Kleine verscheidenheden.
I.
Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde.
577. - Gehult (znw.)
Staat dit woord niet in verband met Hil, Hille, Hul, Hulle, Hulte, dat bij De Bo, Heuvel, Hoogte beteekent? Zie ook Verdam, voce Hilt en Hille. Het zal wel op een Hoogliggende strook land wijzen:
Placc. van Vlaender., Ve boek, IIe deel, blz. 922: ‘Landen gesepareert met opgesette canten, waer tegens ordinaris komt een gehult, natte ofte drooge grachten...; - ...wegens de grootte van de canten, gehulten ende grachten...; - ‘...ende mits de selve landen hun meest bevryden met kanten ende gehulten, en zal voor den eygendom niet voorder meten als het voorseyde gehult...’ (Regl. van 15 Mei 1754.)
Nl. op een hoogte met Klimme (Klemme) ende Cruyne:
Alfr. Ronse, Register... van alle de waterloopen etc. der watering van Vladsloo-ambacht, blz. 20: ‘De pasturagen, weyden ende bedryf van alle de voorlanden, klemmen ende cruyne, dalen ende agterlanden van dien, volgen met den zelven dyck aen de wateringe in eygendom...’ (1775.)
Bij La Curne de Sainte-Palaye, Dict., MonteGa naar voetnoot(1):
‘Une monte assise emprès la voye de Laignes Bourieuses d'une part et la chauciée de la maison.’
‘Opper kant ende kruyne’, in een Reglement van 15 Mei 1754, in Placc. van Vlaenderen, Ve boek, IIe deel, blz. 904. Kant is, bij De Bo, Gerskant rond een akker; fr. Champecière. Zie boven een tekst met ‘Kanten ende gehulten’:
Place. van Vlaenderen, Ve boek, IIe deel, blz. 922: ‘Ende in vlacke velden daer geene kanten en zyn, zal hy die landen soo hy die bevindt...’ (Regl. van 15 Mei 1754.)
Vgl. met ‘Eecken ende elssen canten’ (L. Gilliodtsvan Severen, Cout. du Franc, I, 92, of art. cxiv van de Cout. homol. van 1619); - ‘Canthaghe’ (Id. id., I, 158, of art. xix van den ‘Deelboeck vanden Vrijen’, van 1619); - ‘Kantgars’ (Id., id., III, 68, is eene Ordonn. van 10 Juli 1622).
Edw. Gailliard.