| |
| |
| |
Vergadering van 20 December 1922.
Zijn aanwezig de heeren: O. Wattez, bestuurder;
Dr. Lod. Simons, Prof. Dr. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Staatsminister J. Helleputte, Kan. A. Joos, Isid. Teirlinck, Prof. Dr. J. Mansion, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde, J. Jacobs, Karel van de Woestyne, Dr. J. Persyn, Dr. M. Sabbe en Mej. M. Belpaire, werkende leden.
Lieten zich verontschuldigen de heeren: Dr. L. Goemans, onderbestuurder, Karel de Flou, werkend lid, Prof. Dr. Frans Daels, F.V. Toussaint van Boelaere en Prof. J. Salsmans S.J., briefwisselende leden.
***
De heer I. de Vreese. wn. Secretaris, leest het verslag van de November-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de wn. Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Inventaires sommaires des Archives de l'Etat en Belgique. Inventaire général des Archives ecclésiastiques du Brabant, par Alfred d'Hoop, Chef de section aux Archives générales du Royaume. Tome III. Abbayes. Bruxelles, 1922.
Tijdschriften. - Arbeidsblad, Oct.-Nov. 1922. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, 15 oct. 1922. - Revue néo-scolastique de philosophie, nov. 1922.
| |
| |
Door het ‘Bureau der Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publication’, te Den Haag:
Gedenkstukken der Algemeene Geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840 uitgegeven door Dr. H.T. Colenbrander. Tiende deel: Regeering van Willem I. 1830-1840. 5de stuk.'s Gravenhage, 1922.
Resolutiën der Staten-Generaal van 1576 tot 1609, bewerkt door Dr. N. Japikse. 6de deel: 1588-1589. Id.
Codex documentorum sacratissimarum indulgentiarum Neerlandicarum. Verzameling van stukken betreffende de pauselijke aflaten in de Nederlanden (1300-1600), uitgegeven door Dr. Paul Fredericq (†), in leven hoogleeraar aan de Staatshoogeschool te Gent, en zijne leerlingen. Id.
Door de ‘Socièté des Nations’, te Geneve:
Socièté des Nations. Commission de coopération intellectuelle. Exposé documentaire sur l'état de la vie intellectuelle en Autriche, approuvé par le Cvnseil le 13 septembre 1922. (M. de Reynold, rapporteur de la Commission.) (Zelfde titel in 't Engelsch.)
Door de ‘Reale Accademia nazionale dei Lincei’, te Rome:
Atti. Serie quinta. Rendiconti. Classe di Scienze fisiche, matematiche e naturali. Vol. XXXI, fasc. 3o-6o, 1922.
Door de ‘Bibliothèque de l'Université de Gand’:
Catalogues des périodiques. 3e édition. Gand, 1922.
Door Prof. J. Vercoullie, werkend lid:
Schets eener historische Grammatica der Nederlandsche taal door J. Vercoullie, Professor in de Nederlandsche Philologie te Gent. Met 2 kaarten. 4de zeer vermeerderde uitgave bevattende Phonologie en Flexie, Syntaxis en Woordvorming. Gent, 1922.
Door Dr. A.-J.-J. Vandevelde, werkend lid:
Opzoeken van vitaminen in de schelpen van schelpdieren, door Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde. (Overdruk uit Natuurwetenschappelijk Tijdschrift, Juli-Aug. 1922.)
Louis Pasteur, door Id. (Overdruk uit Chemisch Weekblad, Dl. 19, no 47, 1922.)
Door den heer Dr. J. te Winkel, buitenlandsch eerelid, te Amsterdam:
De Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde door Dr. J. te Winkel. Tweede druk. I. Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde van Middeleeuwen en Rederijkerstijd. Dln I-II. Haarlem, 1922.
Door den heer G. d'Hondt, stadsontvanger, te Gent:
Studenten-Almanak, uitgegeven door het Taalminend Studentengenootschap, onder kenspreuk: 't Zal wel gaan. 1856; 1866; 1884-1901; 1913-'14.
| |
| |
Handboek voor Huis- en meubelschilders, vergulders, enz. door Eug. Zetternam. Gent, 1853.
Volksliedjes, door P.F. van Kerckhoven. Gent, 1854.
Looverkens, bij Onze Stambroeders de Hoogduitschers geplukt, door G. Hendrikssone. Brussel, 1859.
