West-Vlaanderen. Jaargang 6
(1957)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 333]
| |
[West-Vlaanderen 1957, Nummer 6][Muziek]Jacobus Clemens Non PapaIn de eerstkomende tijdspanne 1957-1958 gedenken wij de 400ste verjaring van het afsterven van Jacobus Clemens Non Papa, die in de xvide eeuw aan het Brugse Kapittel verbonden was en als musicus een grote faam verworven heeft. Zijn benaming kreeg hij wellicht, met een geestige bedoeling, om hem te onderscheiden van Paus Clemens VII, die van 1523 tot 1543 regeerde. Een tweede veronderstelling, minder waarschijnlijk, is om de componist niet te verwarren met een andere Jacobus, priester-dichter.Ga naar eind1 Samen met Gombert, Willaert en de Rore, vormt Clemens non Papa de leidende groep in de muzikale scheppingswereld van dit tijdperk. Op muzikaal en muziekhistorisch gebied betekenen zij de hoogtij van de zuiver Nederlandse Polyfonische stijl, die over gans Europa zal uitstralen. In Clemens non Papa begroeten wij een voorloper van Orlandus Lassus. Zijn werk is overvloedig en uiterst verscheiden. Volslagen virtuoos van het contrapunt, verovert Clemens non Papa zich eveneens het meesterschap in het genre van de Franse chanson. De eenvoud van zijn Souterliedekens, de verheven toon van zijn grote motetten, dit alles maakt van Clemens non Papa een der merkwaardige talenten, die uitstralen in onze xvide eeuwse muziek. Schaars zijn de gegevens omtrent zijn leven: enkele data ons nagelaten door de archivalia, die aanwijzen waar hij als zanger en componist werkzaam is geweest: een vluchtig verschijnen te Brugge en te 's Hertogenbosch. Prof. Dr. B. Kempers resumeert als volgt zijn levensloop: Jacob Clement was volgens Sweertius een Noord-Nederlander en is omstreeks 1510, misschien op het eiland Walcheren, geboren. Wie zijn leermeester was, is niet bekend. Waarschijnlijk vestigde zich Clement eerst in Frankrijk en keerde hij omstreeks 1545 naar de Nederlanden terug, waar hij misschien enige tijd aan de kapel van de keizer verbonden was. Zijn laatste levensjaren heeft hij wellicht te Ieper of te Diksmuide doorgebracht. Clement stierf in het jaar 1555 of 1556 en werd in de grote kerk te Diksmuide begraven.Ga naar eind2 Alle gegevens ontbreken betreffende het jaar en de plaats van zijn geboorte. Hoogst waarschijnlijk werd hij in het begin van de xvide eeuw geboren. Het vroegste archiefstuk dat vaste gegevens over Clemens' leven verstrekt, zijn de Acta Capitulari van de Sint-Salvatorskerk te Brugge. Zij vermelden dat hij op 26 maart 1544, toen reeds tot het priesterschap verheven, als succentor per modum probae, aangenomen werd in de voornoemde kerk. Zijn naam is te bespeuren in de registers tot 24 juni 1545. Daarna ontsnapt hij. Uit de rekeningen van het koor voor 1543-1545 kan worden opgemaakt dat Clemens, toen reeds, uit Brugge moest vertrokken zijn; daar de vergoedingen voor de koralen op deze datum, niet aan hem uitbetaald worden, maar wel aan Joannes de Backere, bij wie Clemens zijn intrek had genomen. Ziehier een afschrift van bovengemelde rekening: D.J. de Hollande succentori pro expensis octo choralium a festo nativitatis divi J. Bapt. (namelik op 23 junie) 1543 usque ad diem 29 martii anni praescripti more gallicano, XVIII lb gr; Joanni