Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1939
(1939)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 917]
| |||||||||||||||||||
Technische woorden
|
1o | Technische woorden van de wetenschappen vóór 1800. |
2o | De uitdrukkingen biochemie, diastase, enzyme, ferment, oligodynamie, ergine, syneresis. |
3o | De beteekenis van het woord microbe. |
I. Technische woorden van de wetenschappen vóór 1800.
In de volgende lijsten worden verscheidene boeken aangeduid waarin een voorraad technische woorden behoorende tot de natuur- en geneeskundige wetenschappen gevonden worden, welke dienen kunnen tot het bewerken van een belangrijke studie en van aanvullingen van vroegere lijsten van oude technische termen.
Algemeene wetenschappen: Kircherus 1682, Nieuwentyt 1730, van Ranouw 1719-1732, Sandifort 1765.
Mineralen en metalen: Anon. 1765, 1779. Ercker 1745. van Maerlant ca 1266-1269. Linnaeus 1780-1785.
Kruidkunde: Anon. 1514, 1547, 1657, 1763, 1779. Clutius 1653. Dodoens 1554, 1563. Fuchs 1543. van Gersdorp 1662. Hagius 1616. Knoop 1757, 1763, 1769. Linnaeus 1773-1783. Ludwig 1757. Munting 1672, 1696. van Maerlant ca 1266-1269. Van Sterbeeck 1675.
Indische planten: Kops 1800. Rumphius 1750.
Tuinbouw: Anon. 1729, 1727, 1763, 1790. Knoop 1752, 1762. Miller 1745.
Groenten: Nonnius 1645.
Vruchten: Anon. 1776.
Landbouw: Blom 1786, Stevens 1566.
Dierkunde: Anon. 1765, 1773, 1779. Linnaeus 1761-1773. van Maerlant ca 1266-1269. Pallas 1768.
Visschen: Nonnius 1645.
Anatomie: Blasius 1675. Fernel 1636. Van Gersdorp 1662. de Gorter 1782. van Lis 1753. van Mauden 1583. Plenck 1781.
Geneeskunde: Anon. 1632. Barbette 1669. Duverney 1735. de Farvacques 1741. de Gorter 1761. Hagius 1616. Baten 1589. Ruysch 1744.
Heelkunde: Dionis 1730. Hidding 1768. Hippocrates 1634. Baten 1592. Acrel 1771. Allen 1728. Agricola sd. Yperman ca 1320. Ruysch 1744. Tagaultius 1557.
Pharmacie: Anon. 1657, 1632, 1682, 1723, 1753. Boerhaave 1756. de Farvacques 1741. Knoop 1762. Lemery 1743. de Heid 1683. Pigraeus 1672. Plenck 1772.
Bromatologie: Anon. 1657, 1794. Clutius 1653. Overkamp 1681. de Heid 1683.
Chemie: Blankaart 1678, 1680. Boerhaave 1756. de Farvacques 1741. Tieboul 1806. Plenck 1797.
Bedrijven: Anon. 1778. Kasteleyn 1788-1806.
***
1771 Acrel. Heelkundige waarneemingen... Uit het Sweedsch vertaalt... door Ed. Sandifort. 's Gravenhage P. van Cleef 1771. (Bi Un Gent me 1129).
Sd Agricola. Institutiones Chirurgicae. Dat is de nieuw ende oprechte chirurgyns Const... door Joannes Agricola... vertaelt door Abraham Leenertsz Vrolingh. Antwerpen, Marcelis Parys, sd. (Bi Un Gent me 2825).
1728 Allen. De praktyk der Chirurgie... door J. Allen. Amsterdam Marten Schagen 1728. (Bi Un Gent me 3122).
1514 Anonymus. Dē grotē herbarius met al sijn figurē Die Ortus sanitatis ghenaemt... Antwerpen Claes de Graue 1514. (Kon Bi Brussel VH 6192).
1547 Anonymus. Dē grotē herbari' met al sijn figuerē der Cruyden... Tantwerpen Simon Cock 1547. (Bi Un Gent Ac 3404).
1632 Anonymus. Den Leytsman en de Onderwyser der Medecijnen, oft ordentlycke uytdeylinghe ende Bereidingboeck van de Medicamenten door P.T. med. doct. tot Amsterdam, 1632 (Bi Apoth. St Jans Gasthuis Brugge).
1657 Anonymus Pharmacia Galenica et Chymica, Dat is Apotheker ende Alchymiste ofte Distilleerkonste... Amsterdam van Ravesteyn 1657. (Bi Un Gent me 2950, Bi A.J.J.V.).
1682 Anonymus. Medicina pharmaceutica, oft Drôghbereydende Gheneeskonste... Tot Brussel, By François Foppens, Boeck-verkooper, in de Gasthuys-straet, 1682. (Bi Stad Antw. no 6012).
1723 Anonymus. Pharmacopoea Almeriana Galeno-Chymica. Almeriae J. Van Beyeren 1723. (Bi A.J.J.V.).
1727 Anonymus. Kweek-school voor Liefhebbers der Hooven en Thuynen.... Te Leyden, By Joh. Arnold. Langerak 1727 (Kon Bi Brussel VH 6100 D).
1729 Anonymus. Naauw-keurige Waarneemingen ontrent de seldsaamheden en uitwerkselen der Natuur, Bestaande in de Konst over de Groeying der Bloemen, Planten.... Tot Leyden, By Joh. Du Vivie, Boekverkooper, 1719 (Kon Bi Brussel VH 6548).
1753 Anonymus. Nieuwe Nederduitsche Apotheek..... Leiden Pieter van der Eyk 1753. (Bi A.J.J.V.).
1763 Anonymus. Byzondere Aenmerkingen over het aenleggen van pragtige en gemeene Landhuizen, Lusthoven .... Te Amsterdam, By K.V. Tongerlo en F. Houttuin, 1763 (Bi Un Gent Acc 26700).
1765 Anonymus. Beredeneerde en Systematische Catalogus Van eene, by uitstek, fraije en weergaloze Verzameling .... 's Gravenhage Pieter van Os 1765. (Kon Bi Brussel VH 6988).
1773 Anonymus. Systematisch-beredeneerde naamlyst van eene uitmuntende verzameling van voorwerpen uit de drie Ryken der Natuur..... By J.C. Sepp, boekverkooper te Amsterdam (Kon Bi Brussel VH 7255).
1776 Anonymus. Nieuwen Nederlandschen Hoveniers-Almanach .... Tot Gent, by Philippe Gimblet, op de Kooremerkt... (Bi Un Gent 2598).
1778 Anonymus. Nieuwen Nederlandschen Hoveniers-Almanach Over de XII. Maenden van 't Jaer..... Gend, Ph Gimblet en Gebroeders. (Bi Un Gent G 2599).
1779 Anonymus. Den Vlaemschen Indicateur ofte aenwyser der Wetenschappen en Vrye Konsten... Gend, Gimblet. (Bi Un Gent G 19356, G 14979).
