Het oudheidkundig genootschap van Brugge
James Weale.
Guido Gezelle.
Dokter D.J. De Meyer.
Graaf A. Visart de Bocarmé.
C. Van de Walle de Ghelcke.
R. Coppieters 't Wallant
De meeste voorwerpen uit de verzamelingen van het Gruuthusemuseum werden bijeengebracht door het Oudheidkundig Genootschap.
In de winter van 1864-1865 besloten enkele historici en oudheidkenners, een Oudheidkundig Museum te Brugge op te richten, ten einde er de voorwerpen bijeen te brengen die betrekking hebben met de geschiedenis van het graafschap Vlaanderen en vooral met het verleden van de stad Brugge.
Een eerste vergadering werd gehouden op 22 februari 1865 ten huize van rijksarchivaris Felix d'Hoop. Een maand later, op 23 maart, werd aldaar het Oudheidkundig Genootschap gesticht. De twaalf stichtende leden waren: 1. Baron 't Serclaes de Wommersom, provinciale inspekteur van het Lager Onderwijs; 2. Kanunnik Felix Bethune, professor aan het Seminarie; 3. F. d'Hoop, rijksarchivaris; 4. James Weale, oudheidkundige en conservator van de verzamelingen; 5. Gilliodts van Severen, advokaat en tesaurier van het Genootschap; 6. L. Verschelde, architekt en sekretaris van het Genootschap; 7. Guido Gezelle, vicerektor van het Engels Seminarie; 8. Henri Dobbelare, glasschilder; 9. Charles De Poorter, onderpastoor op Ste. Walburga; 10. William Brangwyn, artitekt; 11. Hugo Verriest, leraar aan het St. Lodewijkscollege; 12. Emile Van den Bussche, adjunct-rijksarchivaris. Voorlopig werden de voorwerpen die aan het Genootschap behoorden, en die meestal geschonken waren door de leden zelf, bewaard ten huize van de heer d'Hoop. Ondertussen vroeg het Genootschap aan het Gemeentebestuur een lokaal om er een Oudheidkundig Museum in te richten. Drie gebouwen werden in het vooruitzicht gesteld: de Gentpoort, de oude Griffie, nevens de H. Bloedkapel en de oude tesaurierskamer van de stadsmagistraat, op de eerste verdieping van het Belfort.
Dààr werd het Oudheidkundig Museum geopend op zondag 6 mei 1866 met honderdenvijftig voorwerpen. Veertien dagen daarna overleed de voorzitter baron 't Serclaes en werd opgevolgd door L. Vercauteren, ondervoorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg.
Tien jaar later, in 1875, waren reeds 2003 voorwerpen tentoongesteld in het zaaltje van de stadstesaurie. Maar de ruimte begon te ontbreken. Daarom vroeg het Genootschap aan het Gemeentebestuur dat het, ten dienste van het Oudheidkundig Museum, het oude hotel Gruuthuse zou aankopen. Dit gebouw behoorde aan de Burgerlijke Godshuizen, - de voorloper van de Kommissie van Openbare Onderstand -, en was sedert 4 februari 1628 het lokaal van de Berg van Barmhartigheid. Deze vraag werd gunstig onthaald, en op 5 oktober 1874 besloot de Gemeenteraad het hotel Gruuthuse aan te kopen voor de som van 52.000 F.
Het Hotel Gruuthuse zou hersteld worden door architekt L. Delacenserie, direkteur van de stedelijke werken. Een eerste krediet werd gestemd op 20 september 1879. Maar de werken sleepten aan tot in 1898. De binnen-architektuur is geïnspireerd door de Franse oudheidkundige Viollet-le-Duc, en past niet voor een Vlaams gebouw. In 1902 werd een deel van de beschikbare zalen van het hotel Gruuthuse gebruikt voor het tentoonstellen van de handschriften en van de weefsels, een onderdeel van de Tentoonstelling der Vlaamse Primitieven. Na deze Tentoonstelling bleef alles op de oude voet, totdat, ter gelegenheid van de 75ste verjaring van België's onafhankelijkheid, er in de zalen van Gruuthuse, van juli tot oktober 1905, een Tentoonstelling van Oude Kunst werd ingericht, hoofdzakelijk met de voorwerpen van het Oudheidkundig Museum, die in tien zalen waren ondergebracht. Na de Tentoonstelling bleef het Museum in Gruuthuse gevestigd, met uitzondering van de voertuigen die tot in 1907 in de oostervleugel van de Halle bleven. Toen verhuisden zij naar de bijgebouwen van het huis Arents, dat in 1906 door de stad Brugge was aangekocht.
Het Oudheidkundig Genootschap zag zich in 1949 verplicht de geldelijke steun in te roepen van de openbare besturen, vooral van de stad Brugge. De toestand van het Genootschap werd onhoudbaar. In zijn zitting van 17 december 1954 heeft de Brugse Gemeenteraad de overname van het Gruuthusemuseum goedgekeurd.
Tot slot weze het mij toegelaten hulde te brengen aan Voorzitter C. van de Walle de Ghelcke, die gedurende de laatste en de moeilijkste jaren aan het hoofd van het Genootschap stond, alsmede aan de gedachtenis van Robert Coppieters 't Wallant, overleden op 15 december 1955, die gedurende vijfentwintig jaren onvergolden het ambt van conservator van het Museum waarnam, trouw ter zijde gestaan door huisbewaarder Gaston Hagebaert
JOS. DE SMET
Gewezen sekretaris van het Oudheidkundig Genootschap.