Liefde-Lief en Leed. Een liederkrans door G.-J. Dodd. Gent, 1864,
Door den E.H. Alf, Lamotte, pastoor te Shukkebroek (Herckde-Stad):
Lotgevallen van de Altaartafel De Aanbidding van het Lam, door Alf. Lamotte, Pastoor. Maeseyck, 1922. (Overdruk uit Limburg.)
Door Dr. Paul van Oye, te Gent:
Contribution à la Connaissance de la Flore et de la Faune microscopiques des Indes Néerlandaises, par le Dr. Paul van Oye. (Extrait des Annales de Biologie Lacustre. T. XI, fasc. 2, 1922.)
Een vergiftiging door de steek van Clarias batrachus L., door Dr. Paul van Oye (Tasikmalaja-Java). (Natuurwetenschappelijk Tijdschrift. Mei-Juni 1922.)
Door de Redactie:
Vereenvoudiging, 28 Nov. 1922 (35 exx.). - De Wegwijzer, Oct.-Nov. 1922.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de waarnemende Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, Nov. 1922. - De Bibliotheekgids, Dec. 1922. - Biekorf, nr 11, 1922. - Leuvensche Bijdragen, XIVe jg., 1e en 2e afl. - Sint-Cassianusblad, Dec. 1922. - Limburg, nrs 5-6, 1922. - Mechlinia, Sept.-Oct. 1922. - Neerlandia, Dec. 1922. - De Opvoeder, nrs 31-33, 1922. - De Schoolgids, nrs 19-20, 1922. - Studiên, Dec. 1922. - Vlaamsch Opvoedkundig Tijdschrift, Nov.-Dec. 1922. - De Kleine Vlaming, Dec. 1922. - Volkskunde, 27e jg., afl. 4. - Dietsche Warande en Belfort, Nov. 1922. - La vie diocésaine, nov.-déc. 1922.
| |
Mededeelingen door den waarnemenden Secretaris.
1o) Te Deum op 27 November. - Brief van 10 November waarbij de Weled. Heer Graaf de Kerchove de Leden der Academie uitnoodigt tot het Te Deum, dat
| |
| |
den Maandag, 27 November, te 11 uur, in de hoofdkerk van Sint-Baafs zal gezongen worden. - Hebben de plechtigheid bijgewoond, de heeren: Prof. Ad. de Ceuleneer, Mr. L. Willems en Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde.
2o) Gent: Uitreiking van eereteekens aan de familieleden van gesneuvelde militairen alsook aan eenige Oud-strijders. - Brief van 23 November, waarbij Luitenant Generaal Delobbe, bevelhebber van de 1ste Legerafdeeling, de Academie bericht, dat hij ter gelegenheid van den naamdag van Z.M. den Koning, de eereteekens zal uitreiken aan de familieleden van gesneuvelde militairen alsook aan eenige oud-strijders, en de Academie op die plechtigheid uitnoodigt.
3o) Prijsantwoord ingekomen. - Den 2 December is ingekomen een antwoord op de prijsvraag:
Middel- en Nieuwnederlandsch: Een onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van het gebruik van het voegwoord of, ter inleiding van een afhankelijken zin met de woordschikking van den hoofdzin aehter een ontkennenden hoofdzin.
Het antwoord draagt tot kenspreuk:
Grammarie leert ons wel spreken
Beide sin ende ooc woort.
Den 4 December kwam een tweede antwoord in op dezelfde prijsvraag. Het draagt tot kenspreuk:
Likt de kat den kandeleer.
4o) Prijsantwoord over de Hoppeteelt. - De heer Dr. J. Lindemans, wiens ingezonden prijsantwoord Humulus non humilis door de Academie werd bekroond, mits nakoming van de voorwaarden door de beoordee- | |
| |
laars gesteld, zond op 14 December zijn antwoord terug. - Het zal voor een laatste nazicht aan den heer Prof. Vercoullie, eersten verslaggever, gezonden worden.
