vlaanderen
Al + editoriaal + e
De deining rond de toekenning van de staatsprijs voor letterkunde aan Jef Geeraerts is nog altijd niet geluwd. Maar vergeten we niet dat ook in het verleden er wel eens beroering is geweest in verband met de toekenning van de officiële prijzen. Van sommige zijden heeft men minister Van Mechelen verweten, dat hij het voorstel van de jury niet had mogen bekrachtigen. Maar toen een Vlaamse provincie destijds de jury niet volgde, brak een rel uit, waarover thans nog wordt geschreven. Wanneer een minister in eer en geweten een jury van bekwame leden heeft samengesteld, kan hij praktisch niet anders dan het advies van deze jury bekrachtigen. Indien het tegenovergestelde regel wordt, gaan we naar persoonlijke willekeur. De malaise zit dieper dan deze procedurebeschouwing. De herrie, ontstaan rond de al of niet bekroning van Dr. Elias' geschiedkundig werk over de Vlaamse Beweging, bewijst dit eens te meer. De malaise is trouwens niet tot ons land beperkt. De Deutsche Kunstpreis der Jugend is voor de tweede maal niet toegekend en ook dat heeft aanleiding gegeven tot een echte rel. Daarom werd op 27 november l.l. een uitgebreid Forum samengeroepen om zich te beraden over de Kunstpreis. Wat uit de bus is gekomen, is misschien niet ideaal, omdat een sterk vertegenwoordigde drukkingsgroep, de Stuttgarter Cooperative, goed georganiseerd, zijn tamelijk eenzijdige opinie heeft doorgeduwd. Als belangrijk princiep werd bedongen dat de landen en steden, die de Kunstpreis subsidiëren, deze subsidiebedragen in het totaal ter beschikking zouden stellen van de deelnemende kunstenaars, die het naar eigen inzichten zouden aanwenden. Het Forum stelde een voorlopige organisatievorm voor, waardoor het mogelijk zou worden deze zelfbestemming te verwezenlijken. Jaarlijks zou één grote tentoonstelling ingericht worden die uit niet-gejureerde regionale tentoonstellingen samengesteld wordt. Op de regionale tentoonstellingen mag iedereen werken insturen,
maar de deelnemers moeten hieruit tien stuks kiezen voor de centrale tentoonstelling ‘Deutsche Kunstpreis der Jugend’.
Tot daar in grote trekken de voorstellen van het Forum. De algemeen gangbare eis tot inspraak is hier tot exclusiviteit doorgedreven. Enkele kunstcritici hebben reeds stelling genomen tegen deze voorstellen, die volgens hen alleen tot de onttakeling en het einde van de Kunstpreis zouden leiden.
Men moet niet van het ene uiterste in het andere vallen. De officiële prijzen worden ingericht zonder enige uitspraak of zelfs advies vanwege de kunstenaars. De hele organisatie gebeurt als het ware achter hun rug om. Maar of toevallige vrije vergaderingen van kunstenaars bewaam zijn om de hele zaak met alle organisatie-problemen feilloos over te nemen, is een ander probleem. Meer realistisch is de opvatting van een Vlaamse gedeputeerde, die de vraag heeft gesteld of het de taak van de overheid is om kunstprijzen te organiseren. De overheid moet zorgen voor de culturele infrastructuur en de nodige middelen ter beschikking stellen. In Frankrijk zijn de grote prijzen geen staatsprijzen, maar is de Prix Goncourt daarom minderwaardig? Is het voorstel niet te overwegen dat de kunstprijzen niet meer door staat of provincies georganiseerd worden, maar door kunstenaarsverenigingen of daartoe geëigende instellingen? Meteen zouden de kunstenaars, als leden van deze verenigingen, ook inspraak en toezicht kunnen uitoefenen op iets wat hen rechtstreeks aangaat. De staat zou de kredieten, die nu in de begroting voor de inrichting van kunstprijzen ingeschreven zijn, met dit doel overdragen aan de betrokken verenigingen. Het lijkt ons dat o.a. het C.V.K.V. hierbij een belangrijke rol kan spelen.