West-Vlaanderen. Jaargang 6
(1957)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
EdelsmeedwerkDe verzameling metaalwerk in het Gruuthuse Museum is één van de belangrijkste van het land. Sommige stukken hebben een zeldzame artistieke waarde. Andere zijn merkwaardige getuigen van kunsthistorisch belang. Elk stuk heeft zijn eigen schoonheid, tijdloos van vorm of versierd naar de heersende stijl. Alle technieken zijn vertegenwoordigd. Een twintigtal zilverwerken prijkter in 1950 in de tentoonstelling Edelsmeedkunst in het Brugse. Dat was maar een klein gedeelte van de schatten die in het museum bewaard zijn. De meeste voorwerpen van de afdeling edelsmeedwerk zijn herkomstig van de Brugse ambachten en neringen, gilden en konfreries. Enkele dezer verenigingen zijn tot heden toe in leven en geven trouwens hun bezit alleen in bruikleen ter bewaring. Deze kunstwerken weerspiegelen drie à vier eeuwen Brugse maatschappelijke geschiedenis. Door inschriften, namen en dateringen zijn zij tevens historische documenten. Ze zijn alle het werk van Brugse edelsmeden. Ga naar margenoot+ Het eerbiedwaardigste stuk is ongetwijfeld het eedkruis van 1562 dat met zijn oorspronkelijk lederen schrijn bewaard is. Het kristallen kruis is in tandlijstjes gevat; op een zijkant bemerkt men de Brugse leeuwenkop. Het vertoont vier ronde medaljons en evenveel opengewerkte bladmotieven. Op de medaljons, aan de ene kant in verguld zilver: de gegraveerde symbolen van de vier evangelisten; aan de andere kant, in zilver, Sint-Niklaas, het inschrift ANO - 1562, en, in smaltwerk, een wapenschildje met leeuw. De stoeldraaiers bezaten een eedkruisje, een eenvoudig werk van de Brugse zilversmid Christiaan Partille, van het einde van de xvie eeuw. Ga naar margenoot+ Het jaartal 1562 treft men ook aan op de zwarte laars, midden op het overigens xviiie eeuws schild van de Corduwaniers en andere leerbewerkers, ‘dobbeerders, swarte leerlauwers, seemlauwers, huidevetters en handschoenmakers.’ De xviie eeuw, althans de tweede helft, is vertegenwoordigd door enkele fraaie stukken: signaleren wijGa naar margenoot+ vooraf het aardig belletje van de Kleermakers, gemerkt met de namen van deken en leden van het ambacht en het jaartal 1650. Het is het werk van meester AK (A. Van Kerckhove?). Ga naar margenoot+ Het ronde borstschild van de Lijnwaad- en tijkwevers, van 1681, door Meester IB, is versierd met de voorstellingen van O.L. Vrouw met Kind Jezus, een knielende herder en de H. Katharina; verder met de wapenschilden van Vlaanderen, van Brugge en van het ambacht. Men leest er de namen van deken, goeverneur, schilddrager en vinders, en tenslotte het treffende versje:
Linwaet, serveet en tyck
dat mack Vlandere ryck.
Het grote ronde schild van de Brouwers, van PieterGa naar margenoot+ van Sychem, 1695, vertoont in het midden, in een laurierkrans, een verguld medaljon met borstbeeld van Sint Arnoldus, hun wijdvermaarde patroon. In de drie brede cartouches die straalsgewijze errond geplaatst zijn ziet men drie gebeurtenissen uit het leven van de heilige: zijn intrede in de abdij van Sint-Medardus te Soissons, zijn verheffing tot de bisschoppelijke waardigheid, zijn ontmoeting met de wolf die hem veilig door het bos leidde. Het schild is versierd met loofwerk en maskers, met twee stuikmanden en gekruiste mouterschop en roerstok. Het schijnt alsof het aankopen van nieuw zilverwerk in de Brugse ambachten omstreeks 1750-1770 bijzonder aanstekelijk werkte. De tijden waren gunstig. Men mag zich echter afvragen hoeveel ouder zilverwerk hiervoor ten offer in de smeltkroes is verdwenen. De borstschilden of ‘schakels’ hebben thans reusachtige afmetingen gekregen.
