| |
| |
| |
KLeine verscheidenheden.
I.
Bestendige Commissie voor middelnederlandsche Taal- en Letterkunde.
584. - Bunder-boeck.
Een Bunder-boeck was een soort van Landt-boeck of het Register, waarin de ‘groote van ieder goedt’ stond aangeteekend, tot begrooting van de ‘bettinghe’ (Het Vlaems Settingh-boecxken, 1694, blz. 4), nl. ook waarin men de ‘generale Bundrie’ van eene prochie, of de geheele vlaktemaat berekend in ‘ bunders’, kon vinden. Men zie L. Gilliodtsvan Severen, Cout. du Bourg de Bruges, II, 217.
Staatsarchief te Brugge, ‘Landt-boeck der prochie van Heestert’, van 1760: ‘Totale generale bundrie van de seven cantons gelegen in de prochie van Heestert, 367 bunderen 13 hondert 13 1/4 grooten roeden’.
Cfr. bij Stallaert, Bunder (de twee rubrieken) en Bunderboeck. Bij Verdam komen een drietal teksten voor met Bonder, Boender, Boenre,
Uit de zonderlinge berekening hieronder, blijkt dat, onder de Abdij van Sint-Pieters bij Gent, 110 gemeten min 10 1/2 roeden, gelijk stonden met 36 bunders, een gemet 289 roeden en half:
Staatsarchief te Gent, Fonds der Abdij van Sint-Pieters, Register nr 139, ‘Caerte-bouck’ (Destelberghe) van 1612, derde kaart: ‘Het gheheel goet es groot hondert thien ghemeten min thien roen ende alf, compt xxxvj tich bunders een ghemet twee hondert neghenen tachtentich roen ende alf...’
In het Kortrijksche, was een bunder hetzelfde als 400 roeden. Immers: 1 bunder 95 roeden + 1 bunder 300 roeden, maken samen 3 bunders - 5 roeden uit:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het leenhof van Kortrijk, voorloopig blauw nr 524: ‘Ende syn twee stucken lants anne elc anderen, danof deen is groot een buynder vyfentnegentich roeden, ende het ander een buynder dry hondert roeden, tsamen dry buynders preter vyf roeden, paelende west jegens...’ (Akte van 19 Mei 1662.)
| |
| |
In den tekst hieronder komt dezelfde berekening voor: 350 roeden + 90 roeden, of 440 roeden komen inderdaad overeen met een bunder 40 roeden:
Id., id., voorloopig blauw nr 549: ‘Wesende een partye landt ende meersch groot tsamen een bunder veertich roeden: ende eerst een stick lants palende..., groot drye hondert vichtich roeden; item een meerschelken west van..., groot tneghentich roeden...’ (Akte van 6 Januari 1647.)
Te Gent was de Bunder 900 roeden waard, of drie gemeten elk van 300 roeden, terwijl de Bunder in het land van Aalst ook gelijk stond met 400 roeden, zooals te Kortrijk:
D. Berten, Cout, de la Seigneurie de Saint-Pierre-lez-Gand, blz. 123: ‘De iijc roeden (Gentsche maat) maeken een ghemet; ende dry ghemeten maecken een bunder ofte ixc roeden;
Oock is het Ghendtsche bunder jeghens een Aelstersche bunder onghelic, want men int landt van Aelst maer en bekent iiijc roeden int bunder...’ (XV-XVIe eeuw.)
| |
586. - Mateboeck.
Is hetzelfde als Meteboeck. Daardoor verstond men het Register houdende de maat van de landen van eene parochie of van eene heerlijkheid. In hetVlaems Settingh-boecxken (1694), blzz. 3-4. Metingh-boeck.
Staatsarchief Brugge, Fonds Burg van Veurne, Charters, oud nr 5969, voorloopig blauw nr 913: ‘Ende het ander leengoed es groot in lande, volghende den matebouck vande prochie, zes ghemeten...’ (Akte van 20 April 1592.)
| |
587. - Hem (zich) gheneeren.
De Bo legt Geneeren (zich) uit door ‘Neerstig zijn, zijn best doen’. Bij Verdam, Hem generen: Den kost winnen. In den tekst hieronder, waarbij gaat de nadere bepaling zeere, zal die uitdrukking wellicht de speciale beteekenis hebben Groote (handels)-zaken doen, Fr. Faire de grandes, de grosses affaires.
Staatsarchief Brugge, Fonds Proostsche, Register nr 828 of ‘Ferieboeck’ van 1467-1473, fol. clxxxij: ‘Dat... Rijcquaerd Pijcke es een groot zwaer rijck man, een groot coopman, hem daghelicx zeere gheneerende...’
| |
| |
| |
588. - Zwaer (zwaer rijck man).
