Vlaerdings redenrijck-bergh(1617)–Anoniem Vlaerdings redenrijck-bergh– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio a5r] [fol. a5r] VVat Vlaerdingen bevveegden de Reden-rijcken te vergaderen. VLaerding keeck en weder-keeck Zeven dagen in een weeck, Zeven Iaren van te voor eer dat Mars sijn Swaert verloor, Zeven tyden na den tijt dats'er Graefschap worde quijt, Sach sy in des werelts rondt hoe de saeck in Hollandt stondt. Een gesichte haer verscheen twee mael in't Et-mael gemeen. 'tWas een gespoock of gedrocht: Wie weet oock wat het zijn mocht? 'sDaegs als de klock twalef slaet, 'sNachts alst op een cuni'ren gaet, In't onboenste van de tien liet hem dit gesichte zien. Was het blyschap, was het druck, Wast geluck, wast ongeluck, was het twist, was het nijdt, Die met 'thert de keel af snijdt, Was het wesen, was het schijn, 'tWas dan wat dat het mocht zijn, 'tworde op de tijdt voorseyt voor haer oogen heen geleyt. En so drae als dit gespuys was verby, quam een gedruys van verderven en van schae, En dat volghde d'ander nae, En die dreygden, en sy deen wat van Hollandt was voor heen, [Folio a5v] [fol. a5v] En so 'tleeck, so souden sy Hollandt helpen inde ly. Dit heeft in Vlaerding gebracht sorrechvuldich achterdacht: Dit was d'oorsaeck dat Vlaerding voorstellen van't Landt aenving. 'tIs de uyrsaeck gants en gaer dat Reden-rijck quam in haer, En voor dit, heur ziende quaet, Schafte middel ende raedt. Voorts van d'ander dingen meer die sy sach, was heur begeer Dat ick soude swygen stil, Des ick't oock verbergen wil: Want sy sey (en seyde waer) Hoort Slecht ende recht mijn Caer, Die veel leyt en seyt, en doet, dick veel verantwoorden moet. Iob A. vande VVael. Vorige Volgende