¶ Aen alle goetgunstige ende Konstlievende Lesers.
OVermits wy in het drucken van dese Spelen, goetgunstige ende Konst-lievende Lesers, doorgaens hebben moeten volghen de speldinge ende uytspraeck van de oorspronckelijcke gheschreven Copien der zelve, zo en moet ghy u daer aen niet stoten, dat ghy somtijts eenighe woorden ontmoeten sult, die u zoo van wegen de twee voorsz eyghenschappen, als oock doordien bynaest elcke Stadt ende Dorp sijn besondere termen ende manieren van spreken heeft, wat vreemdt zullen in't oor klincken. Wy hebben de zelve, wat de uytspraeck ende spelding belangt, soo hier so daer altemet wat verandert ende gebogen naer het ghemeynste gebruyck, stellende (by exempel) proeven voor proven, ende diergelijcke, maer noodtzakelijck in haer gheheel moeten laten daer sy dicht sloegen, om niet gehouden te te worden voor al te neuswijse veranderaers van een anders werck. Indien ghy oock ergens eenighe kleene letter-fauten oft onrechte distinctien in den druck vindt ingeslopen, sult believen de zelve te verschonen, ende gedachtich te wesen het oude spreeck-woort, dat het oock een Meester somtijdts wel mist, ende dat selve Argus met sijn hondert ooghen bedroghen heeft konnen worden. Alle dingen (zegt Epictetus) hebben twee ooren oft hanthaven daermense by vatten mach, een goede namelijck ende een quade, diese by 'tgoede oor vat, is de wijste, want by 'tquade mochtense hem door de broosheyt licht uyt de handen vallen. Volgt sijn lesse, ende neemt de goede ghenegentheydt die wy gehadt hebben om u te vermaken ende stichten in dancke. Soo veel hadd' ick u in den ingang van dit werck te zeggen, ende neem hier mede mijn afscheyt, u voorts bevelende den Vader der Geesten, die onser aller geest meer ende meer verlichte met synen heyligen ende goeden Geest, AMEN.