belangrijke frescoschilderingen o.a. in de Hallen van Ieper, in O.L. Vrouwkerk van Sint-Niklaas, in de Schepenzaal van Kortrijk, verder in kerken te Antwerpen, Leuven, enz.
Jan Rosier (Lanaken 1858 - Antwerpen 1931) en Jef Swennen (Hasselt 1871-1905), die nu zo academisch schijnen in hun genrestukken, historische taferelen en portretten, hebben toch ook enkele meer directe werken nagelaten.
Toen de les van het Franse impressionisme onze nationale kunstenaars de weg wees naar de open natuur werd één der schilders van de school van Tervuren, Jef Coosemans (Brussel 1865-1904), zelf bewonderaar van Hippolyte Boulenger, de ontdekker van de poëzie die het toenmaals ongerepte Kempische landschap van de streek rond Genk als nieuwe inspiratiebron bood. Rond 1880 wist hij door zijn voorbeeld twee Limburgers, Djef Anten (Hasselt 1851-1913) en Karel Theunissen (As 1871 - Bosvoorde 1948), zodanig te bezielen dat ze groeiden tot volwaardige landschapschilders, die niet moeten onderdoen voor schilders die in het genre heel wat groter faam verworven hebben.
Djef Anten, feitelijk autodidact, heeft ons uit zijn eerste periode een aantal realistische natuurtaferelen nagelaten, waarin hij het landschap rond Hasselt met een verbluffende fijne speling van het zilverachtig licht boven beek en berkenbosjes evokeert. Nadien evolueerde hij naar een kleuriger impressionisme, om tenslotte nog even te proeven van het pointillisme.
Karel Theunissen kwam eerder laattijdig tot de impressionistische landschapschildering, na eerst het grote genrestuk te hebben beoefend en zelfs na in de lijn van Laermans het sociale element in de Limburgse kunst geïntroduceerd te hebben.
Genk werd dus reeds van na 1870 een centrum, waar in de zomer talrijke landschapschilders in het Hôtel des Artistes vertoefden. Feitelijk hebben zich twee inwijkelingen in de streek, door zich definitief te Genk te vestigen, de misschien ten onrechte aldus genoemde School van Genk gesticht.
Het waren
Emiel Van Doren (Brussel 1865 - Genk 1948) en
Armand Maclot (Antwerpen 1877), beiden ontegensprekelijk eerlijke en knappe kunstenaars, die in hun gevulde loopbaan alle aspecten van de Kempen in de loop der seizoenen en der uren meesterlijk gepenseeld hebben. Zij mogen dan een realistisch-impressionistische kunst beoefend hebben in een tijd dat elders de eigenlijk scheppende periode in het genre sinds lang had afgedaan, ook mag een goed deel van hun doeken de stempel van het salonstuk dragen, toch hebben ze, door hun ernst en door het peilen in de ziel van het zo verscheiden Kempische landschap, werken geschapen die heel wat meer bekendheid verdienen.
Van Doren is de
Paule Nolens: Meisje.
Br. Maximinus (Victor van Maarbeek): Franciskus.