Carlo van Neste
Weinig artiesten dragen in hun uiterlijk optreden zo raak en zo scherp de karakteristieken van hun kunst als Carlo Van Neste.
Groot, rechtop, trots zelfs, schoon, met rustige blik op de volle koncertzaal en een zelfzekerheid die op ieder toeschouwer een diepe indruk laat. In alle dergelijke omstandigheden is hij dezelfde. Het lijkt zelfs soms alsof hij, misschien zelf helemaal niet bewust, mede het orkest dirigeert en de dirigent overbodig is. Voor wie Carlo Van Neste niet uitstekend kent kan dat aanleiding geven tot een bepaald misverstand. En toch is hij allerminst zo autoritair. Het enige wat men hem zou kunnen ten kwade duiden - o paradoks! - het is zijn eeuwig, oersterk en totaal opgaan in de muziek. En hoe zouden wij hem daarvan een verwijt kunnen maken!
Want wanneer wij voor Frans Brouw wel de vraag op de toekomst, althans in zekere mate hebben opengelaten, kan daarvan hier geen sprake meer zijn. Carlo Van Neste is een artiest in de volle betekenis van het woord, gevestigd, gevierd, gekroond en met goede redenen.
In het raam van dit vluchtig portret wensen we geen parallel te trekken tussen hem en andere, of een andere vioolvirtuoos in dit land. Het is trouwens veelal een subjektieve kwestie met speling rondom grote of kleine nuances die virtuozen, te allen tijde typeren. Het is er dan om te doen hoe virtuoos men wel speelt en hoe muzikaal men interpreteert. Daar ligt veel tussenin. Toch lijkt het ons volstrekt noodzakelijk, om tot een wel vluchtig doch alleszins gaaf portret van Carlo Van Neste te komen, een kompleks van gaven te noteren die bij de doorsnee-eksekutant waarachtig zeldzaam kunnen onderschept worden en die zijn vertolking verrassend hoog hebben opgevoerd in de niet meer totaal te volgen pleiade van vioolkoncertanten.
Reeds tijdens het eerste koncert dat wij van hem meemaakten - het Concerto van Beethoven met het Simfonisch orkest van het N.I.R. onder Franz André - hebben wij de overtuiging opgedaan dat hier een groot violist aan het woord was; dus een fel technieker met o.m. een verbazend krachtige en soepele linkerhand, en de sonoriteit en de boogstreek van een diep gevoelig en schoon mens.
Maar, die over dit alles (alsof het nog niet genoeg zou zijn!) met een onversaagde en nimmer falende beheersing de wacht houdt. Het is geen gemeenplaats of geen kleed dat wij over zijn hoge gestalte willen hangen. Het is het werkelijk onverbloemd verbond tussen hart en geest waaruit zijn scheppingen openbarsten, zo heftig soms en zo hardnekkig getemperd meteen, wat wij wellicht vergeefs een gelijkaardig geval in het koncertwezen van deze tijd terugzoeken.
En dat kan niet storend zijn. Er kan geen sprake zijn van overdrijving naar de ene of andere zijde, omdat precies het hart en de geest, onverpoosd samen, het volst indringen in de biezondere stijl van de komponist en volstrekte leiding geven aan zijn persoonlijke interpretatie. In die zin, dat de geest waakt over het hart, maar het hart niet wegcijfert.
Onze tijd heeft lang nog niet volledig afgebroken met de buitenissigheden van het zogenaamd virtuozendom dat met Paganini en Liszt en Stokowski naar het historisch fenomeen is opgelopen. Nog beleven wij - en niet zo weinig - de groteske welbespraaktheid van zelfgenoegzame grootheden die Beethoven in hemdsmouwen (figuurlijk althans) vertolken en Chopin aan de lopende band afdraaien. Er zijn een groot aantal interessante, grote, stijlvolle en uitnemende anderen, die in om het even welke zaal en welk midden spelen in volle overgave, in de volle intensiteit van hun vaardigheid en menselijkheid. Eén onder hen is Carlo Van Neste.
Trouwens zijn talloze leerlingen dragen de stempel van zijn dubbele begaafdheid die z'n grootheid uitmaakt. Ze leren van hem en ze houden van hem, zelfs nadat vele jaren er tussenuit zijn gegaan. Méér dan tien jaar geleden heeft hij het Gents Konservatorium voor dit van Brussel verlaten en nog leven in de eerste stad talrijke jongeren en ouderen die zweren op het hoofd van Carlo Van Neste, omdat zij, evenals wij die tientallen van zijn koncerten hebben bijgewoond, beseffen hoe groot en hoe schoon hij is. En wat een verbijsterend werker hij is.
Toen hij twaalf jaar was liep hij reeds het podium