| |
| |
| |
Vergadering van 15 Maart 1938.
Zijn aanwezig: de heeren A.H. Cornette, Bestuurder; A. Carnoy, Onderbestuurder; L. Goemans, Bestendig Secretaris;
de heeren: Fr. Lateur, A. Vermeylen, J. Salsmans, J. Muls, F.V. Toussaint van Boelaere, J. Van Mierlo, J. Cuvelier, R. Verdeyen, J. Vande Wyer, Em. De Bom, Fl. Prims, L. Grootaers, L. Baekelmans, L. Monteyne, J. Eeckhout en Ern. Claes, werkende leden;
de heeren: F. Baur, De Backer, De Pillecijn en J. Lindemans, briefwisselende leden.
Hebben zich laten verontschuldigen: de heeren L. Van Puyvelde, Fr. Daels, C. Huysmans, F. Timmermans, E. Blancquaert, werkende leden;
W. Van Eeghem, briefwisselend lid.
***
De Bestendige Secretaris leest het verslag van de Februari-vergadering, dat goedgekeurd wordt.
| |
Aangekochte boeken
- | Heerenboeren vermaken zich, door Zsigmond Moricz; |
- | Handbuch der Literaturwisschenschaft. Liefg. 214. |
| |
| |
| |
Aangeboden boeken
Door de Regeering:
- | Inventaire des Protocoles de Notaires conservés aux Archives de l'Etat à Liége, par Paul Hennin; |
- | Fonds d'Andelot. - Inventaire analytique; |
- | Recherches sur la chrestomathie de Proclos - Première partie: Le Codex 239 de Photius. Tome I et II, par A. Severyns; |
- | Stérilités mystérieuses et Naissances maléfiques dans l'Antiquité classique, par Marie Delcourt. |
Door de Union internationale de Chimie (Parijs):
- | Méthodes unifiées pour l'Analyse des matières grasses; |
- | Table internationale des Poids atomiques; |
- | Compte rendu de la treizième Conférence, Rome. |
Door Prof. A.H. Cornette:
- | Inleiding tot de Oude Meesters in het Koninklijk Museum te Antwerpen. |
| |
Mededeelingen van den Bestendigen Secretaris
1o - Linguisten-Congres te Brussel. - Het Comité van het Linguisten-Congres, dat van 28 Augustus tot 2 September a.s. te Brussel zal plaats hebben, noodigt de Academie uit zich door een afvaardiging op het Congres te laten vertegenwoordigen. De heeren Carnoy, Goemans, Grootaers, Van de Wyer en Verdeyen nemen deze opdracht aan.
2o - Schenking Merghelynck. - Bij brieve van 25 Februari stelt de heer Minister van Openbaar Onderwijs aan het Bestuur van de Academie een vraag aangaande de schenking Merghelynck te Wulveringhem. Daar het ant- | |
| |
woord op deze vraag vanwege het Bestuur en de Bestuurscommissie een ernstig onderzoek vereischt vooraleer de zaak in een pleno-vergadering der Academie kan afgehandeld worden, wordt de vergadering om uitstel verzocht. - De vergadering gaat akkoord.
3o - Te Deum. - Bij brieve van 7 Maart noodigde het kapittel van de St Baafskerk de leden der Academie uit om op Zondag 12 Maart het Te Deum bij te wonen bij gelegenheid van de Kroning van Paus Pius XII gezongen. - De Eerwaarde J. Eeckhout nam de opdracht aan de Academie op deze plechtigheid te vertegenwoordigen.
4o - De Academie-zitting van 21 Juni op 14 Juni vastgesteld. - De Vlaamsche leden van de ‘Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde’ te Leiden zouden op 21 Juni a.s. de genoodigden zijn van deze maatschappij. Door tusschenkomst van collega's Baur en De Backer vroeg collega E. Blancquaert, dat het de Academie zou believen haar Juni-zitting een week te willen vervroegen. - Aangenomen.
5o - Julius Mac Leod-hulde. - Op 5 dezer werd in de Aula van de Universiteit te Gent het bronzen borstbeeld van Julius Mac Leod onthuld en aan de Universiteit geschonken.
De Academie werd op de Zitting door den Bestendigen Secretaris vertegenwoordigd.
6o - Rekeningen der academische Fondschen over het dienstjaar 1938. - Deze rekeningen door de Bestuurscommissie op 23 Februari goedgekeurd, liggen ter beschikking van de leden op de bestuurstafel. Zij zullen aan den Koning ter goedkeuring worden onderworpen.
| |
| |
| |
Mededeelingen namens de commissies
I. - Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - Kan. Fl. Prims, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Cuvelier, Toussaint van Boelaere (voorz.), Vermeulen, Salsmans (onderv.), Van Mierlo, Baekelmans en De Bom;
en de hospiteerende leden Goemans, Carnoy, Claes, Grootaers en Baur.
