Genoteerde muziek werd ons van Meester Heinric niet overgeleverd. Maar ademt niet elk vers van zijn dertig Minneliederen reine melodie? Wie zal in het volgende vers het frisse ritme niet voelen trillen en de majeur-melodie niet horen zingen?
*
Wanneer deed de meerstemmige muziek haar intrede in Limburg? Thys, sprekende over de Basiliek-kapel van Tongeren, zet het jaartal 1200 vooruit. Een feit is nochtans dat van de 14de eeuw af, de Limburgse polyfonisten voornamelijk gekend zijn omdat hun namen in vreemde landen opduiken, om wille van de werkkring die zij daar gevonden hadden - een lot dat zij delen met de Luikse en Vlaamse contrapuntisten uit de late Middeleeuwen en de Renaissance.
Overigens heeft er steeds een sterke wisselwerking bestaan tussen Limburg en het naburige Luik, waarvan het, als Land van Loon, tot aan het einde van het Ancien Régime zou afhankelijk blijven. Rodulphus van St. Truiden studeerde te Luik alvorens naar de Limburgse abdij te worden verplaatst. Het kapittel van Tongeren kent beurzen toe aan begaafde chorales om aan een der zeven beroemde kapittel-scholen van Luik een soliede muzikale opvoeding te ontvangen, en roept vaak 'n bekend Luiks musicus als cantor naar Tongeren.
Andere Limburgse musici, als Johannes Stockem, zullen in Luik een eerste muzikale opleiding ontvangen, alvorens in den vreemde fortuin te zoeken. Onder deze zijn velen waarvan alleen de naam bewaard gebleven is - o.m. als zangers van de Pauselijke kapel - maar toch ook enkelen wie wij heel wat verschuldigd zijn.
Noemen wij Lodewijk van Montenaken, geboren in het Zuid-Oostelijke punt der huidige provincie, die later kanunnik werd aan de St. Lambertus-kathedraal te Luik en van wie een officie van de Hl. Barbara gekend is, de thans zo populaire patrones der Limburgse mijnwerkers.
Noemen wij ook Denijs van Rijckel (uit Rijkel, een dorpje tussen Loon en St. Truiden), geb. in 1394, aan 21 jaar doctor aan de Universiteit van Keulen, bekend in Duitsland, Frankrijk en Italië om zijn ascetische werken. Hij bezat de gave der profetie en voorspelde o.m. de verwoesting van Luik door Karel de Stoute. Het eerste boek dat bij de eerste Belgische drukker, Diederik Martens, van de pers kwam, is van zijn hand (1473). Hij was muziektheoreticus.
Vergeten wij niet Lodewijk Heiligen, geb. 1304 te Beringen, en dus de eerste Kempenaar uit de geschiedenis der Limburgse muziek, die werkzaam was aan het Hof der Pausen te Avignon. Daar leerde hij de grote Italiaanse dichter Petrarca kennen, wiens boezemvriend hij werd. Zo wij niets over zijn composities of muzikale werking afweten, blijft ons niettemin de vleiende brief van Paus Johannes XXII, waarin deze hem zijn geliefde zoon, magister in musica noemt. Hij stierf te Avignon in 1361.
Een andere Kempenaar, maar dan uit de volgende eeuw, is Jean Copis van Lummen, zanger in de pauselijke kapel, die reeds in 1476 (hij stierf in 1527 als bisschop van Terracine) de eretitel familiaris papae draagt.
Aan deze selectie willen wij nog de naam van Johannes Stockem toevoegen (geb. 1448), niet alleen omdat wij hier voor de eerste Maaslandse musicus staan, maar vooral omdat hij een der enige figuren is, van wie een aantal composities zijn overgeleverd. Waarschijnlijk stammende uit het Maaslandse dorp Stokkem, kreeg hij zijn opleiding te Luik. Van daar trok hij naar Hongarije waar hij dienst nam in de koninklijke kapel. Later vinden wij hem geciteerd als zanger van de pauselijke kapel. Petrucci, de grote Italiaanse muziekdrukker van de Renaissance publiceerde verscheidene van zijn chansons in zijn verzameling van 1501. Andere bevinden zich in een handschrift van de Lyceumbibliotheek van Bologna.
*
Een apart geval vormt de musicus Herman vander Rijst, een Diestenaar die na elders zijn sporen te hebben verdiend, zijn kunst ten dienste kwam stellen van zijn volk, niet in het kader van een beroepskapel zoals totnogtoe het geval was, maar van de amateursmuziek.
Den eersten die de liefde ende oeffeninge van 't musieck te Hasselt gebraght heeft, is geweest Herman vander Rijst, bortigh van Diest en borger van Hasselt, schrijft de Hasseltse chronist Mantelius, als hem hebbende daer ten hauwelijck gegeven, den welcken in zijn Jonckheijt chorael geweest was in 't hof van Baieren, onder den vermaerden capelmeester Orlando en eenighen tijdt sijn plaets bedient. Maer also den eersten iever ende liefde tot d'edel const verflaut was, heeft die omtrent desen tijdt (Mantelius bedoelt hier het jaar 1615) verweckt Heer Robert Prijs, priester, en na hem Wauter Wijnrox, twaalfman. Also datter vande liefhebbers een formeelgilde of camer is opgericht en is de const soo vermeerdert en vergroot, datse den Godtsdienst met haer musieck en allerhanden instrumenten vercieren.
Herman vander Rijst is de muzikale glorie van de tegenwoordige hoofdstad van Limburg. Zijn eerste muziekopleiding kreeg hij in zijn vaderstad Diest, aan de zangschool van St. Sulpitius, maar al vroeg trok hij naar München, waar hij dienst nam in de hertogelijke kapel: want de Orlando uit Mantelius is niemand anders dan de grote Henegouwse musicus Roland de Lassus,