West-Vlaanderen. Jaargang 6
(1957)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
De oudste archeologische dokumentenWat het Gruuthuse-museum bezit aan oudheden uit de vroegste tijden van onze geschiedenis, is zeker niet onbelangrijk en het zal de bezoeker enigszins verwonderen dat de Vlaamse bodem zoveel aan oudheden opbracht. Vlaanderen is werkelijk niet arm! Wij hebben de taak op ons genomen deze oudheidkundige voorwerpen te dokumenteren en hierover willen we U de eerste resultaten bekendmaken. Meer dan een halve eeuw is het Gruuthuse-museum in het bezit van verzamelingen, die op archeologisch en historisch terrein effenaf ‘prachtig’ mogen genoemd worden en die tot stand zijn gekomen dank zij de bewonderenswaardige speurzin en archeologische ijver van Westvlamingen, die op het einde van de xixde en in het begin van de xxste eeuw de pioniers van de archeologie in West-Vlaanderen zijn geweest Aan hen brengen we een warme en dankbare hulde: priester Juliaan Claerhout, Baron M. de Maere d'Aertrijcke, Mgr. Béthune, Dr. H. Depoorter en Baron Karel Gillès de Pélichy. Aan deze laatste zijn we veel verschuldigd, vooral omdat zijn verzamelingen verreweg de belangrijkste zijn en voorwerpen bevatten, die zowel uit de prehistorie als uit de Gallo-Romeinse- en Merovingische periode dateren. Baron K. Gillès de Pélichy is er in geslaagd een merkwaardige verzameling van vuurstenen werktuigen tot stand te brengen, waardoor een duidelijk beeld opgehangen wordt van de silexindustrie in West-Vlaanderen.Ga naar margenoot+ De talrijke pijlspitsen met dwarse snede zijn kenmerkend voor de hoogtenederzettingen van de Vlaamse Bergen: die van de Kemmelberg (162 m boven de zeespiegel), van de Scherpenberg (121 m) bij Loker, van de Rode Berg (140 m) en de Zwarte Berg (133 m); ze wijzen op een bevolking, aan wie boog en pijl onbekend waren. Met deze pijlpunten, die voorzien waren
Terra-sigillata. Gallo-Romeins grafveld van Balgerhoeke: 1 tot 5. Gallo-Romeinse villa van Brugge-Haven: 6 en 7. - Foto A. De Blieck, Brugge.
van scherpe en kwetsende kanten, trok zij op jacht. De microlithen echter of de kleine bewerkte silexstenen, dieGa naar margenoot+ gemonteerd in hechten van hout of riet, voor de jacht of de visvangst bestemd waren, zijn kenschetsend voor de neolithische nederzettingen van Assebroek, St. Kruis, Loppem en Zedelgem. In deze stations ontbreken de pijlspitsen met dwarse snede. Een reeks vuurstenen bijlen zal ook de aandacht trekkenGa naar margenoot+ van de bezoeker: bijlen uit Brugge, Markegem, Torhout en Klerken. Er zijn nog vuurstenen schrabbers, de belangrijkste werktuigen voor het prepareren van huiden voor de kleding en de bewoning, boortjes, lemmers en geretoucheerde klingen. De techniek, die bij de bewerking van vuursteen aangewend wordt, was tweevoudig. Een vuurstenen kern kon aan werszijden snijdend gemaakt worden door er splinters van te slaan. Ook kon men een stuk silex van de kern afslaan, die bewerkt werd tot een instrument, dat geschikt was om te schaven, te krabben en te snijden. Zo kan de bezoeker nog op verschillende werktuigen de slagbult herkennen. Aan de concentrische slaggolven van de onderzijde is nog duidelijk te zien in welke richting slagvlak en slagbult gelegen zijn. Hoe kwam de silex in West-Vlaanderen? De waterwegen (Mandel, Leie, Schelde, Haine) zorgden voor het transport. Handelaars brachten uit de Henegouwse mijncentra de lichtgrijze, fijnkorrelige silex uit Spiennes of de mooie, zwartkleurige silex uit Obourg naar onze neolithische stations. Nochtans is een sterk percent van de instrumenten uit de hoogtenederzettingen van de Vlaamse Bergen uit een zwarte silex van Artois (Noord-Frankrijk) vervaardigd. Sommige stukken zoals de geslepen bijl van Markegem en een lemmer van Zedelgem zijn uit de honingkleurige, Franse silex van Le Grand- | |
