West-Vlaanderen. Jaargang 6
(1957)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
De bouwgeschiedenis van GruuthuseGa naar voetnoot*Het opmaken van de bouwgeschiedenis van het Gruuthusehof stelt vele problemen, omdat het kompleks zeer doortastend gerestaureerd en bijgewerkt werd, zonder dat we nauwkeurig ingelicht zijn over de vroegere toestand. Tekeningen, foto's of gedetailleerde beschrijvingen betreffende de uitgevoerde werken zijn omzeggens niet voorhanden. | |
De oudste bouwIn het begin van onze eeuw, in hoofdzaak in 1901 en 1908-'9, heeft men tijdens de werkzaamheden langs de noord- en westkant van het hof veel muurfunderingen gevonden van gebouwen, die op deze twee zijden de binnenkoer omringden.Ga naar eind1) Het is echter niet mogelijk een rekonstruktie van de oudste gebouwen te beproeven. Zijn deze overblijfselen in verband te brengen met het feit dat in 1328 de O.L. Vrouw Kerk op haar noordkant grond afstond aan de heer van Gruuthuse?Ga naar eind2) | |
Bouw van Jan van der AaIn 1389 huwde Jan van der Aa, heer van Gruuthuse, Agnes van Mortaigne, die stierf in 1438. Het zijn hun wapens die voorkomen op de grote puntgevel langs de Reie, links Gruuthuse - van der Aa en rechts het gedeelde
De huidige toestand: A en B = Bouw van Jan van der Aa (ca. 1400); C = na A en B; D = midden 15e eeuw; E en F = ca. 1472; G = 2e helft 15e eeuw; H = 1909-1910.
Het Gruuthusehof volgens Sanderus (Flandria Illustrata I, 1641).
schild van de echtgenote.Ga naar eind3) Traditioneel wordt de ganse oostvleugel - het geveltje ten zuiden uitgezonderd - aan deze Jan van der Aa toegeschreven en zou dus omstreeks 1400 te situeren zijn. Een duidelijke bouwnaad scheidt echter de keuken (C) van het overige deel (B). Langs de Reie is die scheiding te zien in de fundering onder de vierzijdige traptoren; langs de binnenkoer is de naad zichtbaar tussen de middenste benedenvensters. Alhoewel de keuken waarschijnlijk kort nadien tot stand kwam, meten de bakstenen van beide konstrukties 21,5 × 10,5 × 5 cm.; de lagen zijn afwisselend met koppen en strekken gemetseld. De puntgevel langs de Reie bestaat uit drie vrijstaande vertikale traveeën, die de ramen der verschillende verdiepen omsluiten; de twee buitenste eindigen vlakGa naar eind4), terwijl de middenste travee hoger opgaat en met een rondboog afgesloten wordtGa naar eind5). Boven de vensters, die door kruismonelen onderverdeeld zijn, bevinden zich panelen met blindtraceringen. We vinden hier de eerste verschijnselen van de eigen Brugse gevelstijl. Alhoewel de traveeën onafhankelijk staan, zijn ze toch gevat tussen lijsten, uitlopend in een grote spitsboog, die de ganse gevel omsluiten. Het traceerwerk in de boog tekent een drielob die op haar beurt is onderverdeeldGa naar eind6). Zulkdanige versiering is een herinnering aan de vormen van de houtbouw. Deze imitatiestijl viel echter geen grote verspreiding te beurtGa naar eind7). Tegenover de oostgevel stond oorspronkelijk een westwand, misschien van een schouw voorzien, die o.i. verdween bij de bouw van de grote zuidvleugel. Van deze zuidvleugel (F) gaat de oostgevel hoger op dan het aanleunende oudere dak. Ook het grondplan wijst op deze verbouwingen. De oude zuidmuur van de bouw van Jan van der Aa, bleef bestaan in de meest oostelijke | |
[pagina 11]
| |