de Backere in cujus domum dicti chorales cum Jacobo Clemente memorato D.J. de Hollande suffecto succentore migrarunt praescripta 29 Martii, cui J. de Backere commorati sunt iidem chorales usque ad 22 mensis Novembris anni 1544, unde eidem salvi XV111 1b X111 s. 1111 d. gr.Ga naar eind3 Volgens Prof. Dr. B. Kempers (zie hierboven) zou Clemens voordien in Frankrijk vertoefd hebben. Prof. Dr. R. Lenaerts, in zijn bijdrage tot de biografie van Clemens, voert eerder aan dat deze reeds geruime tijd in onze streek verbleef. Men beraadslaagde over het toekennen van een lucrum annuum, zegt voornoemde schrijver; hetgeen op bewezen diensten wijst, hetzij aan de kerk zelf, of aan, van het kapittel afhangende instellingen. Een tweede reden daartoe is, dat hij als succentor benoemd werd, op voorwaarde quod vivat pacifice et honeste. Daaruit leidt Prof. Dr. R. Lenaerts af, dat men wellicht reeds een of ander van Clemens had ondervonden, in ieder geval, dat men hem te Brugge reeds geruime tijd kende. Omstreeks 1 oktober 1550, kwam Clemens te 's Hertogenbosch aan. Van oktober tot december 1550 is hij, als zanger en componist, aan de Lieve-Vrouwe-Broederschap aldaar verbonden: item tenselven daege (- 1 okt.) gesconken eenen sanger ende componist, geheyten Clemens non Papa, omdat een misse die hy gecomponeert hadde in onser Lieve Vrouwen choir gesonden is, 10 kannen wyns, beloopende 22 1/2 st.Ga naar eind4 Zijn sterfdatum is evenmin nauwkeurig bekend. Alle directe gegevens ontbreken. Antonius Sanderus schrijft in zijn Flandria Illustrata: Sepultus est in Ecclesia Dixmuda Clemens non Papa inibi phonascus & clarissimus sui temporis musicus.Ga naar eind5 Clemens is dus waarschijnlijk gestorven op het einde van 1557 of in de eerste helft van 1558, te Diksmuide, waar hij als phonascus gefungeerd had. In de tweede druk van zijn Muziekgeschiedenis (1940), schrijft Prof. Dr. B. Kempers: Jacobus Clemens non Papa sterft in 1556, 1557 of 1558. Jozef Schmidt, | |
[pagina 334]
| |
die zich eveneens met Clemens heeft ingelaten,Ga naar eind6 stelt voorop dat Clemens in het jaar 1555 nog leefde, na het jaar 1558 niet meer. Van Crevel, in zijn studie gewijd aan het sterfjaar van Clemens, heeft zijn sterfdatum wat nader bepaalt: in het tijdvak 1557-1558, en waarschijnlijk in de eerste helft van het jaar 1558. Nochtans is de mogelijkheid, dat Clemens in 1557 stierf, niet uitgeslotenGa naar eind7. Deze veronderstelling steunt de schrijver op de vertraging in het verschijnen van het 2de en 3de deel van het Novum et insigne opus musicum (1558-1595) dat op een totaal van 224, 66 motetten van Clemens bevat, een merkelijk groter aantal dan in het 1ste deel. Volgens Crevel, zou de uitgever, Johannes Montanus, de nagedachtenis van Clemens hebben willen eren, door in het 2de en 3de deel een groter aantal Clemens-motetten te publiceren. Dit zou dan de vertraging van voornoemde publicatie hebben veroorzaakt. Ook Kempers legt het verband tussen Clemens' dood en het groter aantal Clemens-motetten in het 2de en 3de deel van het Novum... Deze zuiver bibliografische situatie geeft steun aan de veronderstelling dat Clemens in de eerste helft van het jaar 1558 is gestorven, en wel voor het verschijnen van het eerste deel van het Novum...
