De harmonizeering is doorgaans wat gewrongen; de componist tracht oorspronkelijk te wezen, maar in het verwezenlijken der harmonieën is hij dikwijls onervaren.
De melodie heeft soms karakter, zooals blijkt in ‘De Klokkendag’; jammer dat de harmonizeering zoo overladen is; bij het refrein van dit lied zullen de maten 6/8 en 3/4 (in de begeleiding) voorzeker hinderend werken op het eenvoudig wijsje.
Wat de prosodie betreft: die laat ook soms te wenschen over.
Al de liederen, onder kenspreuk ‘De noeste werker verrijkt’ zijn in denzelfden zin opgevat, éentonig als rythmus en banaal als melodie.
De drie liederen onder vermelding: ‘Geen rijker kroon dan eigen schoon’ munten niet uit door oorspronkelijkheid evenals de twee liederen, kenspreuk: Musica.
In het tweede lied ‘
De Klokkendag’ heeft de componist maar vrank in de begeleiding aan de baspartij het bekende klokken-motief uit ‘
Parsifal’ toevertrouwd:
Besluit: Enkel de inzendingen ‘Hou ende Trou’ en ‘Aart Uyterhei’ kunnen vermeld worden - doch, zijn ze de bekroning waardig?
Naar mijn bescheiden meening: Neen.