5o) Afsterven van Dr. Hugo Verriest. - Brief van 19 December, waarbij de heer G. Verriest, hoogleeraar te Leuven, de Academie dank zegt voor de deelneming door haar betuigd ter gelegenheid van het overlijden van Dr. Hugo Verriest, en voor de hulde aan den betreurden afgestorvene gebracht.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Letteren. - De heer Prof. J. Vercoullie legt het volgende verslag ter tafel van de vergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig: Mr. L. Willems, voorzitter; Kan. Am. Joos, Prof. Dr. J. Mansion, Prof. Dr. L. Scharpé, leden; Prof. Dr. H. Logeman, hospiteerend lid, en Prof. J. Vercoullie, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
a] Etymologisch Kleingoed. - Lezing door Prof. J. Vercoullie.
De volgende woorden en zegswijzen worden behandeld: Versette mouwen (Warenar 764). - Kerse (in: aldus sal men gaen, yerst de kerssen van den ambachten, alsoo gewoonlic es). - Sander (snoekbaars). - Sakkerdaan. - Samoreus. - Schaat. - Schaverdijnen. - Schavuit. - Schaveelen.
De Commissie stelt voor om deze lezing in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
b] Prof. Logeman, wijst op den naam van een ‘liqueur forte’ Oscaha (bij Van Effen: Relation curieuse d'un voyage en Suède) die hij denkt Ier. uisge-beatha (= whisky) te zijn.
Op de vraag om daarover zelf een nota op te stellen, antwoordt Prof. H. Logeman dat hij een principieel bezwaar
| |
| |
daartegen heeft, evenals tegen het overleggen van twee andere door hem reeds gereed gemaakte mededeelingen, omdat hij, uit wetenschappelijke overtuiging, alleen in ‘Vereenvoudigde’ kan schrijven.
Daarop ontstaat een bespreking, waaruit blijkt dat sommige leden van de Commissie op het standpunt blijven door de Academie aangaande die zaak reeds ingenomen, terwijl andere de volgende meening toegedaan zijn:
De Academie heeft wel het recht alle beslissingen te treffen aangaande vorm en inhoud van wat van haar Bestuur uitgaat, maar zij mag, wat de mededeelingen van haar leden betreft, die onder de persoonlijke wetenschappelijke verantwoordelijkheid van de auteurs geschieden, de wetenschappelijke vrijheid van haar leden, noch voor vorm noch voor inhoud aan banden leggen.
Een besluit wordt niet genomen.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Letteren. - De heer O. Wattez legt het volgende verslag ter tafel van de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Waren aanwezig: Kan. Dr. J. Muyldermans, voorzitter; G. Segers, Prof. Dr. L. Scharpé, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. J. Persyn, Is. Teirlinck, leden; Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde, en Dr. M. Sabbe, hospiteerende leden, en O. Wattez, lid-secretaris.
De heer Kan. Muyldermans leest de hieronder volgende nota over het Zuid-Oostvlaandersch Idioticon. waarvan de laatste aflevering is verschenen, en brengt hulde aan den onvermoeibaren schrijver en zijn werk.
Geachte Collega's,
Een woord over het Zuid-Oostvlaandersch Idioticon. Vóór eenige weken is een zesde aflevering dit standaardwerk komen volledigen. Ik meen van die gelegenheid te mogen gebruik maken om in aller naam den geachten Collega Is. Teirlinck, den onvermoeibaren verzamelaar van dit nieuw Idioticon, uit ganscher herte geluk te wenschen. Het werk beslaat drij deelen, elk uit twee afleveringen, te zamen nagenoeg 1350 blzz.
| |
| |
compressen druk. Vooraleer het verscheen, hoorden wij er met lof van gewagen, toen onze Academie het met goud bekroonde als antwoord op een uitgeschreven prijsvraag. Nu het daar voltrokken vóór ons ligt, zal iedereen er de hooge waarde licht van inzien, den schrijver er om loven, en, laat ik er bijvoegen, der Academie dank zeggen, die sedert jaren de studie onzer dialecten zoo krachtdadig bevorderd heeft. Het Zuid-Oostvlaandersch Idioticon is wederom een nieuwe toonbank bij, waarop de schatten onzer plaatselijke en gemeenschappelijke taal worden uitgepakt en ter waardeering van Noord en Zuid neergelegd. Het zal bijdragen om den rijkdom en de sierlijkheid der tale van ons volk nog grondiger te doen kennen, en tevens om de rechten van menig Belgisch taaleigen te bevestigen.