Verbonden met het w. Groot, beteekent nl. Geweldig (Fr. Prodigieux). Zie bij Verdam, vo Swaer 7o. - De uitdrukking Es een groot zwaer rijck man, duidt aan dat bedoelde persoon groote rijkdommen bezit, Fr. possède de grands biens, est prodigieusement riche, of, zooals men zegt, est un homme cossu (Fig. et populairement):
Staatsarchief Brugge, Fonds van het Prootsche, Reg. nr 828, of ‘Ferieboek’ van 1467-1473, fol. clxxxij: ‘Dat de zelve Rijcquaerd Pijcke es een groot zwaer ryck man...’.
| |
589. - Onghelyc vromer ende solventer.
Het bijw. Onghelyc hieronder is best door het Fr. Incomparablement (sans comparaison) weer te geven. De eigenlijke beteekenis is wel: Niet te vergelijken, Onvergelijkelijk. Spr. b.v. van een persoon, die zeer rijk is, zal door Onghelyc vromer ende solventer bedoeld zijn, dat die Onvergelijkelijk rijker is en in staat om te betalen (solvent, goed van betalen) dan wie ook:
Staatsarchief Brugge, Fonds van het Proostsche, Register nr 828, of ‘Ferieboek’ van 1467-1473, fol. clxxxij; ‘Dat de zelve Rijcquaerd Pijcke es een groot zwaer rijck man, een groot coopman, hem daghelicx zeere gheneerende, onghelyc vromer ende solventer dan eenighe vanden andren subzijten of al te ghadre...’
Verder in den tekst luidt het: ‘...de welcke vromer, rijckere ende suffisanter is dan alle dandre, ghelijck dat voren gheseit es...’.
| |
590. - Nieulant.
Nieulant was in het Latijn Terra nova geheeten. Men verstond inzonderheid daardoor Land dat op de zeevloeden werd gewonnen:
Annales du Comité Flamand de France, V, 352: ‘De terra nova, illa videlicet quam primitus sibi in feodum donavi et quam propriis sumptibus contra marinos fluctus ac impetus circumfodi fecerat...’ (Akte van graaf Philips van den Elzas, van 1167.)
| |
| |
| |
591. - Moerdreve.
Moederdreef, Hoofddreef (Groote dreef), misschien wel de Dreef die naar een groot hof, een groote doening leidt, naar die nl. van ridder Rogier van Ghistele, heer van Straten.
Staatsarchief Brugge, Fonds Brugsche Vrije, Charters, nr 3906: ‘Tusschen K... lande, of een zide, ende der moerdreve van miins heren Roegiaers van Ghistele lande, of ander zide..,’ (Akte van 18 Januari 1387.)
| |
592. - Coppelen deen an dandere.
Spr. van stukken land, wil die uitdrukking beteekenen, dat genoemde stukken aaneen liggen, aaneen palen, dat zij zijn, zooals men in het Fransch zegt, joignantes, d.i. contiguës:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Kortrijk, Charters, voorloopig blauw nr 433: ‘Leen..., groot, onder winnende landt, meersch, watren ende wat busch, drie bunderen twee ende tneghentich roeden letter meer ofte min, coppelende al deen an dandere, palende metten oostende...’ (Akte van 8 Maart 1619. Zie ook ibid., onder voorloopig blauw nr 535, akte van 12 April 1635.)
Id., id., oud nr 6069, voorloopig blauw nr 1013: ‘Ligghende myn voors. leen inde prochie van Putthem... Ende is een behuysde hofstede met dry bilxkens ommegaende de voorseide hofstede, al coppelende d'een aen d'ander...’ (Akte van 27 Juli 1639. - Zie ook voorloopig blauw nr 540, akte van denzelfden dag.)
Stukken anne elcanderen luidt het hieronder:
Fonds leenhof van Kortrijk, Charters, voorloopig blauw nr 524: ‘Ende syn twee stucken lants anne elcanderen...’ (19 Mei 1662.)
Vgl. met Scakelen in...
| |
593. - Dal, dellinghe.
Wijst op Laag liggende land.
Alfr. Ronse, Reg. der watering van Vladsloo-ambacht, blz. 20: ‘De pasturagen, weyden ende bedryf van alle de voorlanden..., dalen ende agterlanden van dien...’ (1775.)
Dellinghe, in het Antwerpsche:
Staatsarchief te Antwerpen, Fonds Boom, Farde procès Com. Maes tegen doairière Regaus (1784?)... ‘Seggende dat eene partye (vande door hem in leen gehouden gronden, die tot steenbakkerijen gediend hadden) bestont in putten dellinghen daer niets op en waschten (groeide).’
Edw. Gailliard.
|
|