Mgr. Callewaert
Lettenhove. Een eerste ‘zware’ finantiele krisis kon bezworen worden dank zij Sylvain van de Weyer, die 200 F stortte... In 1847 had de vereniging reeds op haar actief: 12 delen
Annales, 24 afzonderlijke tekstuitgaven en 4 delen der
Biographie des hommes remarquables de la Flandre Occidentale! Deze voorspoedige toestand duurde tot 1860.
Het ouder worden en de dood van Charles Carton in 1863 zouden echter een grote verzwakking van het genootschap met zich medebrengen. Na hem poogde de nieuwe voorzitter J.O. Andries de vereniging te verjongen, maar dit kon niet baten. In 1863 was een nieuw geschiedkundig tijdschrift ontstaan te Brugge: Le Beffroi. Arts, Héraldique, Archéologie, dat terecht tekorten op wetenschappelijk gebied in de laatste uitgaven der Emulation aanwees en ernaar streefde het Genootschap te verdringen. Het werd nog erger toen een derde tijdschrift gesticht werd: La Flandre. Revue des monuments d'histoire et d'antiquités (1867), met vooral James Weale en Louis Gilliodts- van Severen als animatoren. Beide tijdschriften vielen na enkele jaren weg, maar het Genootschap hield stand, o.m. door het werk van Graaf Thierry de Limburg-Stirum, de derde voorzitter; maar het leed aan bloedarmoede en moest zelfs allerlei studies opnemen, die met het doel van het Genootschap niet strookten. Wel kreeg het Genootschap de steun van de medewerkers van Rond den Heerd van Gezelle en Duclos; wel kwam er hulp van de pasgestichte historische kring van Ieper die echter ook weldra een eigen tijdschrift stichtte met minister Van de Peereboom als promotor; wel was er belangstelling te Tielt maar ook daar stichtte men een Maandschrift voor geschiedenis van steden en dorpen in Vlaanderen; hetzelfde gebeurde te Kortrijk met Th. Sevens, E. de Gryse en Jos. de Béthune, met meer resultaat echter vermits het Bulletijn van den Geschied- en Oudheidkundige Kring kon standhouden. Veel historische arbeid dus, maar zonder voldoende bundeling der krachten. Dit alles verklaart dat het Genootschap een ware nieuwe geboorte nodig had bij het begin dezer eeuw.
Een jong leraar aan het Brugs Groot Seminarie zou de tweede stichter worden van het Genootschap: C. Callewaert. Hij was voorstander van de nieuwe kritische richting, die te Leuven hoogtij vierde met Prof. Jungmann en vooral Prof. Cauchie. Het Seminarie bezit een rijksarchief, waar hij de begaafdste leerlingen aan het werk zette; verscheidene ervan zouden te Leuven verder geschoold worden door Prof. Cauchie en een kostbare hulp zijn voor het Genootschap: Allosery, Decuyper, Deschepper, English, Van Cappel e.a. In 1905 werd C. Callewaert sekretaris van de vereniging en trad onmiddellijk naarvoor met een alomvattend hervormingsplan. Hij legde ook contacten met het Gentse historisch seminarie van Prof. Pirenne. De Annales werden een eerste-rangs modern-wetenschappelijk historisch tijdschrift met boeiende inhoud, nieuwe rubrieken (Boekbesprekingen, Vragen en Antwoorden, Kroniek en Bibliographie, Notas en documenten); langere artikels verschenen in een nieuwe reeks Mélanges; medewerking kwam van historici van grote naam en zelfs de vroegere tegenstanders van het Genootschap sloten aan; zeer merkwaardige afzonderlijke uitgaven kwamen tot stand. Het is ook Callewaert, die de geleidelijke vervlaamsing van de vereniging realiseerde. De periode 1905-1914 is dan ook in alle opzichten de schitterendste geweest.
De oorlog 14-18 was natuurlijk een noodlottige onderbreking; vele der vroegere medewerkers waren om verscheidene redenen weggevallen en ook had het Genootschap met moeilijkheden van stoffelijken aard te kampen. Toen Mgr. C. Callewaert in 1934, na Kan. Rommel en Kan. Deschrevel, voorzitter werd kon hij zijn plannen niet tot volle ontplooiing brengen, hoewel de werking niet moest onderbroken worden en verdienstelijke uitgaven het licht zagen. Belangrijke hulp kwam van een paar Gentse professoren, de Ieperling H.E. de Sagher die te vroeg gestorven is, en vooral de huidige redactiesecretaris Prof. Eg. I. Strubbe, die na de oorlog het Genootschap weer op peil hadden gebracht. Het is ook in die periode dat Antoon Viaene in het redactiecomité werd opgenomen; te Kortrijk, had hij het heilig vuur voor de geschiedenis ontvangen van zijn leraars Michiel English en Van Cappel; het zou ontwikkeld worden aan het Seminarie bij Mgr. Callewaert en later te Leuven.
Toen Mgr. Callewaert in 1943 stierf werd Antoon Viaene zijn opvolger als voorzitter van het Genootschap. Hij heeft maar een verlangen: de grote traditie van zijn voorganger voortzetten. In het redactiecomité zetelen thans: de redactiesecretaris Prof. Eg. Strubbe, die de spil is van het Genootschap en wiens verdiensten niet hoog genoeg kunnen geschat worden; Kan. Hodüm, schatbewaarder; Dom Huyghebaert (Oorkonden en mededelingen); Jan De Cuypere (Kroniek); Archivaris J. Desmet (Boekbespreking); J. Maréchal (Bibliographie); Alin Janssens de Bisthoven (Kunstrubriek); A. Schouteet, die gelast is met het secretariaat en de administratie.