Is men t'akkoord, dat de studie der verschillende dialecten een hoogst noodzakelijke studie is, dan zal zeker ons Zuiden tegen het Noorden niet hoeven achteruit te staan. Zonder te gewagen van hetgene reeds, vóór honderd jaar, de Hoogeschool van Leuven voor de studie dér dialecten beraamde (zij schreef in 1817 een prijsvraag uit voor het opmaken van een Idioticon van het Vlaamsch rondom Leuven); zonder te spreken over de reeks artikelen welke o.a. Serrure en vooral J. Fr. Willems over de Belgisch-Nederduitsche dialecten neerschreven, alreeds in de jaren '30; noch over de bijdragen van Dr. Snellaert, die hét taaleigen van Kortrijk deed kennen (1844), mogen wij in België met fierheid wijzen op de werken van Pastoor Schuermans en Deken De Bo, op de Iditicons der heeren Tuerlinckx en Rutten en de bijvoegsels des heeren D. Claes, op de Loquelaverzameling van Guido Gezelle, op het Waasch Idioticon van Kanunnik Joos, op het Kempisch Idioticon der heeren Cornelissen en Vervliet. Die werken strekken tot eere der volieverige verzamelaars: zij leveren kostbaar materiaal voor de studie onzer moedertaal. Voortaan worde de naam van onzen waarden Collega Is. Teirlinck aan de rij dier verdienstelijke mannen toegevoegd, en valle aan zijn werk de volle waardeering ten deel op het gebied der taalstudie. Dit wenschen wij; of liever, geen oogenblik betwijfelen wij het of 't zal zoo wezen, en zal elkeen hulde betoonen aan de stadige en lofweerdige toewijding van den heer I. Teirlinck. ‘Niet en klenkt zoetere - As de tale va' moedere’: dit gemoedelijk epigraphe ligt als een
| |
| |
zegelmerk op zijn boek: die fijngevoelige gedachte zal hem onder 't werken hebben deugd gedaan. Moge zij ook anderen nog aanzetten tot de studie der volkstaal, opdat weldra elk dialect zijn eigen idioticon, zijn eigen schatkist hebbe. Ik meen niet te moeten uitweiden over den rijkdom van inhoud van 's heeren Teirlinck's boek: van hoog belang zijn vooral de verwijzingen naar de Idioticons van andere gouwen: op die wijze leeren wij van dag tot dag klaarder zien in onzen algemeenen taalschat; niet zelden ook dat wij er aangenaam door verrast worden: wij bevinden ons rijker dan we doorgaans gedacht hadden. In een ander opzicht nog doorblader ik dit werk met ware voldoening: 't is namelijk om de rijke keus van schilderachtige spreuken en volksgezegden, die de heer Teirlinck heeft opgezant, hier inlascht en aldus ook helpt bewaren. Die pittige volksuitdrukkingen zijn wel degelijk een kenmerk van ons Belgisch taaleigen, zijn een schat waaraan wij volstrekt moeten hechten: men gooie die niet weg, omdat een houterige boekentaal ze veeltijds in den ban sloeg. In het Noorden zelf benijden menschen met gezond oordeel ons die keurige perels onzer taal, en 't geheugt mij, vóór eenige jaren, in De Amsterdammer gelezen te hebben (het artikel was onderteekend G. van Halzen): ‘Erkennen de Vlamingen, dat zij tot onze spreek- en schrijftaal moeten komen, niet zoozeer omdat het ontwikkeling-stadium bij ons tot meerdere rijpheid kwam, wij, Nederlanders, zullen wel doen, tot de Vlamingen te gaan om de goede volksuitdrukkingen, kernachtige gezegden, die juist door het schaven en polijsten bij ons verloren zijn gegaan, in onze schrijf- en in onze spreektaal terug te brengen. Wanneer eenige noordnederlandsche schrijvers zich eenigen tijd in Vlaanderen zouden willen vestigen, om studie van de volksuitdrukkingen te maken, dan zou dat voor ons eigen taal geen te versmaden aanwinst kunnen zijn’.