Het belletje van de kleermakers (Meester AK, 1650). - Copyright A.C.L. Brussel.
| |
[pagina 16]
| |
Ga naar margenoot+ Het schild van de Bakkers, van Ch. Benninck, 1769, bestaat uit een speelse Rococo cartouche van langgerokken voluten met fijn schelpwerk, gerimpeld en gebekt. Midden, op verguld koperen grond, de zilveren beeltenis van Sint-Aubertus, bisschop van Kamerijk en patroon van de bakkers, met zijn met brood beladen ezeltje die de beurs om de hals draagt. In een kleinere cartouche, onderaan, de drie broodpalen, kenteken van het ambacht. De kleinere schildjes vertonen hetzelfde kenteken. Zij dagtekenen respektievelijk van 1760, 1761, 1762, 1768 en drie stuks van 1772. Het ambacht van de bakkers was
Het Eedkruis van 1562. - Copyright A.C.L. Brussel.
buitengewoon prachtlievend - hoe zou het ons kunnen verwonderen -. Niet alleen hun zilverwerk maar ook hun koperen kandelaars en hun gleiswerk lieten zij met hun eigen kentekens versieren. Ga naar margenoot+ De kleine schildjes van de nering der Oude Kleerverkopers dagtekenen reeds van 1749. Het grote schild, van 1762, resumeert door een aantal inschriften de geschiedenis van de vereniging door de xixe eeuw heen. Ga naar margenoot+ Het schild van de Stoeldraaiers en kistenmakers van 1782, vertoont in een strakke Louis XVI omraming, Sint Niklaas en de kuip met de drie kinderen. Dat van deGa naar margenoot+ Kleermakers of scheppers met de grote openstaande schaar, dagtekent vermoedelijk eveneens van het einde der xviiide eeuw. Het is een merkwaardig feit dat zoveel Brugs gildezilver de beroerde tijden van de Franse Revolutie heeft overleefd. Enkele xixde eeuwse stukken mogen nog vermeld worden. Ga naar margenoot+ Van 1827 ziet men een schildje van Sint-Elooi; deGa naar margenoot+ Stoeldraaiers hebben een Empire-kerkschaal; de MaatschappijGa naar margenoot+ der Meesters Schoenmakers voert in haar schildjes van 1830, nog steeds de zwarte laars der Corduwaniers. Het ambacht der Kleermakers heeft na 1831 een hele reeks kleine schildjes aangeworven, evenalsGa naar margenoot+ de Maatschappij der Timmerlieden die blijkbaar maar één klein xviiide eeuws schild heeft kunnen redden. De maatschappij der Verenigde Ambachtslieden, metGa naar margenoot+ Sint-Leopoldus als patroon, komt als laatste in de reeks met schildjes van 1839. Het Gruuthuse Museum bewaart de merkwaardige breuk van de oude Sint-Sebastiaansgilde van Sinte-Kruis,Ga naar margenoot+ sedert het midden der xviiide eeuw de Keizerlijke en Koninklijke Vrije Schuttersgilde van Maria Theresia. De breuk is gemonteerd op een fluwelen kraag en bestaat uit drie delen die op de schouders door twee scharnieren samengevoegd zijn. De verschillende elementen zijn tussen twee koordlijsten gevat. Vooraan het wapenschild van Keizer Karel, gehouden door twee niet-oorspronkelijke leeuwen; verder, links en rechts, een waaiervormige bundel van zes pijlen, rankwerk in de vorm van twee B's. Dan, tussen twee griffoenen, enerzijds het wapenschild van de Sint-Sebastiaansgilde en anderzijds dat van J. Carondelet, proost van Sint-Donaas en vermoedelijke beschermheer van het gilde. De breuk dagtekent waarschijnlijk van vóór 1544 aangezien Carondelet in dat jaar overleed. Een oorspronkelijke medaille van Maria Theresia van 1752, een aantal schildjes en medailles van de xviide tot xxde eeuw zijn aan een ketting bevestigd; daartussen hangt het oorspronkelijke vogeltje. Het Gruuthuse Museum bewaart ook een aantal voorwerpen van verschillende