Vlaerdings redenrijck-bergh
(1617)–Anoniem Vlaerdings redenrijck-bergh– Auteursrechtvrij
[Folio Dd1v]
| |
Ketel
| |
[Folio Dd2r]
| |
Vlaerdingh tot de Ketel.
KOmt Kethel, die u zelfs oock out Bethel laet nomen,
Nu schuylen onder 'tgroen van myne Aker-bomen,
Die het voorleden Jaer haer bergden onder 'tLof
Van d'Oochster op de Son u Rede-rijckers Hof.
Mijn Nagebuir, welkoom, die u schult komt betalen,
Van komst op wederkomst, op wie niet is te smalen,
Als op Trouw'loze trouw' en Liefdeloze lieven,
Die garen zijn gerieft, maer niet garen gerieven.
| |
De Ketel tot Vlaerdingh.
O Deucht-out-slaefsche heyl! ô Lit des veelder Leden!
O Batavis begin! trouhertich liefdich bloot,
Den Vromen stant gerecht int eerste vande noot,
Hoe hebt ghy uwer faem bekleet met vromigheden?
Hoe hebt ghy op-gequeeckt, gebroet veel schoone Steden?
Als een Baer-moeder teer gezocht te maken groot,
Dijn Kinders, die nu hier dy hoorsamen in vreden.
O lof! ô menich eeuw sult blyven in gedacht,
Dat dees dijn leden veel liefdich hebben getracht,
Die ghy bewijst heyls eer met schone soete reden,
Daerom wy zijn verplicht te dancken u met macht,
En Aensien Liefd' by u door Liefd' van groter kracht,
Willen tot dijnder eer te Slavenburch in treden.
Noyt meerder vreucht. |
|