Gerard Vermeersch uit Ieper regisseerde in de prachtige hovingen van het St.-Stanislascollege te Poperinge Schillers Willem Tell in een degelijke bewerking van Jozef Vandaele.
We hebben ergens gelezen dat het publiek zich bij een openluchtspel over het algemeen niet te zeer geestelijk wil vermoeien, maar veelal in een vacantiestemming verkeert en daarom een feestelijk kijkspel als zomeravondverpozing verwacht.
Vermeersch heeft van Willem Tell dan ook in de eerste plaats een kijkspel gemaakt. In een uiterst geschikt en enig dekoratief kader werden de toeschouwers van de ene beeld-verrassing tot de andere gevoerd. Gedwongen door een sterk gedisciplineerde regie borstelden de akteurs over de ganse breedte, diepte en hoogte van het speelplan een oneindige reeks kleurige schilderijen voor elkaar. Het ademloos toekijkend publiek werd niet eens de tijd gegund bij handgeklap zijn dank te betuigen. Het voelde er trouwens geen nood aan want de traditie wil nu eenmaal dat voor een schilderij niet in de handen geklapt wordt. Een zeker gebrek aan vaart en identificatiespanning drong het dramatisch gebeuren totaal op de achtergrond. Slechts op het ultieme ogenblik zouden de spelers toch het hart en de geest van het publiek te pakken krijgen. Schillers' Willem Tell is zowat het nationaal toneelwerk van Zwitserland geworden. Niettegenstaande de auteur een Duitser is. Het stuk schetst de vrijheidsstrijd van de boerenkantons Uri, Schwyz en Unterwalden in de jaren 1291-1315 en Willem Tell symboliseert in dit spel de Zwitserse vrijheidsdrang. Te Interlaken wordt het sinds 1912 elk jaar door amateurs opgevoerd tijdens de vacantiemaanden. Het is een stuk waarin de politieke vrijheidsgedachte over de personages heen primeert. Het overplanten van die levenwekkende idee, van die aktiverende geest op de toeschouwer moet het uiteindelijk mikpunt van de regisseur zijn. Vermeersch bereikte, alhoewel langs een omweg en helemaal op het nippertje het doel van de auteur.
Antoon Vander Plaetse bracht te Edegem bij Antwerpen een Mariaspel naar Middeleeuws model van Eugeen Winters op podium.
De auteur bouwde de 15 mysterie's op originele wijze uit tot een harmonisch spel van innige en bewogen vroomheid, afgewisseld met realistische beelden uit het volksleven. De blijde mysterie's, telkens onderbroken door een der glorievolle of droeve geheimen, vormen de kern van het spel en trekken een vaste lijn doorheen de ganse handeling. Deze wordt door drie hoogtepunten overkoepeld: Boodschap en Magnificat, de Kruisdood en de Verrijzenis.
De opvoering door de plaatselijke liefhebberskring Klim Op voldeed praktisch onder ieder oogpunt. Enkel de proloog scheen te mager en zeker te langdradig uitgewerkt om de kijkers op slag onder hypnose te brengen. De diep religieuse inslag van dit aangrijpend openluchtspel door de regie gesitueerd in het natuurlijke kader vóór en omheen de Edegemse Mariabasiliek eiste van de akteurs een uiterst sobere, haast etherische interpretatie. De sterke kontrasten door regisseur Vander Plaetse handig aangewend in een voortdurend afwisselende ritmische bewogenheid brachten de toeschouwers onvermijdelijk in de greep van een zeldzaam verzwakkende dramatische spanning.
Duizenden belangstellenden, verdeeld over niet minder dan 10 succesrijke opvoeringen, hebben van het Mariaspel te Edegem een religieuze manifestatie van formaat gemaakt, die diep in het geheugen der aanwezigen zal blijven gegrift.
En we kunnen niet nalaten de bedenking te maken dat dergelijk spel tijdens de zomermaanden aan de kust of bij gelegenheid in een bedevaarstoord als Dadizele naar ons gevoel een reusachtige belangstelling zou wekken.
Mariaspel te Edegem. Regie Antoon Vander Plaetse
Guido Cafmeyer regisseerde te Torhout een spel, gebaseerd op kristelijk sociaal idealisme, van Karel Debusschere De Slag om de Vlag. Reeds in 1955 voor het eerst gemonteerd telde dit arbeidersspel dit jaar vier nieuwe degelijke opvoeringen op Torhouts' Grote Markt.
In het eerste deel van het spel brengt een lofzang van geluk ons terug naar de zalige pruikentijd en komen we terecht in de jaren zonder maatschappelijke problemen. Maar met de grauwende avond - aldus het programma - deemsteren nieuwe tijden die zwart en duister de mensen overschaduwen.
Zo komen we tot deel II waar, in de nacht die over het volk kwam, twee leerstelsels mekaar het vertrouwen der arbeiders betwisten. Wat zal hun geluk worden: materiële welstand en revolutie of kristelijke naastenliefde en herwaardering van het leven? Marx of Leo XIII? In deel III wordt ons een zeer realistisch beeld opgehangen van de verschillende oorzaken die, in de huidige tijd, ons volk en vooral de jeugd neerhalen. Terloops gezegd, dit deel was uiterst sterk en zeer suggestief geënsceneerd.
Het slotdeel brengt ons de wijsheid dat trots alles nog een middel bestaat dat ons de grondvesten waarborgt voor betere tijden: ‘houden wij het stuur gericht... op Rome's licht’.
De sterk gedisciplineerde regie van Cafmeyer dwong zowat tweehonderd ongeroutineerde spelers, allen leden van de kristelijke arbeidersorganisaties tot een allesgevende inspanning, die het vermocht niettegenstaande een weinig toneelmatige tekst, de toeschouwers daadwerkelijk te overtuigen.
Koreografie en belichting droegen niet weinig bij tot het welslagen van iets dat we moeilijk een toneelgebeuren - veeleer een bijwijlen hallucinant schouwspel - kunnen heten. De sterke