nieuwe middelen om het beeld te verfijnen. Dit geschiedt met behulp van de zgn. arceringen. Arceringen zijn lijnenstelsels die tot doel hebben het reliëf, de kleur, de beweging, licht en schaduw weer te geven. Aanvankelijk werkt de snijder alleen met horizontale arceringen; later volgen de arceringen de beweging van de omtreklijnen.
Deze ontwikkeling van de houtsnede is waarschijnlijk toe te schrijven aan de wedijver tussen de houtsnijder en de kopergraveur. De kopergraveur heeft het in dit opzicht veel ruimer dan de houtsnijder. Waar deze laatste door de aard van het materiaal en de bewerkingsmogelijkheden er toe gedwongen wordt zoveel mogelijk het detail te vermijden kan de kopergraveur juist om dezelfde reden zich op de verfijning van het detail toeleggen. Van de metalen plaat worden nl. alleen de groeven afgedrukt.
Het beeld wordt in een metalen - liefst koperen - plaat gesneden met beiteltjes van verschillend profiel. Het spel der arceringen kan in dit geval zo ragfijn zijn als de graveur het wenst. Bij het etsen zijn de mogelijkheden om het beeld reliëf en clair-obscur te geven nog groter. Geëtst wordt op een metalen plaat die aan één kant gepolijst is. Deze plaat wordt aan beide zijden met een etsgrond ingestreken, en soort van hars dat de plaat beschermt tegen het inwretend zuur. In deze etsgrond wordt het beeld gekrast met een etsnaald. Dan wordt de plaat in etswater (b.v. verdund salpeterzuur) gelegd; de uitgekraste lijnen worden in de plaat gebeten. Moet de trek dikker zijn dan laat men het zuur langer bijten.
Wanneer de ets klaar is wordt de etsgrond verwijderd; de schoongemaakte plaat wordt met inkt ingewreven zodanig dat alleen de groeven zijn geïnkt. Het papier wordt in deze groeven geperst en haalt er de tekening uit.
Onder de invloed van de kopergravure is de houtgravure ontstaan. Hiervoor gebruikt men hard kopshout - hout dat loodrecht op de draad is gezaagd -. In dit hout wordt dan gesneden met het gereedschap van de kopergraveur.
Het is vlak na de eerste wereldoorlog dat in ons land aan de xylografie haar oorspronkelijk karakter werd teruggegeven. Onder de invloed van de expressionistische esthetiek is men dan, ook in deze tak van de plastiek, naar de bron, naar de primitieve uitdrukkingstechniek teruggekeerd en heeft men de voorrang van de verbeelding in eer hersteld. Aandacht werd opnieuw geschonken aan de aard van het materiaal en de klemtoon gelegd op de zelfstandigheid van het beeld t.a.v. de dingen in de werkelijkheid.
Om een originele kunst te zijn, onafhankelijk van om het even welke andere, mocht, aldus luidde de orthodoxe formule, de houtsnede niet langer steunen op een lineaire basis, doch zij moest procederen met middelen eigen aan het materiaal. Voor Masereel was de houtsnede slechts dan een volwaardig kunstproduct wanneer zij was gebouwd met zuiver omschreven, sterk contrasterende en toch harmonisch elkaar aanvullende wit-en-zwart partijen, beschouwd als constructieve elementen met uitsluiting van elke herinnering aan het realistisch licht- en -donker. (Frank Van den Wijngaert)
Met Masereel is de man genoemd die uit de nieuwe opvatting het beste zou halen van wat er uit te halen viel. Dit is een kwestie geweest van bezieling en van stijl. Wat deze laatste betreft heeft Masereel zeer vroeg het illustratief karakter van de houtsnede prijsgegeven en van zijn bladen zelfstandige dingen gemaakt zoals de schilder en de beeldhouwer.
Om Masereels bezieling te begrijpen moeten we een blik werpen op zijn leven. Masereel is geboren te Blankenberge op 31 juli 1889. Zijn jeugd heeft hij doorgebracht te Gent waar hij o.m. aan de Academie voor Schone Kunsten studeerde. Reeds voor de eerste wereldoorlog had hij de oude en de nieuwe wereld bereisd.
Het is deze eerste wereldoorlog geweest die Masereel aan zichzelf heeft geopenbaard; het is de eerste wereldoorlog die er hem toe gedreven heeft die aangrijpende plakkaten te snijden waarin hij het opneemt voor de vrede en voor alle verdrukten. In de wit-zwart-techniek der houtsneden krijgen deze manifesten een affirmatief, een inslaand karakter dat met weinig andere uitdrukkingsmiddelen zou kunnen bereikt worden.
Masereel is een van de beduidendste vertegenwoordigers van onze tijd, heeft Lebeer van hem geschreven, omdat hij zich, als mens, totaal inzet voor de mens en de samenleving waarin hij leeft en die hij als het ware ausculteert. Hij ontmaskert al de onrusten van zijn tijdgenoten. Dikwijls niet zonder ironie noch zonder sarcasme. Hij concretiseert zijn visie van moderne grootstad, roept de majesteit op van het beton, de veroveringen van het metaal, de brutaliteit van het kanon, de tyrannie van het geld, de spanning van de fabriek, de sleur van de bureaucratie, de geheimen van de mansarde, de avonturen van de kroeg, de geestdrift voor de sport, de koorts en de tegenstellingen van de straat, al de grootheden en laagheden, al de vreugden en de ellendige plagerijen van het leven. Hij bemint de mens en volgt hem in zijn individuele en sociale conflicten. Om hem te verdedigen ontziet hij zijn verdrukkers niet. Het recht op het leven in zijn algeheelheid noopt hem zich te verzetten tegen de oorlog, waarvan de triomfen steunen op dood en vernieling.
Ik ben geen estheet genoeg, heeft Masereel zelf eens gezegd, om er voldaan over te zijn dat ik kunstenaar ben. Hierop, op de vereenzelviging van mens en kunstenaar, steunt Masereels indrukwekkende uitdrukkingskracht. Ik wil hier slechts twee van zijn platen in herinnering brengen: de eerste getiteld somebody loves me (twee geliefden die elkaar omarmen vanuit de bovenste verdieping van twee wolkenkrabbers) en vóór het executiepeloton (een haveloze figuur voor die onvergete-