[pagina 43]
| |
Pressigny (Indre-et-Loire). De import van silex uit Le Grand-Pressigny bloeide eerst in het Laat-Neolithicum. Silex was echter niet de enige grondstof; ook been, hertshoorn en vreemde steensoorten zoals nefriet, jadeïet en ftaniet werden aangewend, hetgeen wijst op toenmalige bestaande handelsbetrekkingen. Op de Scherpenberg bij Loker werd een bijl gevonden, dewelke uit een harde, groenachtige rotssteen vervaardigd was. De weinige neolithische potscherven komen uit hutkommen. Het bakken van de ceramiek behoorde tot de dagelijkse bezigheden van de vrouw. De pottenbakkersschijf was echter in onze streken volkomen onbekend en bleef het tot kort vóór de komst der Romeinen. De komst der Romeinen bracht kentering in de levenswijze, het comfort, de welvaart en de opvattingen van de plaatselijke bevolking. De hele Vlaamse kustvlakte was sterk geromaniseerd. Twee verzamelingen lichten ons daaromtrent duidelijk in: de verzameling van Eduard Neelemans (1820-1899), oud-burgemeester van Eeklo, met voorwerpen uit het Gallo-Romeins grafveld van Balgerhoeke en de verzameling van Baron Karel Gillès de Pélichy met overblijfselen van de Gallo-Romeinse villa van Brugge-haven. Ten allen tijde werden oudheidkundige vondsten toevallig verricht. Bij het graven van het zeekanaal van Brugge naar Zeebrugge (1895-1901) kwam men nietGa naar margenoot+ alleen op het spoor van een boot, die aan een Saksische oorsprong moet toegeschreven worden, maar ook van puinen van een villa, geen stenen constructie maar een houten gebouw, waarvan het dak met Romeinse dakpannen belegd was. Deze villa zou op het einde van de iiide eeuw na Chr. door binnenvallende vreemde stammen geplunderd en in brand gestoken zijn geworden. Fragmenten van ter plaatse gevonden aardewerk vertonen sporen van verbranding. Het merendeel van de voorwerpen uit de villa van Brugge-Haven betreft aardewerk. In Gruuthuse echter kan de bezoeker twee medische instrumenten bewonderen:Ga naar margenoot+ een bronzen spatula en een bronzen ovale lepel. De spatula had een dubbel doel; de olijfvormige kop diende alleszins voor een chirurgische bewerking. Bij het aardewerk valt vooral het blinkend rood vaatwerk
2. Een gewone geverniste beker met zandbestrooiing. 3. Een deukbeker. 4 en 5. Twee jachtbekers of Castorvazen uit Bredene. - Foto A. De Blieck, Brugge.
op, versierd of onversierd, terra-sigillata gehetenGa naar margenoot+ (afb. A 6, 7). Het zijn importprodukten. De sigilatta is een uitstekend dateringsmiddel, omdat de geschiedenis van deze industrie zeer goed gekend is; nochtans blijft de samenstelling van het terra-sigillatalaagje, dat niet alleen aan het voorwerp een mooie glans gaf, maar ook tot doel had de vazen waterdicht te maken, tot op heden een raadsel. Een groot deel van dit luxe-vaatwerk is, zoals andere vondsten uit de Vlaamse kustvlakte, afkomstig uit de pottenbakkerijen van Rheinzabern (Rhenanae Tabernae) op 27 km ten zuiden van Speier (Rijnland), die in de tweede eeuw na Chr. bedrijvig zijn geweest. Langs Rijn en zee bereikten deze produkten de kustvlakte. Ook uit andere gebieden kwamen produkten hierheen. De zg. Castorvazen of jachtbekers, die jachttafereienGa naar margenoot+ voorstellen zoals lopende herten, hazen en achtervolgende honden en die te Castor, nabij Cambridge vervaardigd werden, kwamen te Klemskerke en te Bredene (afb. 4 en 5) aan het licht. De versiering is à la barbotine vervaardigd; barbotine is een