1790 Anonymus. Nederlandsch Bloemwerk. Amsterdam Elwe (Kon Bi Brussel VH 6767).
1794 Anonymus. Den volmaekten Wynsteker... Gend Gimblet (Bi A.J.J.V.).
1669 Barbette P. Praxis Barbettiana of Geneesoeffening..... Rotterdam, Fr. van Hoogstraeten. (Kon Bi Brussel VH 7719).
1589 Baten Carel. Medecyn-boec, vertaling van Artzney-Buch van Wirtzung. Dordrecht 1589. Verdere uitgaven: Dordrecht 1589, 1593, 1616; Amsterdam 1624, 1627, 1628. (Kon Bi Brussel VB 4625a).
1592 Baten Carel. De chirurgie van Ambroise Paré. Dordrecht 1592. Verdere uitgaven: Amsterdam 1615, Haerlem 1627. Rotterdam 1636, Amsterdam 1636, 1649, 1655, Rotterdam 1655, (Bi Un Gent Acc 6490).
1678 Blankaart. De Nieuwe Hedendaagsche Stof-scheiding Ofte Chymia .... Door Stephanus Blankaart..... Amsterdam ten Hoorn 1678. Verdere uitgaven: 1680 Amsterdam ten Hoorn, 1685 Amsterdam ten Hoorn, 1690 Amsterdam ten Hoorn, 1696 Amsterdam ten Hoorn. (Bi Un Gent phys 158a).
1675 Blasius, G. Ontleeding des menschlyken lichaems. Amsterdam, A. Wolfgangh. (Bi Un Gent me 1254).
1786 Blom, A. Verhandeling over den landbouw..... Haarlem, vander Aa (Kon Bi Brussel VH 5945).
1756 Boerhaave, H. Verhandeling over de kragten der geneesmiddelen. Rotterdam, P. Topyn 1756 (Bi Un Gent me 5530).
1653 Clutius, Th. Van de Bijen... Amsteldam, J. Van Ravesteyn. (Kon Bi Brussel VH 6030).
1710 Dionis. Verhandeling van alle de chirurgicale operatien .... Rotterdam J. Hofhout (Bi Un Gent me 6085).
1554 Dodoens. Cruijde Boeck. In den welcken die gheheele historie, dat er Tgheslacht, tfatsoen, naem, natuere, cracht, ende werckinghe, van den Cruyden, .... verclaert es .... Duer D. Rembert Dodoens .... Antwerpen, van der Loe 1554. (Kon Bi Brussel VH 6189). Verdere uitgaven: 1563 Antwerpen van der Loe, 1608 Leyden van Ravelingen, 1618 Leyden van Ravelingen, 1644 Antwerpen Moretus (Bi Un Gent, Kon Bi Brussel).
1735 Du Verney. Verhandeling van het werktuig van 't Gehoor .... Leyden, Langerak (Bi Un Gent me 1192).
1745 Ercker, L. Uytvoerige opening der Onderaardsche Wereld .... 's Gravenhage, van Thol. (Kon Bi Brussel VH 5714).
1636 Fernel, J. Beschryvinghe der deelen des menschelijcken Lichaems. In de chirurgie van Paré, Amsterdam Laurentsz (Bi Un Gent G 7827).
1741 de Farvacques, R. Medicina pharmaceutica, of Groote algemeene Schatkamer der drôgbereidende geneeskonst..... Leiden, Is. Severinus. (Kon Bi Brussel VH 7912).
1543 Fuchs, L. Den Nieuwen Herbarius. Basel, M. Isingrin (Bi Un Gent acc 8207, Kon Bi Brussel VB 4208).
1662 van Gersdorp, H.... Allen die dit Boeck met danck Lesen, ontbiede hy zijnen willighen dienst ende alles goedts. Haerlem, Kranepoel. (Bi Un Gent me 749).
1782 de Gorter. D. Leer der plantkunde .... Amsterdam, Smit (Kon Bi Brussel VH 6140).
1616 Hagius, J. Den Lust-hof der Medecijnen..... Dordrecht, Verhagen. (Stadsbi Antwerpen J 5943).
1683 De Heid. 't Nieuw-ligt des Apothekers..... Door A. De Heid, Med. Doctor. Desen vijfde Druk merkelijk vermeerdert. Amsterdam, ten Hoorn 1683. (Bi A.J.J.V.).
1768 Hiddinga, J. Heelkundig woordenboek... 's Gravenhage, Isaac Du Mee, 1e deel 1768, 2e deel 1770, 3e deel 1771 (Bi Un Gent me 340).
1634 Hippocrates. Hant-Boeck der Chirurgyen... Amstelredam, Hendrick Laurentsz (Bi Un Gent me 1672).
1788-1806 Kasteleyn. Volledige Beschrijving van alle Konsten, Ambachten, Handwerken, Fabrieken, Trafieken, derzelver werkhuizen, gereedschappen, enz..... Door P.J. Kasteleyn, Apotheker en Chimist te Amsterdam .... Dordrecht Blussé. (23 stukken tusschen 1788-1806 door Kasteleyn en verscheidene medewerkers.)
1682 Kircherus. d'Onder-aardse Weereld ....; Door den Eerwaardigen Vader Athanasius Kircherus in XII Boeken nauwkeurig beschreven .... Amsterdam van Waasberge 1682. (Bi Un Gent HN 79, HN 113, Bi A.J.J.V.).
1752 Knoop, J.H. De beknopte huishoudelyke Hovenier. Leeuwarden, Noordbeek (Kon Bi Brussel V 4152). Id 1762. Dendrologia of Beschryving der Plantagiegewassen, Leeuwarden, A. Ferwerda 1763 (Kon Bi Brussel VH 6490). Beschryving van de moes- en keuken-Tuin, Leeuwarden, A. Ferwerda (Kon Bi Brussel VH 6071).
1800 Kops J. Flora Batava. Amsterdam, Sepp (Bi Un Gent HN 128, Kon Bi Brussel 5e Cl IV 3).
1743 Lemery N. Woordenboek of algemeene verhandeling der enkele droogerijen... Rotterdam, Beman. (Bi A.J.J.V.).
1761-1773 Linnaeus. Natuurlyke Historie... 1e deel (de dieren)... Amsterdam, Houttuyn (1e stuk 1761, 18e stuk 1773). (Kon Bi Brussel VH 5536, Bi A.J.J.V.).
1773-1783 Linnaeus. Natuurlyke Historie... 2e deel (de planten)... Amsterdam, Houttuyn (1e stuk 1773, 14e stuk 1783) (Kon Bi Brussel VH 5536, Bi A.J.J.V.).
1780-1785 Linnaeus. Natuurlyke Historie... 3e deel (de gesteenten)... Amsterdam, Houttuyn en Vander-Burgh (1e stuk 1780, 5e stuk 1785). (Kon Bi Brussel VH 5536, Bi A.J.J.V.).
1753 van Lis, W. Kort ontleedkundig Onderwijs, van 's Menschen Lichaam .... Bergen op den Zoom, By Jacobs vander Linden. (Bi Un Gent me 611).
1757 Ludwig Chr. Gottl. Historisch-Natuurkundige Onderwysingen over het Ryk der groeijende Lichamen of Planten .... Te Leeuwaarden, By R.J. Noordbeek (Kon Bi Brussel VH 6441).
