derijen. Het zijn namelijk: De Muziekles van Jan Vermeer (Windsor Castle) en de Muziekleraar van Jan Steen (Londen, National Gallery).
Het tweede Ruckers-instrument in het bezit van het Gruuthusemuseum, is een clavecimbel (5 okt.) gebouwd door Andreas Ruckers, zoon van Hans. Dit stuk dagtekent uit 1624. Het draagt als opschrift: Musica laetitia comes medicina dolorum. Thans siert deze clavecimbel de kantenzaal van het museum.
In de verzameling Muziekinstrumenten van het Gruuthusemuseum treft men ook blaasinstrumenten aan in hun diversiteit van vormen en afmetingen. Fluiten, hobo's, fagotten, klarinetten, ophicleïden en anderen. Zij getuigen van de ontwikkelingsgang der muziekinstrumenten alsook van het groeiend vernuft van de mens om eeuwige klanken voort te brengen.
Hier volgt de beknopte inventaris van de oude en nieuwere muziekinstrumenten en van hun onderdelen, van het Gruuthusemuseum. Wij hebben deze methodisch gerangschikt, volgens de indeling der muziekinstrumenten door V.-Ch. Mahillon. Wij onthouden ons in deze eenvoudige opsomming van nadere gegevens nopens ieder instrument, daar het hier de bedoeling niet is de kataloog op te maken.
1. Autophoon instrumenten (Cl. I)
Autophoon slaginstrumenten, luidruchtig: Bekkens; Shellenboom (bellenmuts); Pingel.
2. Velinstrumenten (Cl. II)
Velinstrumenten, luidruchtig, met twee gespannen vellen: Trommel (met tr. stokken); Trommel (met tr. stokken); 1761.
3. Blaasinstrumenten (Cl. III)
a) Instrument met vrij rietblad, zonder klankpijpen: Stemfluitje (xviiide eeuw).
b) Instrumenten met eenvoudig rietblad, kleppend, met klankpijp: Klarinet: gem.: Martin Thibouville. - Klarinet: gem.: Otto Teukirchen, 1811. - Klarinet: gem.: Martin. - Klarinet: gem. Martin Thibouville. - Klarinet: gem. Noblet. - Klarinet: gem. Ponfort, Rumbeke. - Klarinet: gem.: Honraet, à Paris. - Klarinet d'amore: gem.: Rottenburgh.
c) Instrumenten met dubbel riet, met klankpijp: Hobo: gem.: Debey (?) - Hobo: gem.: Grundmann. - Hobo: gem.: Fltoh (?) Dresden. - Hobo d'amore: gem.: Dupré à Tournai. - Fagot: gem.: Adler, à Paris. - Fagot: gem.: Rottenburgh. - Fagot: gem.: Cuvillier, St. Omer. - Fagot: gem. Peze (?) à Paris. - Fagot: gem.: Raingo à Mons. - Fagot: gem.: Rain à Mons.
d) Instrumenten met afgeschuind mondstuk: 1 klankpijp. Blokfluit. Blokfluit: gem. Rottenburgh. Harmonische fluit (tierce). Octafffluit. Rietfluit met klap. Fluit: gem.: Willems. - Fluit: gem. Dupré à Tournai.
e) Instrumenten met zijmondholte: Caraïbische fluit in rotting (bamboe). - Dwarsfluit met zilveren klep: gem.: Tuerlinckx. - Fluit met kleppen: gem.: Godfroy aîné, 1890.
f) Instrumenten met luchthouder zonder klankpijpen: Melophoon.
g) Instrument met luchthouder en klankpijpen, automatisch bewogen: Serinette.
h) Instrumenten met eenvoudig mondstuk: Alarm-trompet in glas. - Ruiterijtrompet: gem.: 1582. Choquet. - Natuurhoorn: gem.: John (?) à Paris. - Posthoorn.
i) Instrumenten met mondstukken, chromatisch, met zij-gaten, met of zonder kleppen: Hoorn met kleppen: gem. Sax à Bruxelles. - Hoorn met kleppen: gem.: Guichard à Paris. - Ophicleïde: gem.: Guichard à Paris. - Ophicleïde: gem. Gautret, à Paris. - Ophicleïde: gem. Van Engelen, Lierre. 3 Serpenten.
4. Snaarinstrumenten (Cl. IV)
a) Strijkinstrumenten, met strijkstok: Gamba viool (?). - Viool: gem.: Matthys Hofman tot Antwerpen.
b) Strijkinstrumenten met klaviatuur: 2 Gitaarvormige draailieren. - Luitvormige draailier.
c) Tokkelinstrument, bespeeld door middel van of zonder plectrum, zonder hals: Harp: gem.: Etienne Challiot, Paris.
d) Tokkelinstrumenten, bespeeld door middel van of zonder plectrum, met hals: Sister: gem.: Le Blond à Dunkerque (1777). - Sister (12 K.) - Guitaar: gem.: G. Deleplanque, 1780. - Guitaar: gem.: V. Panormo, Paris, 1761. - Guitaar-Lier: gem. Blaisot, Paris. - Mandoline: gem.: Deleplanque, Lille, 1772.
f) Tokkelinstrumenten met toetsenklavier: Clavecimbel: gem.: André Ruckers (1674) - Spinet: gem. Hans Ruckers (1591).
g) Tokkelinstrument met hamertjes: Hakkebord.
h) Hamerklavieren: Klavier, vierkantvormige: gem. G. de Blond, Dunkerque, 1792. - Klavier: in belegd eikenhout.
5. Onderdelen: Schroeven, kammen, snaarhouders, strijkstokken, mondstukken.
De volstrekte meerderheid van deze instrumenten is tegenwoordig niet meer in staat om bespeeld te worden. Een groot aantal vergt een minimum restauratie, zij het enkel om in een nieuwe zaal van het museum te worden bijeengebracht en tentoongesteld. Indien het Gruuthusemuseum dit vermocht, mits geldelijke steun van de openbare besturen, dan zou Brugge, zoals Brussel en Antwerpen, - alhoewel het Gruuthusemuseum op gebied van instrumentarium niet de rijkdommen bezit van het Museum voor instrumenten te Brussel -, ook het hare bijbrengen tot de algemene kunstontwikkeling van ons volk en in het bijzonder tot bevordering der muziekwetenschap.
JEAN WARMOES
Lic. Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde (musicologie)