soort pap van potaardedeeg met water aangelegd en die op de beker gelegd wordt met een hoornvormig buisje tot het vormen van mooie siermotieven. Tot dit genre behoren nog twee andere bekers: een mooie deukbeker (afb. B 3) met vier indeukingen, waardoorGa naar margenoot+ hij gemakkelijker in de hand gehouden werd en een geverniste drinkbeker met zandbestrooiing (afb.Ga naar margenoot+ B 2), waardoor de beker niet gemakkelijk uit de hand kon glippen. Hoe praktisch die mensen toch waren! Het gewoon aardewerk, dat dagelijks gebezigd werd, komt veelvuldig voor: kruiken, kookpotten, wrijfschalen, amfora's of grote voorraadpotten waarin vloeibare koopwaren of spijzen vervoerd of bewaard werden. Twee grote amfora's versieren de zaal. Hun vindplaatsGa naar margenoot+ is onbekend. De meeste wrijfschalen vertonen een bodem, die met kleine stukjes kwarts is bezet. Het zijn kommen, die dienden voor de kaasbereiding. Ook nagels van gebakken aarde kwamen in de villaGa naar margenoot+ van Brugge-haven aan het licht. Zij zijn van hetzelfde type als deze uit De Panne. Over het gebruik van deze aarden nagels zijn de meningen uiteenlopend. Sommige beschouwen ze als stutten voor de potten tijdens het | |
[pagina 44]
| |
Afb. C. Gewoon aardewerk uit het Gallo-Romeins grafveld van Balgerhoeke. 1. Veldfles. 2 en 3 Kruiken. 4 en 5 Drinkbekers. Vooraan: zes ampullen.
Foto A. De Blieck, Brugge. bakken, waardoor de vlammen vrijuit tegen de ganse oppervlakte van de pot konden oplaaien. Anderen nemen ze voor resten van zoutontginningen, waarvoor de kustbevolking terecht bekend stond. Dat de Morinen en de Menapiërs zout ontgonnen, bewijzen twee inscriptiestenen te Rimini (Italië), alwaar ze geplaats werden door Morinische en Menapische zoutpachters ter ere van een Romeinse officier L. Lepidus Proculus. Waar en wanneer het Gallo-Romeins grafveld van Balgerhoeke gevonden werd, kan niet met zekerheid achterhaald worden. Het schijnt dat een deel van de vondsten in 't bezit is gekomen van burgemeester Eduard Neelemans, die ze in 1900 verkocht aan het Oudheidkundig Genootschap van Brugge. In deze verzameling komen enkele merkwaardige stukken voor. Bij het sigillatavaatwerk zijn stukken voorhanden, die duidelijk de pottenbakkersstempel dragen, zoals o.a.Ga naar margenoot+ de naam Bassus (afb. A 3). Deze pottenbakker werkte in het zuiden van Frankrijk te La Graufesenque in de eerste helft van de eerste eeuw na Chr. De naam van de pottenbakker diende niet uitsluitend als reclame, maar was tevens een waarborg van degelijkheid. Ook zijn er produkten uit de ivde eeuw (afb. A 1 en 2), toen de sigillataindustrie een heropflakkering kende, maar voorwerpen van mindere kwaliteit voortbracht, zoalsGa naar margenoot+ een kom (afb. A 1) waarvan de wand versierd is met een radversiering, bestaande uit vierkantjes gevuld met streepjes, punten, kringen en visgraten. Het is ons niet mogelijk de talrijke kruiken uit deze verzameling te beschrijven. Toch willen we de aandacht vestigen op een uniek exemplaar, namelijk een aardenGa naar margenoot+ veldfles in witgeel aardewerk (afb. C 1). Ze is uitzonderlijk van vorm, omdat beide oren met het midden van de buik verbonden zijn, wat bij de andere exemplaren, die we kennen, geenszins het geval is. Een viertal Romeinse olielampen vullen de verzameling E. Neelemans aan; men weet dat de lampen bij de as van de overledenen in de graven werden bijgezet. In het Gruuthusemuseum worden nog drie andere Romeinse olielampen bewaard; het zijn wratlampen, die afkomstig zijn uit de Calixtuscatacomben van Rome. Nu is het de beurt aan Emelgem, een mooie doch nederige gemeente in de Mandelvallei, waar