Ca 1266-1269 van Maerlant Jacob. Der Naturen Bloeme, uitgegeven door Dr Eelco Verwijs. Groningen Wolters 1878. (Bi Un Gent P 1398).
1583 van Mauden. D. Bedieninghe der anatomien. Antwerpen Plantin in 4 (Kon Bi Brussel VH 7422).
1745 Miller Ph. Groot algemeen Kruidkundig hovenierswoordenboek. Leiden in fo (Bi Un Gent HN 85).
1672 Munting, A. Waare oeffening der Planten.... Amsterdam, Jan Rieuwertsz (Kon Bi Brussel VH 6419).
1696 Munting A. Naauwkeurige beschrijving der aardgewassen .... Leyden en Utrecht, Vander Aa en Halma (Kon Bi Brussel VB 42251, Bi Un Gent A 7503 en HN 91).
1730 Nieuwentyt Bern. Het regt gebruik der Wereltbeschouwingen, 5e druk, Amsterdam J. Pauli (Bi A.J.J.V.). Uitgave 1715 (Bi Un Gent Ph 85).
1645 Nonnius Lud. Diaeteticon sive de re cibaria Libri IV. Secunda editio. Antverpiae ex officina Petri Belleri (Bi Un Gent me 37228).
1682 Overkamp. H. Nieuw gebouw der chirurgie of heelkonst. Amsterdam J. ten Hoorn in 8 (Bi Un Gent A 14172).
1768 Pallas, P.S. Lyst der Plant-dieren .... Utrecht, van Paddenburg (Bi A.J.J.V.).
1672 Pigraeus Petr. Kort begryp van de leere der medicijne .... vert. door Piet Rutgersz van Nieustad, Amsterdam 4e druk (Bi Un Gent me 729).
1772 Plenck, J.J. Materia chirurgica. Utrecht (Bi Un Gent me 2887).
1781 Plenck J.J. Schets der ontleedkunde. Sl 1781 (Bi Un Gent me 1062).
1797 Plenck J.J. Natuur- en scheikundige verhandeling over de vochten des menschlijken lighaams. Dordrecht 1797 (Bi Un Gent A 6997).
1719 van Ranouw W. Het Natuur- en Konstkabinet. Amsterdam, 1719-1732, 9 vol. (Teirlinck Album, Bi A.J.J.V., Bi Un Gent HN 1221).
1744 Ruysch Fred. Alle de ontleed-, genees- en heelkundige werken. Amsterdam in 4 (Kon Bi Brussel VH 7437 en 7438).
1750 Rumphius G.E. Herbarium Amboinense. Ed. cura J. Burman. Het Amboinsch Kruidboek. Amsterdam. (Kon Bi Brussel VH 6397, Bi A.J.J.V., Bi Un Gent HN 34). Uitgave 1705 (Kon Bi Brussel VH 7227, Bi Un Gent HN 250. Uitgave 1741 (Bi Un Gent HN 249).
1765 Sandifort Ed. Natuur- en geneeskundige bibliotheek. 's Gravenhage 1765-1783, 11 vol. in 8 (Bi Un Gent me 762 E).
1675 Van Sterbeeck Fr. Theatrum fungorum oft het Tooneel der Campernoelien. Antwerpen Jos. Jacobs. (Kon Bi Brussel VH 6592, VH 6593, Bi Un Gent HN 3241, Bi A.J.J.V.).
1566 Stevens K. De landtwinninge en de hoeve. Antwerpen Plantijn in 8 (Kon Bi Brussel VH 5938).
1557 Tagaultius Joan. Der chirurgijen instructie. Tantwerpen, Birckman 1557 in 4 (Bi Un Amsterdam).
1806 Tieboel B. Latijnsche, Fransche, Nederlandsche en Hoogduitsche nomenclatuur der scheikundige verbindingen. Zutphen in 8 (Kon Bi Brussel VH 5493).
Ca 1320 Yperman. De Cyrurgie van Meester Jan Yperman. Naar de Handschriften van Brussel, Cambridge, Gent en Londen, uitgegeven door Dr. E.C. Van Leersum. Leiden Sythoff 1912. (Bi Un Gent). N.B. Vele technische woorden, door Yperman gebruikt, worden door Kiliaan niet vermeld.
II. Bespreking van eenige moderne technische woorden.
In dit onderzoek worden, voor ieder geval, eerst eenige woordenboeken aangehaald waarvan de lijst hier volgt; dan worden de verschillende opvattingen nagegaan met het doel een betere bepaling voor te stellen. De onderzochte woorden behooren tot het internationaal gebied.
Geraadpleegde Woordenboeken.
Bea | = | Beadnell C M., Dictionary of scientific terms, London 1938. |
Ben | = | Bennett H, Standard chemical and technical dictionary, New York 1939. |
Bos | = | ten Bosch, Viertalig technisch woordenboek, Deventer. |
Gro | = | Grootaers, L., Nieuw Fransch-Nederlandsch Woordenboek, Brussel 1938, 4e druk. |
Kuh | = | Kuhn A., Wörterbuch der Kolloidchemie, Dresden en Leipzig 1932. |
Oos | = | Oosthoek's geïllustreerde Encyclopaedie. Utrecht, 3e druk, 1932-1939. |
Pat | = | Patterson A.M. A french-english dictionary for chemists, New York 1921. |
Pin | = | Pinkhof H. Vertalend en verklarend woordenboek, Haarlem 1923. |
Ste | = | Steensma F.A. Beknopt woordenboek voor het Klinisch Laboratorium, Amsterdam 1936. |
Ver | = | Vercoullie J., Algemeen Fransch Nederlandsch woordenboek, Gent Sd. |
Win | = | Winkler Prins, Algemeene encyclopaedie. Amsterdam, 5e druk 1932-1939. |
Biochemie.
Niet in Ver, wel biochimique, biochemisch. Niet in Kuh, Bos.
In Pin, Biochemie, de kennis van de scheikundige samenstelling van en de scheikundige werkingen in levende wezens.
Pat: biochimie f, biochemistry.
Ste: biochemie, scheikunde der levende wezens.
Bea: Biochemistry. Chemistry of living matter.
Ben: Biochemistry. The chemistry of living processes; the study of physiologically essential substances and their transformations in plant and animal organisms.
Gro: biochemie v, chimie v biologique.
Win. III: Biochemie. Onder biochemie verstaat men dat deel der chemie, dat zich bezighoudt met de studie der meer in het bijzonder in de levende weefsels plaatshebbende chemische processen en de daarbij gevormde verbindingen, zoowel van plantaardigen als van dierlijken oorsprong. Uit den aard der zaak omvat dit deel ook de fysiologische en medische chemie; echter ligt bij deze laatste het zwaartepunt meer naar de medische zijde, terwijl de biochemie meer zuiver organisch- en fysisch-chemisch georiënteerd is.
Oos. II: Biochemie van bios en chemie, de leer der omzettingen in het levend organisme, zooals bv. spijsvertering en assimilatie; tegenwoordig in ruimer beteekenis de kennis van de chemische, physisch-chemische en physiologische processen
welke in het levensproces ontstane stoffen in het gezonde of zieke organisme ondergaan, resp. de wijze, waarop vreemde, toegevoegde stoffen op het organisme inwerken... - Zie serum, vaceine.
