Door Hofwech zal integendeel bedoeld zijn de weg, die naar het ‘hof’ leidt, naar de ‘woninghe’, zooals hieronder:
Joft siin rechte hofwech ware...
‘Wech die te landweghe leghet’ werd gerekend over ‘alf land’; - ‘over gheheel land’, de ‘hofwech’ of ander zide’.
Het geldt hier dus den Weg naar het ‘hof’, d.w.z. naar de ‘hofstede’, met andere woorden naar de woonplaats van hem die het in spraak zijnde goed bewoonde.
Vrye hofwech luidt het hieronder:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Vrije, Charters, oud nr 310, voorloopig blauw nr 2346: ‘Daer of dats leghet viere ymeten lands... ende heet Riets madekin, ende over tvoorseide Riets madekin es sculdich te ghane enen vryen hofwech omtrent te dartich ymeten lands.’ (Akte van 9 Mei 1416.)
Id., id., oud nr 370, voorloopig blauw nr 2372: ‘Behouden dies dat P. weghen zal met eenen vryen hofweghe over dit voorseide landt...’ (Akte van 15 Februari 1443.)
Tusschen ‘Huys-wegh’ en ‘Landt-wegh’ werd er in het Brugsche Vrije onderscheid gemaakt. Door ‘Huyswegh’ zal echter wel ons ‘Hofwech’ verstaan worden:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. du Franc, I, 248: ‘Eenen heerwegh moet breedt zyn onder-halve roede twee voeten; eenen huyswegh ofte landt-wegh, elck een roede...’ (Ordonn. van 6 Mei 1628, art. 55.)
Wanneer een huys-wegh of hofwech, alsook een landtweg, ten dienste van een eigenaar, over een anders grond lag, werd deze enkel, naar een verordening van 1628, over halfland gerekend, wat evenwel met den tekst boven uit de ‘Coutume rimée’ aangehaald, wordt tegengesproken:
Id., Id., I, 250: ‘Ende is te weten, dat huys-weghen, kerck-weghen ende landt-weghen, ligghende over iemants landt, worden gherekent in deele, koope, pachte ofte mangel, tucht, over half-landt.’ (Id. art. 56.)
Edw. Gailliard.