Op de dagorde staat:
1o) De Authenticiteit van Veldeke's Sint-Servaas. - Lezing door Prof. Van Mierlo, werkend lid.
G. Jungbluth liet in 1937 een werk verschijnen Untersuchungen zu Heinrich von Veldeke waarin hij een onderscheid maakte tusschen den dichter van de Eneïde en van de St Servatiuslegende. E.P. Van Mierlo onderzoekt dat werk. Daartoe verdedigt hij de echtheid van St Servatius als werk van H. van Veldeke en neemt in een tweede deel stelling tegenover Jungbluth's methode en argumenten.
2o) De Benaming onzer taal in de eerste helft der 16e eeuw. - Lezing door Kan. Prims, werkend lid.
De naam onzer taal is verschillend geweest doorheen de tijden. In de XVIe eeuw, minstens tot 1540, is Duitsch de algemeene naam. Eenmaal komt de vorm Dietsch voor. Tweemaal is in de boeken de benaming Nederlandsch op te teekenen, in tegenstelling met Overlandsch of Hoogduitsch. Het woord Vlaamsch komt enkele keeren voor in verband met het graafschap Vlaanderen. De Latijnsche vertaling is teutonica lingua; uitzonderlijk
| |
| |
komt germanica voor; de Fransche vertaling is steeds flameng, nooit thiois. Jan van der Noot zal spreken van zijn Brabantsche lier. Onder Franschen invloed geraakte te Antwerpen de taalbenaming Vlaamsch verspreid.
Aan de bespreking nemen deel E.P. van Mierlo, en de hh. Carnoy, Baur en Vermeylen.
II. - Bestendige Commissie voor Onderwijs en Nederlandsche Lexicographie. - Prof. L. Grootaers, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de heeren Goemans, Vande Velde, Van Puyvelde, Muls (onderv.), Verdeyen (voorz.), Cornette, Carnoy en Monteyne; hospiteerende leden: de hh. Van de Wijer, De Bom, De Backer en Lindemans.
Op de agenda staat:
1o) Brief van Dr. Goossenaerts. - Bespreking. - Aanduiding van drie Commissarissen om verslag uit te brengen over zijn in 1909 bekroonde verhandeling.
De heer bestendige Secretaris geeft lezing van den brief van Dr. Goossenaerts van 15 Febr. betreffende de mogelijke uitgave van zijn in 1909 bekroond vakwoordenboek van het landbouwbedrijf, alsmede van het antwoord aan Dr. Goossenaerts verstrekt na bespreking op de bestuursvergadering. De Commissie stelt voor de thans door Dr. Goossenaerts ingezonden fiches te laten onderzoeken door drie commissarissen, de heeren Vandevelde, Lindemans en Grootaers.
2o) Bespreking van Prof. Blancquaert's lezing over het Nederlandsch Woordenboek der 20e eeuw.
De Commissie beschouwt het plan van den hr Blancquaert als een ideaal waarnaar moet gestreefd worden, alhoewel een vol- | |
| |
komen verwezenlijking wel niet mogelijk zal zijn. Uit de bondige bespreking blijkt dat de methode van bewerking nader zou moeten bepaald worden: de Commissie besluit den heer Blancquaert te verzoeken meer bijzonderheden mede te deelen over de werkmethode, zooals hij zich deze voorstelt.
De heeren Goemans en Carnoy vragen daarop achtereenvolgens het woord. Zij verklaren het plan van den heer Blancquaert toe te treden. Maar zij zijn van oordeel, dat onder de ‘alzijdige’ woordenboeken welke door hem bedoeld worden er één is dat in de eerste plaats tot verwezenlijking dient te komen, nl. een degelijk semantisch, synonymisch en stylistisch woordenboek, zooals Littré er een aan zijn landgenooten heeft geschonken. De overvloed van boeken van alle gehalte en formaat welke in Vlaamsch-België tot nu toe verschenen over gallicismen, germanismen, belgicismen, enz. leveren het duidelijkst bewijs, dat de Vlaamsche intellectueele middens aan het gemis lijden van een Nederlandsch Woordenboek waarin het goede taalgebruik door overvloedige citaten uit de beste schrijvers zou worden gestaafd. Al is het waar, dat men geen taal alleen uit een woordenboek kan aanleeren, toch zal men grif aannemen dat een Nederlandsche taalgids, als Littré's Dictionnaire de la Langue française opgevat, de leerjaren van vele Vlamingen zou hebben verkort; ja, dat zelfs het Nederlandsch publiek er met voordeel een bron zou hebben gevonden van een gezond taal-traditionalisme.
De vergadering wordt om 12 1/2 uur voor gesloten verklaard.
| |
Dagorde
Geheime vergadering.