Pinkhoff geeft een onvolledige bepaling, omdat de biochemie ook processen in vitro onderzoekt; dit is namelijk het geval voor de meeste enzymen die niet alleen in levende wezens worden bestudeerd, maar ook en zeer dikwijls in de glazen toestellen van het laboratorium. Beadnell vergist zich ook op dezelfde wijze, als hij spreekt van de scheikunde (liever zou hier het woord chemie moeten gebruikt worden), van de levende wezens; de chemie van het adrenaline, het insuline, van producten die thans buiten de levende wezens worden gesynthetiseerd, behoort stellig tot de biochemie. Het zelfde geldt voor de bepaling van Bennett. De vertaling door Grootaers van biochemie in chimie biologique blijkt wat beperkt; chimie biologique is toch geen volledig synoniem van biochimie, die een breedere beteekenis heeft. In Frankrijk wordt evenwel chimie biologique meer gebruikt dan biochimie.
Winkler en Oosthoek schijnen dit begrepen te hebben, daar bij de chemische processen in de levende weefsels zij ook van de studie van chemische verbindingen spreken. Jammer genoeg bij de aangehaalde voorbeelden, zwijgen zij volledig over gistingsprocessen en enzymenwerkingen, die thans het belangrijkste werk uitmaken van de bekommeringen der biochemisten.
Ik meen dat de biochemie op eenvoudige wijze kan bepaald worden als volgt: de wetenschap die zich op verscheidene gebieden (chemie, natuurkunde, biologie, physiologie, geneeskunde, colloïdenleer, nijverheid, hygiëne, warmteleer, microbenleer) verspreidt, en de chemische processen en stoffen bestudeert, die een rechtstreeksch of onrechtstreeksch belang opleveren voor het leven. Tot de biochemie behooren de stofwisseling in de natuur, de assimilatie en de dissimilatie, de voeding, de bromatologie, de studie der erginen (enzymen, hormonen, vitaminen, prikkelstoffen), de pharmacodynamie, de besmetting, de ontsmetting, de immuniteitsleer...
Diastase.
Bos: Diastase, diastase, diastase v, diastas o, Diastase o.
Bij Gro ontbreekt in het Nederl.-Fr. deel, wel aanwezig in het Fr.-Nederl. deel, diastase f, diastase f (scheik., geneesk.).
Ben: Diastase, enzyme that attacks starch, dextrine and allied substances, e.g. amylase.
Pin: Diastase (διαστασις), het uit elkander gaan staan, scheiding, splitsing. 1. in de scheikunde, een ferment, dat de koolhydraten der zetmeelgroep, in de dextrine in maltose omzet, en zich o.a. vormt bij het kiemen van graan, vooral gerst...
Ver: Diastase 2 (germin.), omzetting, diastase f. In het deel Nederl.-Fr., diastase ontbreekt, bij omzetting f niets van diastase.
Bea: Diastase, enzyme changing starch to sugar. Syn. amylase.
Oos: Diastase of amylase is het enzym, dat in kiemende gerstekorrels de omzetting van zetmeel in maltose teweegbrengt. Men heeft de beteekenis van dit woord uitgebreid, en men spreekt voor het plantenrijk van diastase in al die gevallen, waar zetmeel in suiker wordt veranderd, zonder dat het vaststaat, dat men hier overal met hetzelfde enzym of met dezelfde groep van enzymen te doen heeft... op gelijke wijze als de diastasen werken ook andere enzymen, welke men samenvat onder den naam van diastatische enzymen en die o.a. voorkomen in dierlijke afscheidingen.
Win: Diastase of amylase is een mengsel van ten minste 2 fermenten, onder wier invloed zetmeel over verschillende tusschentrappen tot maltose kan worden afgebroken.
Het woord Diastase werd in de wetenschap ingevoerd in 1833 door A. Payen en J.F. Persoz, toen zij uit het gerstemout een product hadden afgezonderd dat het vermogen heeft zetmeel in moutsuiker of maltose om te zetten. Het is een oud woord, ja zelfs een verouderd woord. Thans wordt diastase vervangen door amylase.
Het woord kreeg weldra een algemeene beteekenis om deze producten in het algemeen aan te duiden die niet alleen glu-
ciden, doch ook protiden en lipiden aantasten en oplossen. Thans verkiest men in het meervoud enzymen in plaats van het wat verouderd diastasen. Evenwel spreekt men thans nog gewoonlijk, zonder daarom zich aan verouderde terminologie te bezondigen, van de studie der diastasen. Het is ook in die dubbele beteekenis dat de boeken het woord diastase aan den lezer doorgaans aanbieden.
Oosthoek is niet duidelijk wanneer hij spreekt van diastatische enzymen, wat haast een tautologie is.
Enzyme.
Niet genoemd door Ver, Bos, Kuh, Gro.
In Pat p 134: Enzyme f enzyme.
In Pin: Enzym (ἐν, in; ζυμη, zuurdeeg), niet georganiseerd ferment (W. Kühne), in tegenstelling met georganiseerde (gist, enz.), of ook, in georganiseerde fermenten, werkzame stoffen (zymase, enz.).
In Ben: Enzyme, A non-living organic catalyst which is the product of the activity of a living cell, e.g. zymase.
Bea p 79: Enzyme, An organic catalyzer or ferment that cause change in another substance without itself suffering appreciable change. Ex. pepsin. There are three main types of enzymes: lipo-, proteo-, and sucro-clastic.
Ste p 31: Enzym, ferment. Op fermenten p 33: enzymen, organische producten voortgebracht door levende cellen, in staat om als katalysator te werken, of in staat om een bepaalde biochemische reactie te voorschijn te roepen.
In Holleman-Wibaut, Leerboek der organische Chemie, 13e druk (1939), Groningen, p 383: Onder enzymen (εν ζνμη in gist) of fermenten (fervere = koken, gisten) verstaat men stoffen, die door plantaardige of dierlijke organismen worden voortgebracht en die in de levende cellen verschillende reacties doen verloopen, als hydrolytische splitsingen, oxydaties, reducties en soms ook splitsing van koolstofketens. Enzymen zijn te beschouwen als katalysatoren en wel als zeer actieve katalysatoren... Men kan de enzymen, die door de uitgang -ase worden
aangeduid in verschillende groepen verdeelen, al naar gelang de werking, die zij uitoefenen.
1o | de lipasen, die vetten splitsen; |
2o | de carbohydrasen, die di- of polysacchariden splitsen, bijv. de zetmeelsplitsende enzymen ptyalase uit speeksel en diastase uit kiemende gerst, de invertase uit gist enz.; |
3o | proteasen, die proteïnen splitsen; |
4o | oxydasen, die oxydatie veroorzaken, bijv. van phenolen en van urinezuur; |
5o | zymasen, die alcoholische gisting veroorzaken. |
Win VII p 95: Enzymen 1 (scheikunde) zijn eiwitachtige lichamen, die als fermenten werken, veel in planten en dieren voorkomen en in het leven daarvan een groote rol spelen... De werking is dus katalytisch. 2 (plantkunde). Uit de plant kan het onzuivere enzyme door uitpersing, door uittrekken met alkohol of water of door absorptie aan bepaalde stoffen, als kaoline of aluminiumhydroxie, bereid worden.