schutters- en schermersgilden. Een eenvoudige ketting met een beeldje van SintGa naar margenoot+ Joris (of Sint Michiel) die de draak velt (xvide eeuw); het schildje van ‘Dhr Judocus Soetaert, Coninck intGa naar margenoot+ jaer 1668’ is het werk van een Meester I.P. Het ronde schildje dat door Karel II van Engeland inGa naar margenoot+ 1657 aan de Sint Jorisgilde van Brugge werd geschonken draagt zijn wapenschild omringd door de orde van de Kouseband met haar bekende spreuk Honi soit qui mal y pense. Het is een werk van de Brugse zilversmid AK. Verder ziet men een xvide eeuwse gaai met schildje,Ga naar margenoot+ een breuk van de xviide eeuw, een stokje van de SintGa naar margenoot+ | |
[pagina 17]
| |
Michielsgilde van Lichtervelde (1687), een medaille metGa naar margenoot+ filigraanwerk van de Sint-Jorisgilde van Wervik, eenGa naar margenoot+ armband van Diksmuide (1716) een schildje van 1717,Ga naar margenoot+ een pijk en een vogel van Adinkerke (1764 en 1785)Ga naar margenoot+ een paar halve maantjes, een mooie pijk met inschrift: ‘Fortitudini Juncta Fidelitas’ (1790) en met het microscopisch kleine signatuur van de brugse zilversmid ‘Suret fecit’. Ga naar margenoot+ Het ronde schild van de Rederijkersgilde De Drie Sanctinnen, voorstellende de HH. Katharina, Magdalena en Barbara, dagtekent vermoedelijk van 1638-39. Het draagt de moraliserende spreuk: ‘Die lijd verwint’. Het is het werk van de reeds vermelde meester AK. Ga naar margenoot+ De Konfrerie van het H. Sakrament vertoonde niet de praalzucht van de ambachten en gilden. Haar ketting is sober maar smaakvol: de zestien schakels dragen de namen van de Confreers en zijn gedagtekend van 1761 tot 1799. De rococo cartouche dagtekent van 1764. Ga naar margenoot+ Het kerkelijk zilver is maar door enkele stukken vertegenwoordigd - en dan nog schijnen sommige van't schild van de brouwers (Pieter van Sychem. 1695)
Foto R. Vanroelen, Brugge. gilden of konfreries herkomstig te zijn, aldus de voet van een ciborie of van een monstrans (1587), met de brouwersemblemen en de naam Joanna Verdonck. De bijzonder mooie gotische reliekmonstrans (xvde eeuw) evenwel niet Brugs, heeft een zespuntige voet. De snede is opengewerkt in kleine vierpassen. Zes medaljons, door een koordlijstje omgeven, vertonen achtereenvolgens een kruisje, het IHS monogram, de Zegenende Hand, het Lam Gods, het Zweetdoek vanGa naar margenoot+ Veronika met de drie nagels, het Mariamonogram. De greep is gegraveerd met gotisch traceerwerk. De zes ronde knoppen vertonen achtereenvolgens de letters van de naam JESUS en een kruisje. Op de rechthoekige reliekhouder ziet men aan de ene kant Christus met zijn kruis en de instrumenten der passie; aan de andere kant overvloedige bladranken. Het torentje is bekroond met bol en kruisje. Ga naar margenoot+ Er zijn twee Brugse stukken van 1631: een reliekmonstransje met inschrift S.B., wellicht van S. Barbara, vermoedelijk werk van Jan Tepersele en het kleineGa naar margenoot+ chrismatorium van Ramskapelle, van Jan Blavoet. Verder zijn er nog enkele fragmenten, en een xviide eeuwse ciborie van een Rijsselse zilversmid. Twee eigenaardige zilverstukken hebben een rechterlijkeGa naar margenoot+ oorsprong: een gerechtigheidshand en een borstbeeld dat vermoedelijk uit de xvde eeuw dagtekent. Geen van beide stukken draagt een stempel. De breedovale vorm van het benedengedeelte van het borstbeeld herinnert nog aan de vroeggothische
Het schild van de bakkers (Ch. Benninck.
