Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922
(1922)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 861]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe eene taal voor eene andere wijkt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 862]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opvolger, en toen nam men zijn toevlucht tot een Duitsch geestelijke. Spoedig was ook geen Duitsch geestelijke meer te vinden, en zoo was het lot van het Duitsche dorp Heraklion geheel beslist, toen koning Otto voor 25 jaren het land verlietGa naar voetnoot(1).
Ik ken in de Kempen een huishouden, waar het juist is toegegaan als te Heraklion. In het eerste kwartaal der vorige eeuw vestigde zich een Fransch edelman in onze streek. Hij bracht eenen boschwachter mede. Deze, zoomin als de familie van zijnen heer, kende een woord Vlaamsch. Zijne vrouw en kinderen spraken ook slechts Fransch. Te huis werd deze taal uitsluitend gesproken. In de school hoorden de kinderen zoogoed als niets dan Vlaamsch; op de straat hoorden zij en hunne ouders niets anders. Vader en moeder leerden bijna niets van onze taal; de kinderen spraken Fransch en Vlaamsch, en tamelijk goed; naarmate zij in jaren vorderden, week het Fransch meer en meer achteruit. De ouders stierven; de oudste dochter, die ik best heb gekend, trouwde met eenen landbouwer uit een naburig dorp, ‘en dan, “zegde ze mij”, geraakte ik mijn Fransch meer en meer kwijt’. Enkele spreuken, idiotismen, die vader en moeder veel in den mond hadden, had zij onthouden, en daar pakte zij gaarne mede uit. Hare kinderen en kleinkinderen kennen geen enkel woord Fransch meer; deze taal is daar weggespoeld evenals het Duitsch te Heraklion. Dat de afstammelingen van den edelman Fransch, sommigen gebrekkig, en de meesten onze taal niet kennen, zal elkeen beseffen; dezen hebben slechts met lieden hunner caste verkeerd; met de Kempenaars hadden zij weinig of geenen omgang.
Met het Fransch, dat in onze lagere scholen geleerd wordt, met het Nederlandsch dat in deze scholen van het Walenland zou worden geleerd indien men op de ongelukkige gedachte kwam daar de studie van onze taal op het leerplan te schrijven, moet onvermijdelijk gebeuren wat met het Duitsch te Heraklion, wat met het Fransch in het Kempisch dorp is gebeurd. Want onze Vlaamsche streken zijn voor de leerlingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 863]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en oud-leerlingen, zoowel als de Waalsche, wat Heraklion voor de Duitschers en ons dorp voor de Fransche boschwachtersfamilie waren. Tot beuwordens toe heb ik op dezen nagel geslagen; toch neem ik den hamer nogmaals ter hand. Ik neem drij Waalsche en drij Vlaamsche arrondissementen: Hoei, Dinant en Bastogne, Eekloo, Turnhout en Thielt.
Op 910 tweetaligen (Fr. en Vl.), 480 tweetaligen (Fr. en D.), 12 tweetaligen (Vl. en D.), 119 drietaligen en 23 eentaligen (Duitsch), spreken in het arrondissement Hoei: Gewoonlijk Fransch: 1388; Vlaamsch: 98; Duitsch: 35 (daarbij natuurlijk de 23 eentalige Duitschsprekenden). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 864]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het arrondissement Dinant spraken op 647 tweetaligen (Fr. en Vl.), 356 tweetaligen (Fr. en D.), 8 tweetaligen (Vl. en D.), 88 drietaligen, 7 eentalige Duitschsprekenden: Gewoonlijk Fransch: 939; Vlaamsch: 105; Duitsch 55; 7 eentalige Duitschers.
In het arrondissement Bastogne spraken op 186 tweetaligen (Fr. en Vl.), 2645 tweetaligen (Fr. en D.), 16 tweetaligen (Vl. en D.), 391 drietaligen en 745 eentaligen (D.): Gewoonlijk Fransch: 1284; Vlaamsch: 97; Duitsch: 1511; en 1284 eentalige Duitschsprekenden.
In het arrondissement Eekloo spraken op 3820 tweetaligen (Fr. en Vl.), 3 tweetaligen (Fr. en D.), 88 drietaligen, 1 eentalige (Duitsch): Gewoonlijk Vlaamsch: 638; Fransch: 59; Duitsch: 5.
In het arrondissement Thielt spraken op 5367 tweetaligen (Fr. en Vl.), 23 tweetaligen (Fr. en D.), 3 tweetaligen (D. en Vl.), 84 drietaligen: Gewoonlijk Vlaamsch: 5029; Fransch: 127; Duitsch: 1.
In het arrondissement Turnhout spraken op 9213 tweetaligen (Fr. en Vl.), 24 tweetaligen (Fr. en D.), 82 tweetaligen (Vl. en D.), 408 drietaligen, 51 eentaligen (D.): Gewoonlijk Vlaamsch: 9067; Fransch: 602; Duitsch: 68; daarbij de 51 eentalige Duitschsprekenden.