Verder komt de verdeeling in hydrolasen en oxidoreductasen; niets over enzymen bij dieren. Ten slotte: In Frankrijk noemt men de enzymen les diastases.
Oos V p 289. Enzymen, omzettingen in het levende organisme teweeggebracht door stoffen, die men aan dit organisme onttrekken kan, en die deze omzetting dus ook tot stand brengen, wanneer men ze in het laboratorium in de reageerbuis brengt... men noemde ze toen eerst fermenten. Daar men echter ook levende wezens, die gisting teweeg kunnen brengen, zooals sommige bacteriën, tot de fermenten rekende, ontstond er verwarring...
Onder een enzyme is te verstaan een lichaam dat in de levende cel voorkomt en dat de eigenaardigheid heeft een reactie te versnellen of te vertragen; enzymen zijn dus organische katalysatoren.
Het is wellicht behendig zich niet uit te spreken over de beteekenis van het woord enzyme. De enzymenleer is echter zoo uitgebreid en belangrijk geworden dat een woordenboek zich niet meer mag onthouden. Om dat belang duidelijk te maken
verwijs ik slechts tot twee uitgaven van het standaardwerk van Carl Oppenheimer over de enzymenleer:
2e | uitgave 1903, 1 boekdeel, 439 pp. |
5e | uitgave, Bd I 1925, 775 pp.; Bd II 1926, pp. 776 tot 2037; Bd III 1929, 1578 pp.; Bd IV, 1929, 357 + 370 pp.; te samen 4342 pp., aldus 10 maal meer uitgebreid na 25 jaren. |
Met Willstätter kunnen wij zeggen dat een enzyme een chemisch werkzaam stelsel is, in de meeste gevallen uit protiden en gluciden samengesteld, gedragen door een colloïdaal niet specifisch steunsel. Het is misschien te betreuren dat Willstätter over het begrip katalysator zwijgt, want de enzymen schijnen toch wel in zeer kleine hoeveelheden aan een proces deel te nemen, zonder daarom zich te verbinden met de stoffen die zij ontbinden of die zij doen ontstaan.
De bepalingen van Pinkhof Beadnell, Bennett, Steensma zijn onvolledig. Holleman en Wibaut schijnen de processen in vitro te verwaarlozen en deze alleen te plaatsen in de levende cellen; zij spreken niet, in hun opsomming, van esterasen, coagulasen, reductasen, catalasen.
In Winkler Prins is de bepaling duister en onvolledig; zeggen dat de enzymen als fermenten werken leert niets nieuws, want het begrip ferment is verouderd en sluit als zoodanig het begrip enzyme in. Van een ingewikkeld stelsel met een colloïdalen steun wordt niet gesproken. De verdeeling in hydrolasen en oxidoreductasen is alles behalve volledig. Van enzymen bij dieren vindt men niets. Op het laatste leest men dat in Frankrijk de enzymen, diastasen worden genoemd; dat kan begrepen worden in dezen zin dat het woord diastase in Frankrijk is ontstaan, terwijl het woord enzyme door den Duitscher Kühne in 1878 voor de eerste maal werd gebruikt. In de verslagen van het 4e Congres de chimie biologique, Parijs 1933, komen diastasen voortdurend voor, enzymen zijn afwezig.
Oosthoek zegt duidelijk dat enzymen-werkingen in vitro kunnen worden uitgevoerd en wijst op de verwarring over de wezens en de producten die fermenten werden genoemd; de enzymen behoorden dan tot de zoogenaamde niet gevormde of oplosbare fermenten.
Het is zeker moeilijk, op een oogenblik, dat de enzymenleer op een keerpunt gekomen is (dank zij de laatste ontdekkingen van Warburg, Wieland, Szent-Gyorgyi, om deze alleen te noemen), dat de betrekkingen tusschen enzymen en vitaminen duidelijker worden, dat de enzymen als stelsels van wel bepaalde chemische verbindingen worden erkend, een vaste definitie te geven. Daarom blijkt het beter voorloopig de opvatting van Willstätter aan te nemen, en het begrip katalysator er bij te voegen.
Ferment.
Ben spreekt alleen van digestive ferment, enzyme aiding digestion, e.g. pepsin.
Ontbreekt bij Bos; Gro, doch wel fermenteeren, fermenteerschuur (voor tabak), in het Fr.-Nederl. deel, ferment m, gist f, - de discorde zaad n van tweedracht.
Ver: Ontbreekt bij Nederl.-Fr.; worden genoemd fermenteerschuur, fermentolie. Bij Fr.-Nederl., ferment m 1 giststof f, gistmiddel n.
Bea: Ferment, an organized substance that causes change in organic matter. An enzyme. An organic catalyst. Ex. yeast.
Win: Ferment, fermentatie, zie gisting. Gisting, in het algemeen de door mikro-organismen veroorzaakte ontleding, van groot moleculaire verbindingen in verbindingen met kleinere molekulen, die minder energie inhouden (verbrandingswarmte), waardoor warmteontwikkeling ontstaat of groei van organismen, meestal onder gasontwikkeling en onder uitsluiting van de luchtzuurstof...
... Het ferment dat deze reacties bevordert, wordt de oxydoreductase genoemd... Slechts twee enzymen, de fosfatase en de oxydoreductase behoeven werkzaam te zijn...
Pin: Fermenten, stoffen, die zekere scheikundige processen aan den gang brengen of versnellen zonder zelf eraan deel te nemen (catalysatoren). Naar gelang de fermenten cellen zijn of voortbrengselen daarvan, onderscheidt men gevormde en ongevormde fermenten; syn. enzymen.
Oos: Fermenten. Vroeger werd elke oorzaak van een gisting een f. genoemd; men onderscheidde dan levende f. zooals gist en doode f. zooals diastase. Het begrip was zoo heterogeen, dat men daarom liever voor de tweede categorie het woord enzym is gaan gebruiken, hoewel sommigen nog steeds van f. blijven spreken.
Oppenheimer C. Die Fermente und ihre Wirkungen, 5e Auflage Bd I Leipzig 1925.
P 13: Ein Ferment ist eine katalytisch Substanz, die von lebenden Zellen erzeugt wird, ohne dass ihre Wirkung an den Lebensprozess als solchen gebunden ist; die Fermente sind also imstande, chemische Prozesse scheinbar auszulösen, die auch von selbst, wenn auch in langsamerem Verlaufe, einzutreten bestrebt sind, sie also zu beschleunigen. Das Ferment selbst bleibt bei diesem Prozess unverändert. Es wirkt spezifisch, d.h. jedes ferment richtet seine Tätigkeit nur auf Stoffe von ganz bestimmter struktureller sterceochemischer Anordnung. Ich will nunmehr versuchen, die einzelnen Sätze dieser Definition ausführlicher zu beleuchten.