1. - Ontslag van werkende leden. - Beslissing der Academie. - Op 31 Januari 11. liet het Bestuur der Academie volgende brief geworden aan de heeren Van de Velde, Fr. Van Cauwelaert, Bellefroid, Huysmans, Prims, De Man, leden van de Koninklijke Vlaamsche
| |
| |
Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten, en Daels, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Geneeskunde:
‘Op 4 Mei 1938 richtte het Bestuur van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde aan de werkende leden een schrijven waarbij o.a. op een feit gewezen werd, dat wij de eer hebben U in herinnering te brengen.
Tijdens de beraadslagingen van de Academische Commissie welke, met de medewerking van de afgevaardigden der Vereeniging voor Wetenschap, het samenstellen van de candidatenlijsten voor de kernen der nieuwe Vlaamsche Academies ondernam, alsook in de Academiezitting van 27 April 1938, werd het gevoelen uitgedrukt en algemeen beaamd, dat cumulatie van den titel van lid onzer Academie met den titel van lid van een der voormelde Academische kernen ongewenscht was.
Bij den aanvang van onze buitengewone zitting van 6 Mei 1938, waarop 18 werkende leden aanwezig waren om tot de samenstelling van de candidatenlijst voor de kern der Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten over te gaan, werd door 17 stemmen het hierboven aangeduide beginsel bekrachtigd: zouden derhalve voor het lidmaatschap in bedoelde kern uitsluitend in aanmerking komen de collega's die, in geval van benoeming, zich bereid zouden verklaren hun ontslag in te dienen als lid onzer Academie.
Het Bestuur is dan ook verplicht, Zeer Geachte Collega's, het advies der Academie uit te voeren, en U te verzoeken tusschen den titel van werkend lid onzer Academie en dien welke U onlangs in een der nieuwe Academies werd verleend, te willen beslissen.
Het ligt trouwens in de bedoeling van het Bestuur, voor de leden, die bij deze gelegenheid als werkend lid ontslag nemen, den titel van Binnenlandsch Eerelid van onze Academie voor te stellen, ten einde de hartelijke betrekkingen door eene soms lange en vruchtbare samenwerking ontstaan, niet zonder meer af te breken...’
Hebben hun ontslag ingediend de heeren Bellefroid (bij brieve van 6/II/39), Daels (b.b.v. 14/II/39), De Man
| |
| |
(b.b.v. 13/II/39), Prims (b.b.v. 21/II/39), Fr. Van Cauwelaert (b.b.v. 27/I/39), Van de Velde (b.b.v. 8/II/39). De Academie gaat over tot het aanvaarden van het ontslag van deze zes leden. Ze is het eens om hun den titel van Binnenlandsch Eerelid te verleenen.
2. - Wijziging van art. 2 van de Wetten der Academie. - Dit art. luidt sedert 1930 als volgt:
Art. 2. De Academie bestaat uit
‘1o dertig werkende leden;
2o hoogstens vijf en twintig buitenlandsche eereleden;
3o hoogstens tien inlandsche briefwisselende leden;
4o inlandsche eereleden, die vroeger werkende leden geweest zijn.’
Van de oprichting onzer Academie af tot in het jaar 1930 was het officieel ledenaantal vastgesteld als volgt:
Werkende leden: |
25 |
Correspond. leden: |
10 |
Bij ontstentenis van Vlaamsche Academies voor Wetenschappen, had onze Academie Vlaamsche historici, juristen, natuurkundigen en andere geleerden in haar schoot opgenomen. Zoo slonk van lieverlede het aantal zetels aan taal- en letterkundigen voorbehouden.
Het Bestuur hield zich van 1939 af met dit probleem bezig en stelde aan de Academie en daarna aan de Regeering voor het aantal werkende leden tot 30 te brengen. Er werd nl. op het voorbeeld van de ‘Académie de Langue et de Littérature françaises’ (die weliswaar geen correspondeerende leden telt) en van de drie klassen der ‘Académie de Belgique’ gewezen, elk met 30 werkende leden bedeeld.
| |
| |
In 1930 bekwam onze Academie het gevraagde aantal werkende leden.
Nu de Koninklijke Vlaamsche Academies voor Wetenschappen zijn opgericht, en de bevoegdheden van onze Academie opnieuw tot het gebied worden beperkt in haar titel omschreven d.i. Taal- en Letterkunde, en door het Koninklijk Besluit van haar instelling in 1886 ten duidelijkste bepaald (‘een genootschap dat de studie en de beoefening der Nederlandsche Taal- en Letterkunde tot voorwerp zijner werkzaamheden zal hebben’), schijnt ook de tijd gekomen om het statuut der Academie te wijzigen en haar ledenaantal naar nieuwe verhoudingen te regelen.