Daarop nadenkende, M.H., meen ik den geachten Collega in aller naam te moeten dank zeggen voor zijn onverdroten arbeid, voor zijn hoogst verdienstelijk werk, voor zijn kostelijk aandeel in 't opsporen der schatten onzer volkstaal, welke tot kracht en leven van schrijf- en spreektaal moeten verstrekken. Waarlijk, heer Teirlinck, niets en klinkt zoeter, ook voor ons, dan de taal van moeder!
| |
| |
Aan de dagorde staat:
a] Verkiezing van een Ondervoorzitter der Commissie (tot 21 Dec. 1923) tot vervanging van Dr. Hugo Verriest. - Wordt verkozen: Prof. Dr. A. Vermeylen.
b] Lidmaatschap der Commissie. - Voordracht van twee candidaten tot vervanging van Dr. Hugo Verriest.
Worden voorgesteld:
1e | candidaat: Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde. |
2e | candidaat: Dr. M. Sabbe. |
c] Salsmans-Fonds. - Benoeming van een lid der Commissie tot vervanging van Dr. Hugo Verriest.
Wordt benoemd: Prof. J. Salsmans S.J.
d] De Fransche verzen van Vondel. - Verhandeling door den heer Dr. Jan Gessler aan de Academie ter uitgave aangeboden. - Door de Commissie worden de heeren G. Segers en Dr. Vermeylen, als verslaggevers aangesteld.
e] Een Roeselaarsch Paaschspel uit de XVIIIe eeuw, door Prof. Dr. L. Scharpé (Voortzetting). - Dit punt wordt tot de eerstkomende vergadering uitgesteld.
f] De brieven 76 tot 107 van Antoni van Leeuwenhoek, door Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde. - Dr. Vandevelde geeft den beknopten inhoud van die brieven en toont de platen van de boeken, waarin ze werden overgedrukt.
Hij zal in eene laatste mededeeling de brieven van A. van Leeuwenhoek verder onderzoeken.
g] Briefwisseling van Dautzenberg. - Lezing door Dr. M. Sabbe. - In het Museum Plantin-Moretus bevindt zich een verzameling brieven van J.M. Dautzenberg, gericht aan zijn vriend Johannes van Dam Thz., onderwijzer in de gevangenis te Woerden. Die brieven zijn gedagteekend van 1830 tot 1869, het jaar van Dautzenberg's overlijden, en omvatten dus heel de letterkundige loopbaan van dien dichter.
Dr. M. Sabbe wijst op het belang van deze correspondentie voor de betere kennis van Dautzenberg's biografie, zijn karakter, zijn levensopvatting, zijn vriendenkring, zijn gedachten over de politieke gebeurtenissen van zijn tijd en over den Vlaamschen taalstrijd, zijn taalkennis en persoonlijke taalbe- | |
| |
grippen, zijn letterkundige ontwikkeling, zijn ijveren voor de invoering van het zg. metrische vers in onze taal, en andere zaken weer, die ons toelaten de persoonlijkheid van den beminnelijken Limburgschen dichter in al haar uitingen vollediger te begrijpen dan totnogtoe het geval was.
De Commissie stelt voor de gehouden lezingen in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. - Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd.
| |
Dagorde.
1o) Commissie van beheer voor het Pater Salsmans-Fonds. - Vervanging van Dr. Hugo Verriest, lid der Commissie van beheer, aangesteld door de Commissie voor Nieuwere letteren. De Commissie stelt Pater Salsmans voor; de Academie sluit zich bij dat voorstel aan.
2o) Salsmans-Fonds. - Op voorstel der Commissie van beheer van het Salsmans-Fonds, beslist de Academie het bekroonde werk De liturgische Boeken der Kollegiale O.L.V.-Kerk van Tongeren vóór het Concilie van Trente, door Ridder Paul de Corswarem, op kosten van het Fonds uit te geven.
3o) Geheime vergadering te 2 1/2 uur. Verkiezing van een werkend lid tot vervanging van wijlen Hugo Verriest. Worden door den heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen: Prof. Dr. J. Mansion en Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde.
Wordt verkozen: de heer Herman Teirlinck, briefwisselend lid te Brussel.