De meeste aangehaalde bepalingen zijn onvolledig, en over het algemeen wordt het begrip ferment tot synoniem gemaakt van enzyme. Wel is waar zegt Oppenheimer in zijn groot werk (I p 11): ‘Ferment und Enzym sind heute völlig gleichbedeutende Synonyma geworden.’ Aldus staan wij nu voor drie synoniemen: ferment, diastase, enzyme, die toch geen synoniemen zijn.
Zekere woordenboeken beperken de beteekenis tot gist, giststof, andere tot verteeringsap in de spijsbuis van dieren; Beadnell wijst hierbij op algemeene verandering van de organische stof. In Winkler-Prins is de verwarring volledig; eerst wordt ferment beperkt tot de microorganismen die de gisting verwekken, en die anaëroob, aldus zonder luchtzuurstof leven, terwijl niets wordt gezegd van de azijnzure microorganismen die zonder luchtzuurstof niet kunnen werken om door oxydatie ethanol in azijnzuur om te zetten. Ten slotte worden twee enzymen genoemd, fosfatase en oxydoreductase; zeker te weinig.
Pinkhof en Oosthoek schrijven in het kader van de geschiedenis, en daar schijnt wel de beste methode te vinden
om duidelijkheid te verkrijgen. Met Pasteur werd het algemeen concept ferment in twee verdeeld: de gevormde fermenten of levende wezens, zooals de gist, en de niet gevormde of oplosbare fermenten, die wij thans de enzymen noemen. Thans nemen wij aan dat de levende wezens, ook cellen en weefsels van de levende wezens, niet rechtstreeks werken, doch wel enzymen vormen, die buiten de cellen worden afgescheiden (exoenzymen) of wel in die cellen blijven (endoenzymen). Ik meen dat het woord ferment als algemeene uitdrukking nog kan worden gebruikt, zonder nauwkeurig wetenschappelijke beteekenis; het woord diastase, in engen zooals in algemeenen zin, behoort tot een schitterende geschiedenis, en dient vervangen te worden, in het eerste geval door amylase, in het tweede geval door enzymen.
Er bestaat thans een wetenschap die enzymologie wordt genoemd; Willstätter heeft zijn twee groote boekdeelen Untersuchungen über Enzymen genoemd en elk jaar verschijnen de Ergebnisse der Enzymforschung. Carl Oppenheimer zelf heeft een leerboek onder den titel Lehrbuch der Enzymen in het licht gezonden.
Oligodynamie.
Pin: Oligodynamisch (δυναμις, kracht), in zeer kleine hoehoeveelheden werkzaam.
Ben: Oligodynamy, see katadyn process. Katadyn process, process for sterilising water by small traces of silver or other metals. Oligodynamic, pertaining to bactericidal power of very minute traces of metallic ions, e.g. ionized silver.
Oos: Oligodynamische werking, de groeibelemmerende en doodende werking van metalen en uiterst verdunde oplossingen van metaalzouten op microscopische organismen.
Niet in Pat, Ste, Ver, Win, Bea, Bos, Gro, Kuh.
De schoone uitdrukking oligodynamie, voor duidelijke werking van wege zeer kleine hoeveelheden stof, verdient algemeen
gekend te worden. Bennett en Oosthoek vergeten dat oligodynamie niet alleen met sporen metaal of metaalverbindingen wordt waargenomen, maar dat talrijke andere producten, zooals de enzymen, de hormonen, de vitaminen, oligodynamisch werken.
Ergine.
Ontbreekt bij Bea, Ben, Bos, Gro, Kuh, Oos, Pat, Pin, Ste, Ver, Win.
Het is een nieuw geboren woord, en juist daarom past het in een woordenboek.
De erginen zijn nu juist de bewerkers van oligodynamische processen: sporen zilver, kopersulfaat, mangaan, verdeeld platina, enzymen, vitaminen, hormonen.
Syneresis.
Ver: Synérèse f, samentrekking, syneresis f. Syneresis ontbreekt. Bij samentrekking komt synerese niet voor.
Ben: Syneresis, the exudation of liquid from a gel.
Kuh: Synaerese (Th. Graham) ist die spontane Flüssigkeitsabgabe aus einem Gel beim Altern.
Ontbreekt bij Bea, Bos, Pin, Win, Oos, Gro. Bij Gro, Fr.-Nederl. deel, Synerese f, samentrekking f (taalk.).
Ik heb het woord syneresis in deze lijst opgenomen, omdat het wordt toegepast op dat algemeen gekend verschijnsel van uitzweeten van vloeistof uit een geleiachtige massa: vruchtengelei, vochtige aarde. Dat is heel wat anders dan een eenvoudige samentrekking. Het woord verdient dus een plaats in de woordenboeken.
III, De beteekenis van het woord microbe.
Welke is de beteekenis van het woord microbe? Kan het concept microbe duidelijk bepaald worden? Microbe wordt soms als synoniem van bacterie of van bacil gebruikt. Zulks treft men in verklarende woordenboeken. Bacteriologen echter, laat ons liever zeggen microbiologen, geven aan het woord microbe een meer uitgebreide beteekenis, een practische, minder een echt wetenschappelijke beteekenis.
Deze practische beteekenis, die in het onderwijs en in het onderzoek zoo belangrijk is, wensch ik duidelijk te verklaren. Een duidelijke bepaling geven is echter moeilijker. Ik gaf vroeger een overzicht over de bepaling van het woord chemieGa naar voetnoot(1) en mijn besluit was: ‘De veronderstellingen en de theorieën zijn werktuigen, zij ontstaan na lange studie, maar zij sterven ook na verdere studie uit. De bepalingen die ons een tijd in moeilijke onderzoekingen helpen, moeten steeds gewijzigd worden.’
Ik was nochtans verplicht in het begin van mijn ‘Rijk der Microben’ uit te leggen wat microben zijn. Ik zocht uit een vast neteligen toestand te geraken met de lijst te geven van deze wezens die onder de benaming microbe kunnen gebracht worden. En ik durfde, alleen na aarzeling, de bacteriophagen en de virussen in de lijst opnemen, alhoewel zij toch bij de onzichtbare wezens worden gerekend. Voor hoelang? Thans verkrijgt men virusproteïnen, namelijk uit mozaïkzieke tabakbladen; het virus van mond- en klauwzeer blijkt ook een eiwit te zijn; een virus zou een chemische verbinding zijnGa naar voetnoot(2).
In Van de Velde A.J.J., Het Rijk der Microben (Mechelen en Amsterdam 1934): p 11 Paal I, Microben. Antony van Leeuwenhoek zag, met zijn microscoop, in 1676 voor de eerste maal, microben; hij noemde ze diertjes. Het woord werd vertaald
in animalcula en in living atoms. Needham en Spallanzani spraken van germes des infusions en van germes vivants. In de werken van Pasteur vindt men de benamingen germes, corpuscules, bacteridies. Alleen in 1878, na aan Littré raad gevraagd te hebben, stelde de heelkundige Sedillot voor het woord microbe officieel in de wetenschappelijke taal te gebruiken.