Het Bestuur is van meening, dat onze Academie, in haar uitsluitend taal- en letterkundigen vorm, niet langer aanspraak kan maken op 40 leden. Er doen zich in dezen zin twee officieel verdedigbare oplossingen voor:
De eerste is de terugkeer tot den vroegeren toestand d.i. 25 werkende en 10 correspondeerende leden.
De tweede is, in navolging van de ‘Académie de Langue et de Littérature francaises’, 30 werkende leden, geen correspondeerende.
De leden onzer Academie schijnen het nagenoeg eens te zijn om te denken, dat het begrip ‘correspondeerend lid’ niet meer aan de moderne toestanden beantwoordt; en de gelegenheid biedt zich thans op uitzonderlijke wijze aan om met deze instelling bij ons een einde te maken.
Het Bestuur der Academie stelt dan ook voor het aantal werkende leden op 30 te behouden en het correspondeerend lidmaatschap af te schaffen.
De vergadering gaat met het voorstel van het Bestuur akkoord, zoodat deze wijziging aan de Wetten der Academie ter goedkeuring aan den Koning zal worden voorgelegd.
| |
| |
3. - Eventueele overdracht van Fondsen der Academie aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten. - In een tijd toen de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde nog de eenige Vlaamsche academische instelling was, werden te haren gunste Fondsen gesticht waarvan de bestemming de grenzen van haar bijzondere bevoegdheden op taal- en letterkundig gebied te buiten ging. Telkenmale het er op aankwam een jury te vormen om de bedoelingen der stichters, met het oog op het beoordeelen van een ingezonden werk tot hun recht te laten komen, was de Academie genoodzaakt ook op niet-leden een beroep te doen. Nu de Wetenschappelijke Vlaamsche Academies zijn opgericht, zullen de schenkingen en legaten van den beginne af hun ware bestemming treffen. Maar onze Academie dient aan allen, die het met de nieuwe Academies goed meenen, den weg te wijzen, en houdt er van op de lijst van de begiftigers dezer instellingen de eerste plaats te bekleeden. Daarom stelt het Bestuur en de Bestuurscommissie voor de Fondsen Karel Boury, Vande Ven-Heremans en Karel Barbier aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten van België over te dragen.
Het Karel Boury-Fonds werd vooral gesticht met het doel ‘Vlaamsche liederen te verspreiden’.
Het Van de Ven-Heremans-Fonds moet uitsluitend gebruikt worden tot bevordering ‘der Nederlandsche taal en wetenschap door het uitgeven, in deze taal, van nieuwe werken, over natuur- of geneeskundige wetenschappen, over rechtsgeleerdheid en over het vak van den ingenieur’.
Het Dokter Karel Barbier-Fonds wordt besteed ‘tot aankoop van Nederlandsche werken handelende over de natuurwetenschappen en hun toepassingen op landbouw,
| |
| |
nijverheid en handel, en ieder jaar geschonken aan leerlingen van Athenea en Colleges die uitmunten in de studie der natuurwetenschappen’.
De vergadering treedt de zienswijze van Bestuur en Bestuurscommissie bij. Zoodat na 's Konings goedkeuring van de rekeningen der Fondsen over het dienstjaar 1938, de onderhandelingen met de Zuster-Academie zullen aangeknoopt worden.
4. - Eventueele afstand van boeken aan beide nieuwe Vlaamsche Academies. - Een aantal boeken van natuurwetenschappelijken aard, ook boeken over wis-, geschied-, rechtskunde, enz., zou onze Academie aan de nieuwe Academies kunnen afstaan om de kern van hun bibliotheek te helpen vormen.
De vergadering deelt hierin de meening van het Bestuur, maar wenscht, vóór elke schenking van boeken aan de nieuwe Academies, de lijst dezer boeken in te zien om er desgevallend de gewenschte wijzigingen aan toe te brengen.
5. - Begrooting der Academie voor het dienstjaar 1939: zitpenningen en verblijfkosten. - De voor 1938 vastgestelde begrooting, wat zitpenningen en verblijfkosten betreft, dwong de Academie tot het uitschakelen van één algemeene vergadering, drie Bestuurszittingen en ten minste één zitting van de Bestuurscommissie. Te dien opzichte is in 1939 de toestand van dien aard, dat het raadzaam schijnt zekere voorzorgen te nemen en bij voorbaat de zittingen aan te duiden welke dit jaar zouden wegvallen,
| |
| |
bv. de algemeene zitting van 2 Augustus die in de gewone omstandigheden slechts veertien dagen na die van Juli zou plaats hebben, en de algemeene zitting van 27 September, waarop, drie dagen daarna, de openbare zitting van October zou volgen.
De vergadering gaat met deze schikking akkoord.
|
|