de grondelementen, die de schilder in élk van zijn werken bestreeft en nederlegt.
We zegden reeds, dat de kleuren eerder zacht zijn in hun rijkdom en verscheidenheid; veel kleuren zijn, zoniet nieuw, dan toch ongewoon: varianten van parelgrijs en siëna, pruisisch en kobaltgroen, allerhande tinten van lichtblauw. Kleurenrijkdom; geen kleurensimfonie (als bij Renoir) doch evenmin een met pijnlijk-wetenschappelijke nauwkeurigheid experimenteren met de schakeringen en mogelijkheden van één enkele tint (als bv. in grisailles, bij de herfstlandschappen van onze romantici en bij zovele modernen). En daarbij kleurenharmonie: gesloten en met smaak gerijd of dooreengevlochten.
De vorm van de voorgestelde figuren (indien men met figuratieve schilderkunst te maken heeft), heeft voorzeker niet het belang, dat de voorafgaande eeuwen hem hebben toebedacht: niet alleen Boulez, doch alle modernen hebben het ons geleerd. Doch Boulez is nooit, of bijna nooit tot het uiterste gegaan; de meeste van zijn werken blijven boudweg figuratief, - al is de vorm van zijn onderwerpen dan ook veel meer een schepping van de kunstenaar dan een weergave van de werkelijkheid. Ware de schilder zelf niet wars van de z.g. scholen en groepen, we zouden hier van een zeker surrealisme durven spreken: van vormen, gegroeid uit het onderbewustzijn; zonder dat het dan ook magische of spookfiguren moeten worden.
Het beschouwen van dit werk geeft een dusdanig beeld van verscheidenheid en veelzijdigheid, dat bijna géén regel voor al deze schilderijen gelden kan - de eigen aard der kleurschakeringen en de gesloten eenheid van elk werk afzonderlijk misschien uitgezonderd. Géén schilderij wellicht is vrij van invloeden: géén kunstenaar leeft opgesloten en leert van niémand, tenzij van zichzelf. Boulez heeft met de moderne kunst in àl haar vormen, schakeringen en scholen meegeleefd, zich aan al de bronnen ervan gelaafd; werken van hem doen ons aan Dufy, andere aan Picasso, aan Braque, Permeke of Matisse denken. Doch nooit is de invloed determinerend geweest: ze werden persoonlijk verwerkt en, wat meer is, slechts in een of twee schilderijen van een hele reeks zijn ze duidelijk voor een niet ingewijde merkbaar.
De verscheidenheid en de daarmede gepaard gaande verwerking van zovele ‘gemeenschaps-elementen’ der moderne schilderkunst in dit oeuvre laten op een gestadige evolutie duiden; dit is juist. Doch, eigenaardig genoeg, is deze evolutie, evenmin als andere bestanddelen van zijn kunst, voor de schilder van determinerend belang geweest. Boulez had geen ‘période rose’ noch een ‘période bleue’. Technieken en experimenten van jaren her gebruikt hij opnieuw als een schilderij er aanleiding toe geeft. Zijn zijn laatste kleine stillevens geen doekjes met kubistische, of gewoonweg realistische inslag? (Deze zich steeds verrijkende en nooit door de tijd bepaalde evolutie is trouwens de reden, waarom we het werk eerder in zijn picturale elementen, dan wel volgens groepen of stuk voor stuk bespreken).
Hoe verscheiden de werken onderling ook mogen zijn, alle zijn gesloten, één, een wereld op zichzelf. In sé is zulks het echte kunstwerk eigen; het is de verdienste von Boulez, er de nadruk op te leggen.
Rijkdom aan inspiratie en verbeeldingskracht, speels en toch beheerst harmoniëren van vorm en kleur, verwerken en beleven van de scholen en invloeden, van het ‘actueel kultuurleven’, zonder ze nochtans te ondergaan, scheppen van schilderwerken die een éénheid zijn, een in zichzelf besloten wereld: ziedaar de grootste gemene deler van al deze schilderijen: slechts een groot kunstenaar kan zulks bereiken.
Men zou, oppervlakkig beschouwd, aan deze werken een zeker mangel aan expressionisme kunnen aanwrijven. Nergens komt een tesis, een strijdmotief, een begeestering de aanschouwing van deze artistokratisch-verfijnde vorm- en kleurkunst verstoren. Zelfs van ‘liefde voor volk en streek’ houdt Boulez zich ogenschijnlijk verre. En toch: iéts zegt u dat deze kunst, geschapen in een ander land, tussen andere mensen - mensen met andere zielenood en ander leed - onmogelijk dezelfde zou kunnen zijn. En is het uitspreken van de eigen ziel tegenover de dingen niet beter en heilzamer voor hem, die het werk in zich opneemt, dan het uitschreeuwen van een idee? En tenslotte, het is niet alleen naar de uiterlijke vorm, doch ook naar de innerlijke beleving, dat de schilderijen van Boulez de weergave zijn van onze veelzijdige en toch angstig-geschokte tijd.
M.J. Vandevelde