travee van de zuidmuur van de nieuwe vleugel (F) en was aldus niet evenwijdig met de nog bestaande rechtlijnige noordmuur. Van het gebouw langs de Reie (B) dat samen met de hierboven besproken bouw (A) tot stand kwam, is de oorspronkelijke indeling bezwaarlijk na te gaan. Langs de kant van het binnenhof kwam een traptoren tot stand; de schouw tegen de noordmuur ziet men reeds bij Sanderus, maar de gerestaureerde vorm verschilt toch merkbaar van de beide overige schouwen van de oostvleugel. Langs het water worden het gelijkvloers en de eerste verdieping elk door drie vensters verlicht. In het midden en rechts zijn de beneden- en bovenvensters in twee traveebogen gesloten, die ongeveer dezelfde vorm vertonen als de middentravee van de grote puntgevel. Links echter ontbreekt de traveeboog en herhaalt slechts het bovenste venster het profiel en de tracering van de zojuist besproken vensters. Het venster eronder vertoont een andere vorm en is waarschijnlijk later toegevoegd. Twee eenvoudige vensters zijn langs de binnenkoer, in beneden- en bovenverdieping aangebracht. Kort na deze bouw werd de keuken met de driezijdige noordelijke aanbouw opgetrokken (C). Meteen werd over de oude bouwnaad een vierzijdige traptoren langs het water gebouwd. De brede keukenschouw is eenvoudig opgevat en wordt gedragen door twee zuilen met laatgotische bladkapitelen. Op oude plannen worden drie vensters aangegeven in de oostmuur van de keuken. Waren ze niet alle oorspronkelijk en werden er daarom slechts twee hersteld? Op de tegenoverliggende muur was het meest noordelijk venster volledig verdwenen; de gerestaureerde toestand verschilt met hetgeen we bij Sanderus zien. | |
Bouw uit de tweede helft der XVe eeuwAan het gebouwenkompleks dat door zijn voorvaderen begonnen was, werkte de bekende Lodewijk van Gruuthuse verder. Of de smalle, één travee brede gevel langs de Reie door hem gebouwd werd, is te betwijfelen. Hij werd inderdaad opgetrokken tegen de zuidwand van de zaal van Jan van der Aa, muur die Lodewijk later gedeeltelijk zou moeten gebruiken in zijn eigen konstrukties. De ramen van deze gevel worden over de verschillende verdiepingen omsloten door een geprofileerde lijst, die beneden op basementen aanzet en met twee spitsbogen eindigt (D). De bouw, die aan Lodewijk toegeschreven mag worden bestaat uit de vleugel die de zuidkant van 't binnenhof afsluit. Zoals reeds gezegd, was van de zuidmuur van het hoofdgebouw (F) alleen het middenste deel evenwijdig met de noordmuur langs de binnenkoer. De oostgevel werd gebouwd in de verlenging van de oostelijke rooilijn van de koer, en nam aldus een gedeelte van de bouw van Jan van der Aa in. Het valt op te merken dat de zuidmuur van vleugel (E) ook ten oosten van het veelzijdig traptorentje doorliep over één travee. Dit zien we duidelijk op de plannen van vóór de restauratie. Op 7 januari 1472 kreeg Lodewijk de toelating zijn reeds begonnen oratorye af te werkenGa naar eind8). Daar de overgang tussen kapel en woonhuis in verband gemetseld is, moet de kleine vleugel (E) ook uit die tijd daterenGa naar eind9). In het gelijktijdig opgerichte hoofdgebouw (F) omsluiten vijf onafhankelijke vertikale traveeën de ramen der verschillende verdiepingen. Ze eindigen met een segmentboog. Standvensters geven licht op de zolderverdieping. Men heeft zich soms afgevraagd of deze schikking wel de oorspronkelijke was. Op zijn plan van Brugge (1562) tekent M. Gerards inderdaad maar één verdieping, terwijl Sanderus (Flandria Illustrata, 1641) de gebouwen weergeeft zoals we ze nu kennen. Meestal werd aangenomen dat men omstreeks 1628 die vleugel tot twee verdiepingen heeft omgebouwd. Verschelde, Duclos, e.a. die de restauratiewerken dichtbij volgden, hebben nergens onbetwistbare aanduidingen in het metselwerk vermeld. Zou M. Gerards zich niet vergenoegd hebben met enkel het silhouet van 't gebouw af te beelden?Ga naar eind10) Van bijzonder belang is de bidtribune, die