Het werk van Clemens non Papa is ons beter bekend; dit is verrassend ten overstaan van de schaarse gegevens nopens het leven van deze componist. Er bestaan reeds meerdere moderne transscriptis van zijn werken: in de Collectio operum musicorum batavorum saeculi XVI en in Le Trésor musical van Van Maeldeghem. Prof. Dr. B. Kempers gaf twee bundels keurbladzijden uit de SouterliedekensGa naar eind8; in de Publications de la Société Française de MusicologieGa naar eind9 verschenen transscripties van zijn chansons. Professor Ch. Van den Borren bracht meerdere missen en motetten van Clemens in partituur. Ook bestaan reeds grammofoonopnamenGa naar eind10. Al deze uitgaven vergemakkelijken uitzonderlijk de studie van Clemens' oeuvre. Chansons, 230 motetten, één Te Deum, 15 missen en fragmenten, 158 driestemmige psalmen. Ongetwijfeld verwierf Clemens non Papa zijn vermaardheid om zijn chansons die, zoals Dr. Boereboom noteertGa naar eind11 zowat het puik van het genre in het tweede derde van de xvide eeuw waren. De chansons kenden eerst in Frankrijk hun volle bloei met Jannequin, Certon en Claudin de Sermisy. Ongetwijfeld hebben ook de Nederlanders meesterwerken in het genre voortgebracht. Midden de chansons van zijn tijdgenoten als Gombert, Crequillon en de Lupi, munten Clemens' chansons uit door hun melodische vinding. Wat de teksten van deze chansons aangaat, hun waarde is eerder gering. Dat zij nochtans sukses oogstten ligt in het feit dat twee ordinaria, bij Orlandus de Lassus, hun aanloop nemen in stukken van Clemens. En reeds in 1553, in het Hortus Musarum van Petrus Phalesius, is Clemens vertegenwoordigt met vijf van zijn beroemdste chansons.Ga naar eind12 Het oorspronkelijkste werk van Clemens non Papa vormen de Souterliedekens of Vlaams Psalmenboek, op teksten van Willem van Zuylen van Nyeveldt, in 1556 en 1557 te Antwerpen uitgegeven, door Tielman Susato. In deze driestemmige stukken, heeft de componist, melodieën uit de schat van Nederlandse Volksliederen, als cantus firmus, kunstig ingelast en bewerkt. Deze liedekens of psalmen zijn bijna de enige in dit genre, die ons bekend zijn. Die van Gerard Mos zijn grotendeels verloren gegaan, alleen het tenorboekje van hem is bewaard (British Museum en Biblioth. Scheurleer te Amsterdam). Wij bezitten nog de Psalmen David, vyftich, met vier partyen, ghecomponeert by M. Cornelis Buschop.Ga naar eind13 A. Pirro heeft de Souterliedekens als volgt getypeertGa naar eind14: ...c'est toujours avec la grâce et la simplicité qui conviennent à sa piété domestique: louanges et méditation pour le culte privé, mais sans révolte. Eerst achttien jaren later zal Goudimel de 150 psalmen David's, op tekstberijmingen van Clément Marot en Théodore de Bèze, vierstemmig bewerken. In 1542, tien jaren voordat Pierre Atteignant, chansons van Clemens zou drukken, werd zijn je prends en gré la dure mort overgeschreven in een bundel, bestemd voor een Brugse liefhebber (Cambrai, ms. 125-128). Ook met zijn motetten bereikte Clemens non Papa een hoogtepunt. In dit veertigtal vier-vijf- en zesstemmige motetten beroept hij zich op al de mogelijke verfijningen van de toenmalige contrapuntische formules. De codex 27088 uit de Bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium te Brussel bevat 28 grote motetten, allen voor vijf of zes stemmen, weelderig en intens van uitdrukking. Ziehier de titels van enkelen: Platea tuae - Luce splendida; Concussum est mare - Factum est silentium; Dum complerentur - Repleti sunt; O Crux gloriosa - Adoramus te, Jesu Christi. Verheven en luisterrijk zijn ook de vierstemmige motetten uit de Thesaurus (1564): Videns Jacob - Congregati autem; Rex autem David; Dum praeliaretur - Dum committeret. Al deze composities zijn merkwaardig van technische handigheid en expressiviteit. Van 1556 tot 1560 werden tien missen van Clemens gedrukt. Het koorboek-handschrift (27087, deel II) uit de Bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium te Brussel bevat nog acht Magnificat's. Bevallige composities waar echter het godsdienstig gevoel tezeer ontbreekt. Hier schaadt zijn compositorische virtuositeit aan de gevoelsinhoud. Deze bijdrage, gewijd aan Clemens non Papa, geeft ons het beeld weer van een verdienstelijke musicus, die voor de xvide eeuwse Nederlandse muziek van betekenis is geweest. Ook voor de Muziekgeschiedenis te Brugge, blijkt deze meester, zoals een Lupus (Wulfaert) Hellinck († 1541), een Jean Richfart († 1547) en een Adriaan Willaert († 1562), niet zonder belang te zijn geweest. JEAN WARMOES Lic. Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde (musicologie) |
|