vóór vijftig jaar een kleine uitbating werd begonnen, namelijk het zand steken of het zand trekken. Door deze ontzaveling stootten werklieden op Preromeinse, Romeinse en Frankische oudheden. Het werd een echte potjesjacht; zo ontstonden de verzamelingen van Dr. H. Depoorter en Baron Karel Gillès de Pélichy, die achteraf aan Gruuthuse in bruikleen werden gegeven. Baron K. Gillès de Pélichy schreef dat, tussen 1893 en 1899 te Emelgem een 80-tal graven werden gevonden: een 10-tal crematiegraven uit de Halstatt-tijd, een 40-tal Romeinse brandgraven en een 30-tal Merovingische inhumatiegraven. Deze grafvelden zouden op de linkerhelling van de Mandelvallei gelegen hebben in een zone tussen de gemeentegrens van Kachtem en het dorpsplein met als centraal punt ‘Vijfwegen’. We beperken ons alleen tot de inhoud van de Merovingische graven, de wapens in het bijzonder. De weinige Merovingische grafvelden uit Vlaanderen en het noorden van het land blijken van een latere datum te zijn: einde viide en begin viiiste eeuw. In West-Vlaanderen werden tot op heden zeven Merovingische begraafplaatsen gevonden, waarvan enkele wel twijfelachtig zijn: Assebroek, Pittem, Lichtervelde, Meulebeke, Emelgem, Izegem en Avelgem. Ze zijn meestal gelegen langs het waternet, op een helling waar de grond doorgaans minder geschikt is voor bebouwing, bv. te Assebroek langs de Kleine Leisbeke, te Izegem en Emelgem langs de Mandel, te Meulebeke langs de Gestelbeek en te Pittem langs de Deve. Onder de wapens van de Merovingische begraafplaats te Emelgem, die in het Gruuthuse-museum bewaardGa naar margenoot+ worden, citeren we skramasaksen - de skramasaks is een sabel van ongeveer een halve meter, die langs één zijde snijdt, - lanspunten, messen, bijlen, umbo's en gedamasceerde gordelgespen en -platen. De | |
[pagina 45]
| |
damascering was een nieuw, oosters procédé, dat erin bestond aan de wapens met zilver- en gouddraden een gevlamde versiering en meteen soepelheid en kwaliteit te geven, waardoor het metaal de degelijkheid van ons hedendaags staal benaderde. Het is spijtig dat de gedamasceerd voorwerpen uit het Gruuthuse-museum nooit aan een laboratorium-onderzoek werden onderworpen. In een Merovingisch graf te Emelgem werd de enigeGa naar margenoot+ Gallo-Romeinse emailfibula of mantelspeld uit West-Vlaanderen gevonden. De sierschijf vertoont concentrische cirkels in een ruitvorm. De emailversiering is bij wijze van mozaïek in meerdere kleuren ingelegd; de rechthoekige vakjes zijn groen, de punten zwart op een bruinrode grondkleur. Waarschijnlijk werd deze fibula vervaardigd in de emailsmelterijen van de bekende villa van Anthée, één van de grootste villa's uit het zuiden van ons land. De villa van Anthée werd in 267 na Chr. door de invallen der barbaren verwoest. Merovingische vrouwengraven te Emelgem brachten halssnoeren aan het licht, waarvan de parels in barnsteenGa naar margenoot+ met deze in pasta en keramiek een barbaars spel van de meest contrasterende kleuren vertonen. Voor de Franken had barnsteen een bijzondere betekenis. Uit de capitularia van Karel de Grote vernemen we dat barnsteen door de vrouwen werd gedragen als talisman tegen de onvruchtbaarheid. Uit al deze archeologische en historische gegevens is het duidelijk geworden dat we ook door een bezoek aan het Gruuthuse-museum de vroegste geschiedenis van onze provincie leren kennen. De grote verdienste ligt bij Baron Karel Gillès de Pélichy. Aan hem hebben we alles te danken. Voor het durvend en geslaagd initiatief van de herinrichting van deze afdeling gaat onze welgemeende dank naar Dr. A. Janssens de Bisthoven.
DR. EDUARD TRIPS |
|