zich in de noordelijke kooromgang van de O.L.V. kerk bevindt. Haar versiering geeft ons een idee van het oorspronkelijk uitzicht van gans het herenhuis. De tribune in haar geheel meet binnenwerks ongeveer 2,5 × 8 m. en eindigt in de kooromgangsmuur met een vijfzijdige sluiting. De bidplaats is afgedekt door een houten tongewelf, waarin op elke kant een standvenster gebroken isGa naar eind11). De gewelfvlakken waren versierd met papieren gestileerde bloemen. De ribben rusten op konsooltjes dewelke bestaan uit vergulde houten engelen. Tussen dezeGa naar margenoot+ konsolen bevindt zich in elk vak tweemaal het devies van Gruuthuse. Ook de gewelfsleutels waren oorspronkelijk versierd. Door een venster in de zoldering valt het licht op de bidbank en op de schildering die er boven was aangebracht en het Laatste Oordeel voorstelde. Als een gedurige vermaning hing het de biddende edelen letterlijk boven het hoofd! Het schilderij is verdwenen. Doch de olie van het bindmiddel heeft de figuren duidelijk op het hout afgedrukt: de zittende Kristus metGa naar margenoot+ open armen, de knielende O.L.V. en S. Jan, engelen en een menigte personenGa naar eind12). Uit het deambulatorium gezien, maakt de bidkapel een voorname en gracieuze indruk. De versiering is typisch voor de xve eeuw: de verbonden initialen L en M der echtgenoten, de wapenspreuk, de schilden, het symbool - een vurende mortier - werden overal aangebracht. Ter versiering van klederen en gebouwen, handschriften en allerlei kunstwerken speelden deze kleurige herkenningstekens een grote rol in de Boergondische laatgotische levensstijl, waarvan de tribune van Gruuthuse als een spiegel is. Ook andere gebouwen kwamen in de tweede helft der xve eeuw tot stand. Op de brug, waar nu het Brangwynmuseum gevestigd is, kwam een gebouw, door M. Gerards en Sanderus afgebeeld, en waarvan een dichtgemetselde ingang in de westmuur nog bestaat (G). | |
[pagina 12]
| |
De hoofdvleugel vóór de herstelling.
De achterzijde van Gruuthuse (volgens Delepierre, Album pittoresque de Bruges, t.o.p. 23, Brugge, 1840).
De grote gevels langs de Reie door Jan van der Aa; de smalle gevel ca. 1450. Copyright A.C.L. Brussel.
Enkele treden leidden naar deze toegang. De rechtstanden dragen een horizontale bovendorpel van witsteen, waarin de spreuk Plus est en vous is gebeiteld. Het tympaan is versierd met sierlijk bakstenen netwerk, waarvan echter slechts een deel is bewaard. Langs de toen nieuw aangelegde straat, de huidige Gruuthusestraat, richte Lodewijk een gebouw op, met een galerij en paardestallen, waarboven kamersGa naar eind13). | |
Latere konstruktiesDe nakomelingen van Lodewijk verbleven meestal in Frankrijk. In 1596 verkoopt Louis de la Baume, gehuwd met Katharina van Gruuthuse, het hof aan de Spaanse koning. In 1628 worden de gebouwen bestemd tot Berg van Barmhartigheid, in de volksmond de Woeker geheten. Naast de talrijke veranderingswerken langs binnen, werden o.m. langs de westkant van de binnenkoer, gebouwen opgetrokken die dienden als stalling, verkoop-, wachtzaal en ingangsvertrek. Op de brug kwam een groot gotisch huis met traveeën tot stand. Het werd samen met het gotisch huis er naast, herbouwd op het einde der xviiie eeuw (huidig Brangwynmuseum). Langs de andere kant van de ingangspoort schijnen hoofdzakelijk de gotische voorgevels veranderingen te hebben ondergaan. | |