Wat zijn microben? Een bepaling is altijd een moeilijk iets; wij begrijpen min of meer, wij kunnen alleen slecht en onvolledig bepalen. Laat ons zeggen dat de microben, in het algemeen levende wezens zijn, met microscopische afmetingen, waarvan het bestaan zonder microscoop gewoonlijk niet kan vastgesteld worden, maar waarvan de werkzaamheid voortdurende gevolgen heeft: verrotting, gisting, omzetting van organisch tot anorganisch materiaal, ziekteverschijnselen, zelfzuivering van besmette waters. Het begrip microben is thans sterk uitgebreid: de schimmels, die geen onzichtbare wezens zijn, worden ook onder de microben gerekend, de virussen en de bacteriophagen die met de sterkste microscopen onzichtbaar blijven, worden ook onder de microben gebracht.
De studie van de microben behoort tot de biologie... Behooren tot de microben de protozoën, de schizomyceten of bacteriën, de saccharomyceten of gisten, de schimmels die phycomyceten en mycomyceten zijn, de wieren van geringe afmetingen.
Verder: Paal VII, de bacteriën; Paal VIII, de saccharomyceten of gisten; Paal IX, de schimmels; Paal X, de protozoën.
De microbiologische atmospheer heeft mij er toe gebracht dit te schrijven. Ik meen dat die atmospheer wel de echte is. Om het te bewijzen laat ik eerst eenige woordenboeken spreken, om daarna citaten uit de microbiologische boeken in de discussie te werpen.
De taal van de woordenboeken is in dit opzicht aarzelend, en de indrukwekkende encyclopaedieën lijden niet minder aan de aarzelingsziekte.
In Bennett: Microbes, see bacteria. Bacteria: onecelled microscopic fungus parasitic plants; usually one of three forms: spheres, rods or spirals.
In Pinkhof, p 315: Microb(i)ën, de kleinste levende wezens; veelal gebruikt voor bacteriën.
Bij Ver: microbe m, microbe f. In het Nederl.-Fr. deel niet genoemd.
Bij Gro: microbe v, microbe m. In het Fr.-Nederl. deel, microbe m, microbe f, bacterie f.
In Beadnell, p. 128: Microbe, a microorganism.
In Steensma, p. 52: Microbe wordt niet genoemd. Microorganismen: organismen, die zoo klein zijn, dat men ze, afzonderlijk, met het bloote oog niet, doch met het microscoop wel kan zien.
In Winkler Prins, deel XII: Microbe, microbiologie, microorganisme niet genoemd. Op p 157: Mikroben zijn de kleinste dierlijke en plantaardige wezens, in het bijzonder de bacteriën. Mikrobiologie, feitelijk de wetenschap van de mikroskopisch kleine levende wezens, doch waaronder meestal wordt verstaan de studie der functies (dus niet de zuiver-systematische studie) van mikroskopische planten (dus meestal met uitsluiting van de protozoölogie). Als de grondlegger van deze wetenschap is ongetwijfeld Anthony van Leeuwenhoek te beschouwen, die niet alleen de eerste was, die bacteriën waarnam, doch ook gist, vele mikroskopisch kleine wieren en protozoën voor het eerste beschreef. De groote vooruitgang in de mikrobiologie gaat eerst parallel met dien der bacteriologie. Deze laatste vond haar basis, toen Louis Pasteur aantoonde, dat onder geen experimenteele voorwaarden spontane generatie kon optreden. Get. prof. dr. L. Cam. Baas Becking.
In Oosthoek, IX p 210: Microben van het Gr. mikros klein en bios leven, algemeene naam voor de kleinste dierlijke en plantaardige wezens; in engeren zin zooveel als bacteriën. Microbiologie, in uitgebreiden zin de leer van de levensverrichtingen van alle microscopisch kleine planten en dieren; in engeren zin van de bacteriën alleen.
Of wel wordt microbe niet genoemd, of wel wordt het woord gebruikt als een soort synoniem van bacterie, of wel wordt het vervangen door de uitdrukking microorganisme. Winkler brengt een oogenblik de kleinste dierlijke wezens onder de microben, om wat verder de protozoölogie uit te sluiten, en om nog verder de wieren en de protozoën van van Leeuwenhoek te noemen. Winkler vergist zich als hij van Leeuwenhoek de grondlegger
van de microbiologie noemt; van Leeuwenhoek is de grondlegger van de micrographie; de microbenleer wordt alleen een afzonderlijke wetenschap vanaf 1861, toen Pasteur de beteekenis van de lichaampjes van de lucht duidelijk had vastgesteld.
Nu laat ik eenige microbiologen aan het woord.
In De Haan J. en Straub M., Voordrachten over Bacteriologie, (Leiden 1895) p 89: Pasteur heeft zich aanvankelijk bitter weinig bekommerd om den naam der door hem bestudeerde objecten. Hij noemt ze naar het hem invalt: infiniment petits, fermenten, vibrionen, en hij heeft den boterzuur-bacil zelfs als animalcule-infusoire in de Academie des Sciences geïntroduceerd. In het jaar 1878 heeft de Parijsche chirurg Sedillot den zeer gelukkigen naam microbe ingevoerd, die verdiende algemeen te worden aangenomen. Behalve de zeer in het oog springende voordeelen wil ik nog noemen dat de naam behalve de schizomyceten ook de eencellige dieren aanduidt, die meer en meer aanspraak op de belangstelling der pathologen gaan maken.
In Besson A., Technique microbiologique et serotherapique (Paris 1898), vindt men p 508 de studie over de pathogene gisten, op p 513 over de pathogene schimmels, op p 527 over de protozoën.
In Palmans L., Précis de microbiologie (Gembloux 1922), p 10: Au point de vue systématique les microbes sont des végétaux appartenant au sous-embranchement des schizophytes et à celui des champignons, que la microbiologie groupe en bacteries, levures et moisissures. Les microbes sont donc des thallophytes très simples, imprégnés ou non de colorants diffus, sans plastides, et généralement incapables d'organiser le carbone de l'anhydride carbonique. La médecine y joint des flagellates et des protozoaires.
In Charpentier P.G., Les Microbes (Paris 1909) p 12: Les microbes constituent un groupe d'êtres intermédiaires entre les végétaux et les animaux proprement dits; les uns sont nettement végétaux, d'autres nettement animaux....... Microbes végétaux: Moisissures, levures, bactéries. Microbes animaux: Rhizopodes, sporozoaires, infusoires.
In Janke A, Allgemeine technische Microbiologie I, (Dres-
den-Leipzig 1924), vindt de lezer op p 4 de bacterien, p 82 de zwammen met zygomyceten (mucorineën), ascomyceten (aspergilleën), fungi imperfecti. Verder onder den titel: Die übrige Mikroben-Gruppen, p 271 die Algen, p 285 die Flechten, p 287 die Schleimpilzen, p 289 die Protozoen, p 298 die Ultramikroben.
In Kayzer, E. Microbiologie appliquée à la fertilisation du sol (Paris 1930): p 13, Définition du microbe. On donne le nom de microbes à des êtres mono- ou unicellulaires, privés de chlorophylle, incapables, à quelques exceptions près, de prendre le carbone à l'acide carbonique, de dimensions tellement petites qu'il faut, en général, recourir au microscope pour les voir...
