Als vertrouwensman van de hertog werd hij belast met moeilijke opdrachten. In 1457, ten gevolge van zekere misbruiken, hadden de kooplieden van de Duitse Hanze Brugge verlaten en hadden hun kantoor naar Dordrecht overgebracht. Dit was een zware slag voor de Vlaamse handel, omdat de Hanzeaten hier de grote invoerders waren van koopwaren uit de meeste landen van Europa, en vooral uit Oost-Europa. Alles werd in het werk gesteld om een einde aan het geschil te stellen en de Hanzeaten naar Brugge te doen terugkeren. De hertog benoemde in 1458 een bijzondere commissie die een einde moest stellen aan de talrijke grieven van de Hanze. Deze commissie bestond uit de proost van de Brugse O.L. Vrouwkerk Walter van Mander, bijgestaan door Lodewijk van Gruuthuse en Pieter Bladelin, heer van Middelburg in Vlaanderen.
Wanneer in 1461 de koning van Engeland Hendrik VI, zijn zoon de prins van Wales wilde doen huwen met de dochter van de koningin van Schotland, zond de hertog van Boergondië zijn kamerheer Lodewijk van Gruuthuse naar Engeland en Schotland om dit huwelijk te beletten. Deze zending had de verhoopte uitslag. De heer van Gruuthuse werd vorstelijk beloond op het tiende kapittel van het Gulden Vlies, gehouden op 2 mei 1461 in de Sint-Bertinuskerk te Sint-Omaars, waar hij tot ridder van het Gulden Vlies werd verheven.
In 1463, na de dood van Jan de Lannoy, werd Lodewijk van Gruuthuse door hertog Filips de Goede benoemd tot goeverneur van Holland, Zeeland en Friesland. Hij kende enigszins deze gewesten, daar hij gehuwd was met Margareta van Borsele, vrouw van Vere. Hij bleef er goeverneur tot in 1477.
Op aanstichting van de Franse koning Lodewijk XI, waren de Luikenaars in 1465 in opstand gekomen tegen hun prinsbisschop Louis de Bourbon en hadden hem uit zijn bischoppelijke stad verjaagd. In het leger dat Filips de Goede ter hulp zond naar Luik, diende ook de heer van Gruuthuse. Het versloeg de Luikenaren te Montenaken en vernielde op 18 augustus 1466 de stad Dinant. In 1467 streed Lodewijk te Sint-Truiden en te Luik, vanwaar de hertog het beroemde perron, het vrijheidsteken van de stad Luik, naar Brugge overbracht, waar het op het Beursplein werd opgericht. De vreemde kooplieden, die dagelijks aldaar bijeenkwamen, waren de bestendige getuigen van de vernedering van de Waalse bisschopstad.
Ook de Gentenaars waren opnieuw in opstand gekomen, maar na de nederlaag van de Luikenaren kwamen zij tot inkeer en deden hun onderwerping aan de hertog. Bij zijn terugkeer uit Luik werd de heer van Gruuthuse op 23 november 1468 door de Brugse magistraat verwelkomd op eene heerlyke maeltyt 's noens ende 's avonds.
In 1477 nam Lodewijk deel aan het beleg van Amiens.
Ondertussen was in Engeland de burgeroorlog tussen de vorstenhuizen van York en Lancaster opnieuw uitgebroken. Koning Edward IV van York, schoonbroeder van hertog Karel de Stoute, werd van de troon verjaagd en vervangen door koning Hendrik VI van Lancaster. Edward IV, samen met zijn broeders de hertogen van York en Gloucester, en vergezeld van een zeer talrijk gevolg, vluchtte naar de Nederlanden. De koning kwam aan wal te Alkmaar in het graafschap Holland, en werd aldaar op 9 oktober 1470 ontvangen door Lodewijk van Gruuthuse, goeverneur van Holland, die de onttroonde monarch naar Vlaanderen vergezelde. In december verbleef de Engelse vorst twee dagen op het kasteel Gruuthuse te Oostkamp. Hij bracht daarna een bezoek aan de hertogin-moeder Isabella van Portugal, die te Aire vertoefde, en vond zijn schoonbroer Karel de Stoute te Saint-Pol. Deze beloofde hem in het geheim te zullen helpen om Engeland te heroveren.
Koning Edward IV verbleef te Brugge in het hotel Gruuthuse, van 13 januari tot 19 februari 1471. Op aanvraag van Karel de Stoute gaf de Brugse magistraat een toelage van 25 pond groten aan de heer van Gruuthuse, omdat hij de koning, die niets meer bezat, luisterlijk ontvangen had. Het koninklijk gevolg, dat in armoede verkeerde, werd door de bevolking geholpen.
Van zijn schoonbroer Karel de Stoute had koning Edward IV een som van 100.000 riders ontvangen, alsook vier schepen uit onze gewesten en veertien boten die van de Duitse Hanze werden gehuurd, en waarmede de koning van uit Vere vertrok om Engeland te heroveren. Hij kon zijn tegenstrevers verslaan en opnieuw de Engelse troon bestijgen. Als beloning voor de goede diensten bewezen aan de Engelse vorst, werd Lodewijk van Gruuthuse verheven tot graaf van Winchester.
Na de dood van hertog Karel de Stoute, gesneuveld op 5 januari 1477 onder de muren van Nancy, braken alhier overal onlusten uit. De steden eisten hun oude vrijheden terug, die ook door de hertogen van Boergondië gevoelig waren besnoeid.
Op 28 januari 1477 kon Lodewijk van Gruuthuse, samen met Anselme Adornes en Jan Breydel, de Bruggelingen tot bedaren brengen. In naam van de jonge hertogin Maria van Boergondië, benoemde hij tot baljuw van Brugge Jacob van Halewyn en tot schout, Antoon van der Vichte. De hertogen van Boergondië hadden het Brugse Vrije of de kasselrij van Brugge, die vroeger van de stad afhing, onafhankelijk gemaakt en tot vierde
Het verdwenen praalgraf van Lodewijk van Gruuthuse en van zijn gemalin in de O.L. Vrouwkerk te Brugge. Naar de oorspronkelijke tekening van J. Gailliard.
Foto R. Vanroelen, Brugge.