RestauratieIn 1873 richtte het Oudheidkundig Genootschap een aanvraag tot het stadsbestuur om het gebouw te mogen inrichten als bewaarplaats voor zijn verzamelingen, die zich toen in de Stadshallen bevonden. Het voorstel werd gunstig onthaald, en in 1874 werd tot de aankoop besloten. Toen de Woeker het hof ontruimd had, bleek een restauratie noodzakelijk. In 1883 begon architekt Delacenserie de herstelling van de oostvleugel. Vervolgens kwam de zuidkant aan de beurt. Het groot werk was klaar in 1895. Tussen de keuken en de ingangspoort werden talrijke aanbouwen opgeruimd. In de keuken zelf was toenmalig een vestibule, een salon en de eigenlijke keuken ingericht. De traptoren langs het water werd grotendeels herbouwd. De huidige gotische kamer behelsde een eetkamer, een cabinet, en nam zelfs een deel van de vestibule in. Er was een toegang in de westkant van de zuidmuur, die waarschijnlijk samen met de er naast staande gotische schouw werd weggebroken. Bij vergelijking van enkele grondplannen van vóór de restauratie, wordt het ons waarschijnlijk dat gans de muur naast de keuken doortastend hersteld werd. In de zg. apoteek en voorraadkamer was de vestibule van de ingang naast het hoektorentje gelegen. Uit de keuken komende, had men links enkele trappen die naar de toren en de grote zaal leidden en rechts daalde men enkele treden af naar de kelder. In de grote zaal was weinig gewijzigd geweest. In de twee kleine kamertjes op de zuidzijde waren in de hoek tegen de gemene scheidingsmuur, twee rokokoschouwen aangebracht. In het oostelijk kamertje bevonden zich dekoratieve schilderingen (xve eeuw?). Het torentje in de zuid-oosthoek van de koer, dat reeds bij Sanderus als gedeeltelijk afgebroken is afgebeeld, werd heropgebouwd naar de gravure van M. Gerards (1562). De zuidvleugel (F) was in verschillende burelen onderverdeeld geweest. Tegen de onregelmatig lopende zuidmuur stonden meerdere konstrukties aangebouwd, die nu alle verdwenen zijn. Hun uitzicht kennen we door een tekening van Verschelde en een afbeelding in het Album Pittoresque van DelepierreGa naar eind14). Naast het torentje op de zuidkant stond een laag gebouwtje, dat op | |
[pagina 13]
| |
een plan aangegeven is als entrée aux magasins; tussen twee afgesloten binnenplaatsen was een gotische aanbouw van één travee breed, versierd met spitsbogen en bekroond met een trapgevel. Heeft men zich op dit gebouw geïnspireerd bij het maken, op een andere plaats, van de huidige vierzijdige uitbouw met de monumentale trap?Ga naar eind15) De zuidmuur werd, zoals gezegd, gans herbouwd. Op een tekening van omstreeks 1837 zijn de bovenste vensters even groot als de andere weergegeven; ze zijn echter niet aldus hersteld. De neogotische borstwering kan ons niet bekoren. Van de standvensters op de zuidkant was er nog één bewaard. Langs de binnenkoer bestonden de vijf standvensters nog, maar ze moesten wegens hun vervallen toestand herbouwd worden. In de meest rechtse travee werd een pralerig ingangsportaal aangebracht; daartoe werd ook het betrokken venster van de eerste verdieping gedeeltelijk opgeofferdGa naar eind16). In 1902 werd het ruitersstandbeeld van Lodewijk van Gruuthuse, van de hand van G. Pickery, in de nis geplaatst. In de noordgevel werden de vensters van de tweede verdieping horizontaal afgedekt, zodat ze niet meer aanstoten tegen de segmentbogen, die elke travee afsluiten. De huidige wapenzaal (E) was erg toegetakeld. Tegen de noordmuur was de wachtzaal gebouwd, de verbinding bestond uit een brede doorgang, bestemd voor la charette du transport, zoals op het plan te lezen staat. Overal werden in het huis schouwen geplaatst, enkele sober van stijl, andere niet passend voor een herenhuis, noch in overeenstemming met de bekende laatgotische schouwen uit onze streekGa naar eind17). Toen de werken aan deze gebouwen voltooid waren, kon het