4o) Wedstrijden voor 1923. - Ingekomen prijsantwoorden. Benoeming der keurraden.
a) Middel- en Nieuwnederlandsch: Een onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van het gebruik van het voegwoord of, ter inleiding van een athankelijken zin met de woordschikking van den hoofdzin achter een ontkennenden
| |
| |
hoofdzin. - Prijs 1200 fr. - Ingekomen twee antwoorden met kenspreuk:
1o) | Grammarie leert ons wel spreken
En de pointe untreken
Beide sin ende ooc woort,
Lekensp. III, 14, 71. |
| |
2o) | Om het smeer
Likt de kat de kandeleer. |
Worden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren Prof. J. Vercoullie, Prof. Dr. J. Mansion en J. Jacobs.
b) Letterkunde: De geschiedenis van de Kinderliteratuur in de Nederlanden, tot en met 1900. - Prijs: 1200 fr. - Een antwoord ingekomen met kenspreuk:
Een goed boek, een goed vriend.
Worden tot leden van den Keurraad aangesteld: de heeren Dr. M. Sabbe, Kan. Am. Joos en Mej. M. Belpaire.
5o) Boek aan de Academie aangeboden. - Prof. J. Vercoullie biedt aan de Academie een exemplaar aan van de 4e uitgave van zijn Schets eener historische Grammatica der Nederlandsche taal.
De eerste twee uitgaven, zegt Prof. Vercoullie, bevatten slechts de phonologie en de flexie. In de derde zijn de syntaxis en de woordvorming er bijgekomen. Deze vierde uitgave is een herdruk van de derde, met een vermeerdering van het aantal voorbeelden, vooral bij de behandeling van de klinkers en medeklinkers.
Ik mag hier wel zeggen dat een Hollandsch collega me onlangs verklaarde, dat hetgeen hem in dit mijn boekje vooral aanstaat, is dat het uitgaat van de moderne levende vormen om van daaruit tot de oudere op te klimmen.
| |
| |
6o) Lezing door Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde. - Bij den honderdsten verjaardag van L. Pasteur (27 December 1822-1922). - Spreker behandelt in groote trekken de wetenschappelijke loopbaan van Louis Pasteur en vestigt vooral de aandacht op de wijze waarop uit proeven over kristallen Pasteur naar de verschijnselen der gisting en naar de studie der microben overging. Pasteur heeft de proeven van Spallanzani grondig bestudeerd, doch schijnt van Leeuwenhoek niet gelezen te hebben.
Na een overzicht der belangrijkste ontdekkingen op het gebied der nijverheid en der geneeskunde, en na eene bespreking over de theorieën der zelfwording in verband met de geloofsgedachten van Pasteur, wordt de letterkundige zijde van het reusachtig werk van den geleerde onderzocht, ten opzichte van de wetenschappelijke beredeneering en van de philosophische uiteenzetting.
De heer O. Wattez zegt spreker dank voor zijn zoo belangwekkende lezing en stelt voor die in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. - Aangenomen.
De vergadering wordt te vier uur gesloten.
7o) Dankrede van den heer O. Wattez, uittredend bestuurder. - Bij de laatste omvraag vraagt de heer Wattez het woord en richt tot de vergadering de volgende toespraak:
Hooggeachte medeleden,
Vooraleer het bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie te verlaten, acht ik het mijn plicht u allen hartelijk te bedanken voor uwe welwillende medewerking gedurende de twee jaren dat ik de eer had uwe vergaderingen voor te zitten.
Ik was nauwelijks tot onderbestuurder verkozen of de ziekte van onzen geachten bestuurder, Prof. Lecoutere, verhinderde hem het ambt te vervullen dat hij in Januari 1921 zoo moedig had aanvaard.
| |
| |
Op het onverwachts was ik verplicht in zijne plaats op te treden, en zag weldra dat het ambt van bestuurder der Academie niet enkel een eerepost is.
Allengskens kwam ik op de hoogte van het bestuur der instelling. Alles liep niet van een leien dakje. De ontreddering der openbare besturen, de staking onzer werkzaamheden gedurende den oorlog, de stijging der prijzen voor papier en drukwerk, dat alles maakte ons de taak moeilijk.
Als ik zeg ons, bedoel ik onzen betreurden secretaris, wijlen M. Gailliard, die sedert geruimen tijd door ziekte verhinderd was zijn werk te doen, gelijk hij het vroeger altijd gedaan had: met orde en nauwlettendheid.
Ik bedoel ook onzen geachten bureelonderoverste, M. Ivo de Vreese, die hier altijd ter plaatse werkte en geregeld en met prijzenswaardige volharding en nauwkeurigheid zijn dagelijksch werk in de Academie heeft volbracht. Hij heeft het bestuur een uitstekenden dienst bewezen, na het overlijden van M. Gailliard. Daarvoor zij hem dank gezegd.
