1950-1954) voorgoed te bundelen. Op beeldende wijze verklaarde de toondichter zelf een geestelijke humusbodem met dit werk te hebben geschapen. Hij leerde de jeugd een werkelijk erfdeel ontdekken dat de natuurlijke belangstelling wekt en zich door een eenvoudige en gezamenlijke inspanning kan openbaren. In de grond van de zaak bedoelt Orff niet zozeer de methode doch eerder de weergave van een vergroeide taal- en klankwereld. Gelovend in de onverstoorbaarheid van de ontvankelijke kinderziel en in de spontaneïteit ervan, schenkt hij het jonge leven de veelvuldige gelegenheden om de eigen scheppingsdrang te bevrijden door een samenwerking van taal, beweging, zang en spel. Zo ontwierp of vernieuwde hij met die bedoeling het geschikte materiaal: trommels, klokkenspel, xylofonen, metallofonen, en andere slag- en tokkelinstrumenten tot het eigen instrumentarium (zie afb.), dat volledig in het bereik der jeugdige vertolkers bleef. Naast de menselijke stem als voornaamste steun der melodie voorzag hij nog allerhande nevenschakeringen en elementen als handgeklap, fluiten, trappen met de voeten enz. om het ritme te beklemtonen of op te drijven. Bij dat alles herleidde hij de rol van het muziekschrift tot het oorspronkelijke doel terug: een middel om de eigen vondsten te onthouden, en onthief daardoor de leerlingen de moeite van het ontoereikend noten-lezen of reciteren.
Bij deze voorstelling van Ons Dorado is het zeker niet de bedoeling nader op dit Schulwerk in te gaan. Toch moet er nog gewezen worden op het feit dat Carl Orff daartoe geen nieuwe liederenschat wou scheppen. Hij ging om zo te zeggen, luisteren naar de stemmen der volkeren, volgde de weg der taalontwikkeling en verzamelde in de boekdelen de meest verscheiden teksten, liederen, rijmen, spreuken, sprookjesballaden... die meteen het diepreikend fundament tot zijn grote scheppingen betekenden. Wie de wereld van Orff leert bekijken, voelt zich door zijn ongedwongenheid aangegrepen en weet die als een tegemoetkoming aan de nood en de gemaaktheid van onze moderne tijd te waarderen. De idee van het Schulwerk is ten nauwste uit de persoon van zijn schepper te begrijpen. Carl Orff schonk ermee een niet geringe weldaad voor onze hedendaagse jeugd.
Zoals het keurig programmaboekje van Ons Dorado vermeldt, wil E.H. Hanoulle, bijgestaan door E.H. Van Brabant en talrijke leraars van het Sint-Lodewijkkollege, de Duitse werkwijze niet slaafs navolgen. Hij gaat ook putten in onze Vlaamse liederenschat, folklore en legendenrijkdom, zodanig dat zijn musicerende groep ook de eigen waarden van ons kultureel bezit leert ontdekken en prijzen. Het blijft tevens zijn wens dat veel opvoeders een gelijkaardige methode in menige school en jeugdgroepering in Vlaanderen zouden beginnen toepassen. Of dit alles zo geweldig onze jeugd gaat boeien?
Wij hadden de gelegenheid een tweetal herhalingen van Ons Dorado bij te wonen. De begeestering waarmee de jonge muzikanten te werk gaan, de spontane aandacht die zij schenken, de wil tot het gaaf interpreteren, de vreugde om een fijne vondst, zijn treffend en buitengewoon te noemen. Geen spraak meer van lange en opgedrongen muzikale oefeningen. Alles wordt er eenvoudig in de greep van het ritme uitbundig beleefd. Zoals Drs. M. Andries, een van de grootste muziekpedagogen van ons land die de Orff-methode vooral wil vooruithelpen, het in een van zijn studies uitdrukt moet ‘iedereen er wel de positieve waarden van de pedagogische muziek erkennen: ze brengt immunisatie tegen de Kitsch- en Schlagermuziek, die in grote mate bijdraagt tot de morele onttakeling van de jeugd; ze geeft daarenboven ook een unieke gelegenheid tot het ontplooien en activeren der muzikale geesteskrachten’. Het doel is hier zeker niet, virtuozen te vormen doch een zelf-musicerende jeugd een natuurlijke weg te laten betreden die moet leiden tot een meerdere en diepere kunstontwikkeling.
Ons Dorado mag zich bij iedere nieuwe uitvoering in een steeds groeiende bijval verheugen. Hier kan dus zeker geen spraak zijn van een arme muziekbeoefening met zogenaamde stokjes en belletjes. Over het optreden in de Patria-zaal te Roeselare op 14 oktober jl. werd de meest lovende en verdiende kritiek geschreven. Onder de titel ‘vreugde en ritme’ mocht terecht opgemerkt worden dat het publiek, van dergelijke verwezenlijkingen de beste herinneringen zal bewaren. In de eerstkomende maanden zijn reeds meerdere feestavonden aangevraagd o.a. te Tielt en te Brugge. Er is tevens een rechtstreekse uitzending voor de televisie voorgesteld. Wij mochten ten slotte vernemen dat Carl Orff zelf in de loop van dit schooljaar de reeds vermaarde muzikale jeugdgroep Ons Dorado met een bezoek zal komen vereren. Voor allen moet dit stellig de schoonst gedroomde beloning zijn.
Fernand Etienne