museum de zalen reeds gedeeltelijk in gebruik nemen. De restauratie kon echter nog niet als geëindigd beschouwd worden, zolang de omgeving niet in orde was gebracht. Daarom werden huizen langs de Gruuthusestraat in 1900-'1 afgebroken. Bij die gelegenheid werden, naast de hoger vermelde funderingen, ook vloertegels, keramiek en munten gevonden. Het westelijk gebouw werd vrijgemaakt, hetgeen zijn vervallen toestand duidelijker liet uitkomen. In 1905 werd het portaaltje van 1628, dat zich op de westkant langs de straat bevond, afgebroken en weggeborgenGa naar eind18. Toen kwam ook de afsluiting tegen de straat ter sprake en beroerde geruime tijd de Brugse oudheidkundige middens. Moest men de gebouwen van op de straat zichtbaar laten of moest de binnenkoer ingebouwd worden zoals in de vroegere toestand? Een eerste ontwerp voorzag een gekanteelde muur met laatgotische openingen. Men bedacht echter iets anders, iets origineels, nl. aarden wallen, een gracht en een muurtje met een ijzeren hek. Een Bruggeling beschrijft dit stukje romantiek als volgt: Achter dit muurtje met ijzerwerk bezet, ligt een geheel bolwerk, eene soort van verschansing, in miniatuur natuurlijk, iets waar een slach van Spinola-Vauban zich schijnt mede gemoeid te hebben. Vijf bergjes - pronkstukken van den Stadsdienst der eerdewerken - met een voorafgaand grachtje, breed en diep genoeg om de kwajongens bij zomertijd een aangenaam voetbad te laten nemen, wel te verstaan als het niet droog ligt, hetgeen niet zoo nauw steekt, daar het toch maar eene versterking voor de leute is. Wat die bergjes eerde aangaat, om er aan alleman een goed gedacht van te geven, en daar ik ook door buitenlieden kan gelezen worden, zal ik zeggen dat indien zij wel begroeid waren met gers, en men er een geit op stelde, deze juist op ieder bergje voor eenen goeden halven dag den kost zou vinden. Daartusschen heeft men oude verroeste kanonnen gelegd, die hoog genoeg staan om de vensters van den gebuur in stukken te schieten, indien zij er bekwaam toe warenGa naar eind19). Het bolwerk weerstond niet lang de schampere spot en verdween spoedig! Op 26 juli 1908 stortte het westelijk gebouw in. Het weggeborgen portaaltje ging verloren. Nu stonden de gerestaureerde gebouwen nog meer
De bidtribune van Gruuthuse, gezien uit de kooringang van de O.L. Vrouwkerk. - Copyright A.C.L. Brussel.
De ongerestaureerde maar dichtgemetselde ingang, versierd met de spreuk ‘Plus est en vous’ (G.) - Foto R. Vanroelen, Brugge.
open, en opnieuw begonnen de pennetwisten over de afsluitingGa naar eind20). Duclos, die hartstochtelijk het toebouwen verdedigde, kon zijn zienswijze doen triomferen. In 1909-'10 werden, naar de plannen van bouwmeester Delacenserie, de gebouwen langs de verbrede Gruuthusestraat opgetrokken, nadat eerst het oude huis van de huisbewaarder was gesloopt. De hoektoren herinnert aan de opgegraven funderingen. In de straatgevel van het woonhuis werd een vijfdelig reliëf aangebracht, afkomstig van Gruuthuse, maar dat zich bevond in een huis in de Philipstokstraat en in 1900 door het stadsbestuur werd afgekocht. Deze fries stelt een kamp-tafereel voor. Naast een omheining en tenten, komen ook de mortier en de dooreengevlochten beginletters L en M voorGa naar eind21). Bij Koninklijk Besluit van 25 maart 1938 werd het Gruuthusehof geklasseerd. In 1955 kwam de stad Brugge in het bezit van de oudheidkundige verzameling, die reeds meer dan een halve eeuw in het gebouw aanwezig was. De gestadige uitbouw van het museum is een bewijs van het nieuw leven dat Gruuthuse sinds enkele jaren kenmerkt.
DR. LUC DEVLIEGHER Asp. N.F.W.O. |
|