La définition que nous venons de donner englobe naturellement un grand nombre d'êtres d'organisation inférieure, appartenant aussi bien au règne végétal qu'au règne animal; ainsi nous pourrions y faire entrer des sporozoaires, des rhizopodes, des piroplasmes, des trypanosomes, aussi bien que des champignons. Bien plus, elle nous permet d'y grouper certaines moisissures bien visibles à l'oeil nu, comme les Mucor, les Aspergillus, les Oidium, car toutes détruisent la matière organique à la façon des microbes ppd (bacteriacées) et peuvent occasionner des maladies chez l'homme et les animaux.
In Kayser E., Microbiologie appliquée à la transformation des produits agricoles (Paris 1931): p 11, Description des principaux groupes de microbes des industries agricoles. I Moisissures. Les moisissures sont des microbes de fortes dimensions.... Elles sont visibles à l'oeil nu .... II Ferments alcooliques. III Ferments acétiques. IV Ferments lactiques. V Ferments butyriques. VI Ferments des matières albuminoïdes.
In Marshall C.E., Microbiology (London sd), p 36: Chapter II molds. Certain fungi common by designated molds are constantly met in microbiological studies. They are found as contaminating colonies in microbial cultures. They are agents together with other microorganisms in the processes of fermentation and decay in the soil, and in the spoilage of food-stuffs. Certain of these forms approach the structure and habits of other microörganisms very closely. Members of these border groupes have been sometimes described as bacteria, sometimes as fungi...
Daarop volgt de bespreking van zekere phycomyceten, ascomyceten, basidiomyceten, imperfecti fungi.
p 47: A few species (of molds) are found to grow very constantly in the same situations as bacteria. The are associated with forms of decay, fermentation, or disease, either as primary or secondary causes. They thus become important to the bacteriologist who studies them by the same methods as bacteria.
Worden dan onderzocht: mucor, rhizopus, thamnidium, penicillium, aspergillus, monascus, cladosporium, alternaria, fusarium, oidium, monilia, dematium. Verder, p 60 chapter III, yeasts; p 79 chapter IV, bacteria; p 119 chapter V, filtrable microorganisms; p 123 chapter VI, protozoa.
De verhandelingen van De Haan en Straub, Besson, Palmans, Charpentier, Janke, Kayser, Marshall laten geen twijfel over de beteekenis van het woord microbe. Opzettelijk laat ik voor het laatste de meening van Duclaux, een van de beste medewerkers van Pasteur, onder diens leiding hij de eerste bestuurder werd van het Instituut Pasteur, om te eindigen met de textuëele woorden van Sedillot, die met Littré, het woord in de wetenschap invoerde.
In Duclaux E., Traité de Microbiologie I (Paris 1898): (p 56) Définition des microbes... On reserve d'ordinaire le nom de microbes à des êtres monocellulaires dont les individus sont visibles seulement au microscope, et dont les plus grands ont la dimension de ces plantules microscopiques que nous connaissons sous le nom de moisissures. Dire que ces êtres sont monocellulaires n'est pas dire que leurs cellules ne peuvent pas se grouper de façon à former des masses plus ou moins volumineuses, parfois visibles à l'oeil nu.....
Verder in hoofdstuk III, Morphologie et structure des microbes: schizomycètes p 57, hyphomycètes p 62 met beschrijving van mucor, blastomycètes p 64 met beschrijving van gisten en mycodermen, kolpodes et monades p 67.
In Sedillot M.C. De l'influence des découvertes de M. Pasteur sur les progrès de la chirurgie (C R Acad. Sc. Paris 1878, 86 pp 634-640): Les noms de ces organismes sont
très nombreuxGa naar voetnoot(1) et devront être définis, et en partie reformés. Le mot microbe ayant l'avantage d'être plus court et d'une signification plus générale, et mon illustre ami, M. Littré, le linguiste de France le plus compétent, l'ayant approuvé, nous l'adoptons, sans néanmoins renoncer à ceux en usage, pour la désignation des variétés plus particulièrement étudiées.
Het blijkt moeilijk de teksten van Duclaux en van Sedillot te wederleggen, alhoewel deze laatste wellicht met de genoemde synoniemen overdrijft; ik meen deze te moeten behouden: microzoaires, microphytes, microgermes, microzymas, bacteries, baeteridies, vibrions, microdermes, ferments, monades, animalcules, omdat de anderen een te bijzondere beteekenis hebben.
Met de bovengenoemde microbiologen kunnen wij dus deze eenvoudige en duidelijke beteekenis van de microben aannemen, namelijk bacteriën + gisten + schimmels + zekere protozoën + zekere wieren + bacteriophagen + virussen.
Een laboratorium, of instituut van een geneeskundige faculteit, zal wellicht bacteriologisch worden genoemd; maar het laboratorium waar niet alleen pathogene, doch ook landbouw-, bedrijfsmicroben worden bestudeerd, zooals in de Technische Hoogeschool te Delft, draagt den naam van Laboratorium voor Microbiologie. Daar werkte een geleerde, prof. Beyerinck, de stichter, thans werkt daar ook een geleerde, prof. Kluyver, de opvolger.
Een voorlaatste opmerking: wordt microbe met een c of met een k geschreven. De Grieksche k werd door een c of een k vertaald, volgens de talen. Ik meen echter microbe te moeten schrijven, zooals aangeduid door Sedillot en Littré, die in 1878 voor de eerste maal het woord hebben voorgesteld en wel bepaald.
Nu een laatste opmerking: het woord microbe is vrouwelijk in het Nederlandsch, mannelijk in het Fransch. Voor een microbioloog klinkt het woord duidelijk onzijdig: een microbe mist bijna regelmatig een biologisch geslacht. Wanneer de microben eens taalkundig onzijdig zullen geworden zijn, zooals het behoort, dan zal ik ze durven bepalen als volgt: De microben zijn doorgaans microscopische wezens die zich gewoonlijk langs niet-geslachtelijken weg vermenigvuldigen.
- voetnoot(1)
- Mijn vroegere bijdragen verschenen in de Verslagen en Mededeelingen van de Kon. Vla. Academie voor Taal- en Letterkunde: I 1922 pp 89-148 (met Chr. De Bruyker), II 1939 pp 95-118, III 1933 pp 375-385, IV 1934 pp 185-223, V 1937 pp 359-381, VI 1938 pp 377-403.
- voetnoot(1)
- Vande Velde A.J.J. Bepalingen, Versl. en Meded. Kon. Vla. Acad. 1926 pp 215-227.
- voetnoot(2)
- Vinson C.G., Mac Reynolds D.K. en Gingrich N.S. Virus protein of mosaic disease of tobacco, Missouri Agr. Exp. Sta. Research Bull. 297, 1939. - Wyckoff R.W.G. Ultracentrifugal analysis of the latent mosaic virus protein, Journ. Biol. Chem. 1939, 128, p 729.
- voetnoot(1)
- Synonymes: microzoaires, microphytes, aerobies, anaerobies, microgermes, micrococci, microzymas, bacteries, bacteridies, vibrions, microdermes, conferves, ferments, monades, animalcules, torules, penicillium, aspergillus, infusoires, leptothrix, leptotricum, spores de l'achorium, de favus, de l'oidium, du muguet, organismes de l'acide tartrique droit et gauche, zymetes septiques et septicémiques, etc.