Onze bestuurder, Prof. Lecoutere stierf in Aug. 1921, en ik zou zijne taak vervullen tot ik zelf door u, geachte medeleden, werd verkozen om het hooge ambt waar te nemen, dat ik thans neerleg en overlaten zal aan Dr. Leo Goemans, die sinds Januari 1922 als onderbestuurder nevens mij werkzaam was en mij krachtig, door zijne groote bevoegdheid in bestuurszaken, heeft ondersteund, en aan Prof. J. Vercoullie, gekozen als onderbestuurder.
Wij deden alles wat in onze macht was om de zaken regelmatig te doen vooruitgaan, maar wij konden niet altijd verhinderen dat er moeilijkheden oprezen door de gedurige veranderingen welke plaats hadden in het Departement van Wetenschappen en Kunsten, waarvan het bestuur der Academie afhangt.
Gedurende mijn twee bestuursjaren heb ik zes onzer medeleden zien ten grave dragen, de heeren De Cock, de Pauw, Fierens, Gailliard, Lecoutere en Verriest. In mijne afscheidsrede hecht ik eraan hun door deze herinnering eene laatste hulde te brengen.
Sommige tegenslagen konden wij met den besten wil niet afweren. Met het drukken en uitgeven onzer uitgaven is het niet goed gesteld. Alhoewel wij, Koninklijke Vlaamsche Aca- | |
| |
demie, in vergelijking met dergelijke Belgische instellingen, niet kunnen beschuldigd worden 's lands middelen uit te putten, toch werd op ons ook het algemeen bezuinigingsstelsel toegepast, en zoo moeten wij met ongeveer dezelfde toelagen als vóór den oorlog onze uitgaven bekostigen.
Ik herhaal het; wij staan voor moeilijkheden, die wij, ingelicht door onze ondervinding, aan het nieuw bestuur zullen aanduiden.
Alles kan in orde gebracht worden als de bestendige secretaris zal benoemd zijn, die hier werk zal hebben. Ik wil hem den toestand niet verbloemen; hij zal hem wel kunnen nagaan; maar zijne bestendigheid zal in korten tijd alle moeilijkheden wel weten uit den weg te ruimen, en dan zullen de zaken hun regelmatigen gang kunnen gaan.
Ik wil u, geachte medeleden, niet onder den indruk laten de toekomst al te zwart in te zien.
Wij hebben ook veel goeds aan te stippen.
Indien enkele leden de verplichtingen niet nakomen welke artikel 13 van onze standregelen hun oplegt, toch zijn de meeste werkzaam geweest. Talrijke lezingen en andere bijdragen mochten wij boeken in onze Verslagen en Mededeelingen.
Over iets moet ik mijn spijt uitdrukken, dat is dat er nog zooveel levensberichten ten achteren zijn, en dat onze Jaarboeken voor 1921 en 1922 niet veel hebben aangebracht om het achterstallige te doen verminderen.
Ik heb het ook betreurd, dat de feestreden op onze plechtige openbare vergaderingen voor diezelfde jaren niet in onze Verslagen en Mededeelingen konden verschijnen. Die van Prof. de Vooys om redenen van spelling; die van Dr. van Cauwelaert, omdat ons tot nog toe de tekst niet werd bezorgd.
Integendeel, verheugend waren ons die plechtige gedenkdagen, die wij hier gevierd hebben voor de gebroeders Van Eyck en voor Dante. Elk onzer zal daarvan de beste herinnering bewaren.
Ik zet de Koninklijke Vlaamsche Academie aan om op den ingeslagen weg voort te gaan met het herdenken van groote Vlamingen of wereldberoemde mannen, die het menschdom tér eere hebben verstrekt.
In onze dagen kunnen wij niet genoeg doen om het hoogste intellect te bevorderen, nu dat de beslommeringen van stoffe- | |
| |
lijken aard in alle landen, bij alle beschaafde volken den drang naar hooger geestesleven geweldig stremmen.
Wij, Koninklijke Vlaamsche Academie, hebben alle redenen om ons aan te gorden voor den geestelijken strijd ter ontvoogding en verheffing van ons Vlaamsche volk en tot eer van het vaderland.
Gent, 20 December 1922.
|
|