Copyright A.C.L. Brussel. reliekbusten. Het is afgezet met een dubbel profiel waartussen een parellijstje. Onder het zilver van huiselijk gebruik treft men enkele stukken van vreemde herkomst aan, vnl. onder de mooie reeks lepels. De oudste nochtans is een authentieke Brugse lepel, met ingeschoven vorkje onder het blad en plooibare steel, versierd met maskers en grottesken. Hij werd gemaakt in 1619-20 door Carels van Neykerke voor Cornelie Vanderplancke. Haar naam en haar patroon Sint Cornelius zijn in de lepel gegraveerd.Ga naar margenoot+ Het oorspronkelijke lederen schrijn is eveneens bewaard. Een eenvoudiger exemplaar is vermoedelijk het werk van een ander lid der familie van Nieuwkerke. Wij zien nog een Antwerpse lepel, eveneens met vorkGa naar margenoot+ en plooibare steel vermoedelijk van 1627-28 of 1649-50; twee Amsterdamse lepels, de ene met een gedraaideGa naar margenoot+ steel en schilddragende leeuw (xviide eeuw) de andere van 1741; een lepel van Bergen (Mons) van 1753.Ga naar margenoot+ Het overige tafelgerei is Brugs en dateert, met uitzondering van twee Louis XIV kandelaartjes, van de tweede helft der xviiide eeuw: een mooie Rococo koffiekanGa naar margenoot+ van Ch. Benninck (1761); de beker op voet met deksel,Ga naar margenoot+ met wapenschild Destappens (1766); twee olie- en azijnstelletjesGa naar margenoot+ (1768 en 1770); twee RococokandelaartjesGa naar margenoot+ (1775) een eenvoudig maar sierlijk komfoortje (1791);Ga naar margenoot+ vier zoutvaatjes en tenslotte een mosterdpotje van deGa naar margenoot+ zilversmid Smit (1797). Het zou te ver leiden hier over het andere metaalwerk uit te weiden. Signaleren wij even de gegraveerde koperen grafplaat van broeder Abel Porchet, van 1509, deGa naar margenoot+ zware kandelaars en aquamanile, de merkwaardige reeks bronzen vijzels en die kolossale bronzen ketel van het Sint Janshospitaal, de gedreven koperen schalen, het koperen, tinnen en gesmeed keukengerei; de ijzeren haardplaten; enkele koperen kerkelijke voorwerpen als wierookvaten, wijwatervaten, altaarschellen, een voordraagkruis en een lessenaartje van 1775. Er zijn ook enkele oude juwelen en uurwerken. Daar is ten slotte de buitengewoon
De lepel van Cornelia Vander Plancke (Carels van Neykercke, 1619-20)
Foto R. Vanroelen, Brugge. merkwaardige verzameling A. Visart de Bocarmé: munten, zegels en matrijzen, medailles en plaketten, penningen en schijven, maten, gewichten, enz. Het is een verzameling die best kan wedijveren met rijksmusea in binnen- en buitenland.
DR. ELISABETH DHANENS. Provinciale Inspectrice voor Culturele Zaken Oost-Vlaanderen. |
|