ons land werden gemaakt, toch is het onderscheid vrij moeilijk, behoudens in enkele zeer aparte gevallen. De Vlaamse gleiswerkers spanden zich inderdaad hard in om het Delfts werk zo getrouw mogelijk na te bootsen, juist zoals die van Delft trouwens al het mogelijke deden om het Chinees porselein na te maken... en zoals de Antwerpenaren de Italiaanse majolica. Dit laatste is echter slechts toepasselijk op de betrekkelijk beperkte reeks werken waarin de Hollandse nabootsing flagrant is, want onze vaklui ontdeden zich geleidelijk van de steun van onze Noorderburen, om hun inspiratie in de meest verschillende richtingen te zoeken. Het zijn dus in hoofdzaak ingevoerde stukken die men in Gruuthuse in de verzameling van Hollands gleiswerk bewaart. Men kan die serie in vier hoofdgroepen onderverdelen: 1) een belangrijke verzameling apothekerspotten; 2) talrijke wandtegels; 3) een grote keus schalen, waarvan vele van het type ‘Boeren-Delfts’ (Zie F. Hudig, Delfter Fayence, Berlin 1929, p. 242; C.H. De Jonge, Oud-Nederlandse majolica en Delftsch aardewerk, Amsterdam 1942, p. 318); 4) en enkele stukken, waarschijnlijk Brugs of Gents gleiswerk, maar naar Delfts patroon versierd.
*
Vroeger schreef men alle tegels in aardewerk met blauwe of mangaankleurige versiering en van Hollands type, toe aan Delft. Thans is men reeds beter gedocumenteerd, want Rotterdam verdient onder andere steden, een ruim aandeel in deze productie. In het Vlaamse
Wandtegels, versiering in mangaan, Delft of Rotterdam, 18de eeuw. Bijbelse tonelen in medaillons: Besnijdenis, Pilatus door zijn vrouw verwittigd, Christus verjaagt de kooplui uit de tempel, Emmaüsgangers.
Copyright A.C.L. Brussel.
Tegeltableau, misschien van Brugse oorsprong. Mangaanversiering: Noë en de Ark. Geheel van 40 tegels.
Copyright A.C.L. Brussel.
land is het probleem nog neteliger, omdat men hier een zeker aantal tegels maakte ‘genre Delft’, bepaald bij De Brouwer te Brugge. Hetzelfde gold ten andere in Vlaanderen voor de geglazuurde terra cotta van de 18
de en 19
de eeuw. Alles wordt gerangschikt onder de naam ‘Torhouts aardewerk’ terwijl men in feite aardewerk maakte, vooral na 1830, in talrijke Vlaamse steden, als Brugge, Gent, Kortrijk, Tielt, Eeklo, Aalst, Sint Niklaas, Ronse, Komen en later nog te Oostende, Meirelbeke, Wetteren, Overboelare enz. (Zie vooral: Annuaire industriel en administratif de la Belgique, Bruxelles, 1832, Royaume de Belgique, Monographies industrielles, Recensement du 31 octobre 1896).
Deze enkele gegevens die de lezer in het beknopte lijst blz. 53 aangevuld zal vinden, werden verzameld met het oog op een catalogus van het Gruuthusemuseum. Ze zijn nog zeer onvolledig, want ze werden opgemaakt tijdens enkele uren, die ik doorbracht in een van de aantrekkelijkste musea van Europa. De atmosfeer die de bezoeker in dit oude Brugse huis ontmoet, is zeer sympathiek. Een gelukkige verbeelding en een volmaakte smaak hebben van dit museum iets levends