De gansche bevolking der 3 arrondissementen Hoei, Dinant en Bastogne bedraagt 236051 inwoners.
Daarvan spraken uitsluitend of gewoonlijk Fransch: 226608; Vlaamsch: 364; Duitsch: 928.
De 3 arrondissementen Eekloo, Thielt en Turnhout telden 306825 inwoners.
Daarvan spraken uitsluitend of gewoonlijk Vlaamsch: 287450; Fransch: 546; Duitsch: 128.
Woorden zijn dwergen; feiten zijn reuzen. Het is een feit, dat de arrondissementen Hoei, Dinant en Bastogne uitsluitend Franschsprekend, de arrondissementen Eekloo, Turnhout en Thielt zoogoed als uitsluitend Vlaamschsprekend zijn. Het is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 865]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een feit, dat de leerlingen, die slechts de lagere school bijgewoond hebben, hier in eene Vlaamsche, daar in eene Fransche omgeving hun leven slijten. Ten minste de groote meerderheid. Zoo komt het, dat die leerlingen, na twintig, dertig jaar, het weinige hebben vergeten, wat zij van de tweede taal hebben geleerd. Zij bevinden zich nagenoeg - men mag dit nooit vergeten - in denzelfden toestand als de Beierschen te Heraklion, als de Fransche boschwachtersfamilie in de Kempen; zij hebben de gelegenheid niet de tweede taal te spreken: de tweede taal is daar de zwakke, zij wordt er langs alle kanten door de landstaal, de sterke, aangevochten: de zwakke wordt door de sterke verdrongen: het is eene natuurwet. Moet men, om het programma eener onderwijsinrichting op te stellen, onderzoeken wat de leerlingen in staat zijn te leeren? Neen. Maar deze vraag moet ons tot richtsnoer dienen. Waarin moet het onderwijs bestaan, hoe moet het gegeven worden, opdat de leerlingen er zooveel mogelijk vormend en practisch nut uit zouden trekken? Het hoe is voor het minst zoo belangrijk als het wat. Nieuw is dit alles niet; doch in geweten mag ik verklaren, dat het nuttig, noodzakelijk is het te herhalen. Er worden in de school dingen geleerd en er moeten daar dingen geleerd worden, die geen practisch nut opleveren, ‘waar de leerlingen later niets mede kunnen doen’, zooals ons volk zegt, en die zij later vergeten. Ja, maar zulk onderwijs is slechts een middel om het doel, het hoofddoel, te bereiken, namelijk: de alzijdige, harmonische ontwikkeling van den mensch. De middelen, welke hiertoe aangewend werden, mogen verloren gaan, het doel zal bereikt zijn: dat is alles. Luister naar RückertGa naar voetnoot(1); ik denk wel dat ik hem reeds vroeger heb laten optreden, maar hij is wel waard eene tweede maal aanhoord te worden: Was in der Schule du gelernt, ist 's wohl vergebens,
Das du gebrauchen es nicht kannst im Lauf des Lebens?
O nein, den Acker hat zum Anbau es entwildet,
Zum Wesentlichen hat's dich förmlich vorgebildet,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 866]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het onderwijs eener vreemde taal heeft eene niet te overschatten vormende kracht, wanneer het de leerlingen in den geest der talen leert dringen, de talen met elkander leert vergelijken en de letterkunde dier talen voor hen toegankelijk maakt. Dan blijven ook de practische uitslagen bij. De diepst-overtuigde voorstanders van het onderricht in de tweede taal, in de lagere school, erkennen eenparig, dat dit onderricht geen ander dan een practisch doel kan hebben, dat men er geene vormende kracht van mag verwachten.
Nog eene persoonlijke herinnering. In 1882, meen ik, was ik te Namen lid van de jury voor de uitgangsexamens der normaalschool. In ons hotel krielde het, ter gelegenheid van de krijgsmanoeuvers, van soldaten van alle wapens. Met de collega's der jury werd veel over het talenvraagstuk gesproken. Ik erkende onder de soldaten enkele jongens uit onze streek. Wij hadden het bewijs, dat de meesten hunne Waalsche kameraden min of meer te woord konden staan. Sommigen zelfs goed. Doch, ik tref hier die jongens weer aan. Zij hebben alles vergeten wat zij van de tweede taal in de lagere school en in het leger geleerd hebben.
Ik vind mij genoopt hier nogmaals te herhalen wat ik in al mijne verhandelingen over het onderricht der tweede taal uitdrukkelijk verklaard heb: overal waar dit onderricht duurzame uitslagen kan opleveren, zonder de algemeene geestesontwikkeling en het onderricht der moedertaal te schaden, moet er de noodige tijd en de grootste zorg aan besteed worden. |
|