient zij zich geschiedkundig waardevoller aan, dan het ooit het geval was sedert Regers dood in 1916.
Het orgelwerk van deze componist werd totnogtoe zelden op plaat gebracht. Zijn opus 73 - het hoofdwerk op de schijf, die hier onze aandacht gaande houdt - komt nergens anders voor in de nochtans enorme Duitse fonoplatenproduktie. De vertolker, Werner Jacob, die het Peter-orgel van de St.-Nicolaihoofdkerk te Hamburg bespeelt, werkt als cantor in Nürnberg en verwierf door talrijke radioöpnamen en concertreizen ruime bekendheid. Hij maakt van Regers muziek a.h.w. een droomtocht doorheen klankkleuren, nogal hermetisch bij de eerste beluistering, maar bij nader beschouwen (of ‘behoren’?) wordt het een boeiende ontdekkingsreis doorheen het werk van een groot meester, die jammer genoeg té weinig bekend is.
J.v.R.