Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922
(1922)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 482]
| |
Kleine verscheidenheden.I.
| |
[pagina 483]
| |
Heusdene, Desselberghe ende andre notable’, waarbij ‘Syne Majesteit’ verklaart als volgt:
D. Berten, Cout. du Vieuxbourg de Gand, Introd., blz. 514: ‘... de ommestellynghen te doen naer breede ende prys van lande, sonder aftreckGa naar voetnoot(1) van een vierde by de afdryvers op de voornoemde prochien...’ (1661.)
Men zei gemeenlijk Hemelsche breede, b.v. in de uitdrukking ‘Lasten ommestellen naer hemelsche breede’:
Placcaet-boeck van Vlaenderen, IIIe boek, Ie deel, blz. 403: ‘Te weten, dat alle de penninghen, kosten ende lasten by de voorsz. Hooft-Schepenen van den voorseyden Lande (van Dendermonde) uytghesonden... zullen ommeghestelt worden in elcke prochie, naer Hemelsche breede, Bunder ende Bunders ghelijcke...’ (Akte van 12 Januari 1601.)
En in ‘Settingen stellen... op de hemelsche breede’:
Staatsarchief te Antwerpen, Fonds Beersel, ‘Cohier vanden dorpe van Beerselbosch’ van 2 October 1680: ‘Voorts worden alhier de personele settingen op de heylanden ende ander landen, eussels oft weyden gestelt op de hemelsche breede, ende de reele settingen worden gestelt op de landen, bosschen, heijden, eussels oft weijden oock op de hemelsche breede...
Ten jare 1701 wordt ‘ter casselrye vander Auderburgh van Ghent’, een ‘succincte besoigne, of kortbondige opgave, gheformeert’ van de landen der genoemde kasselrij ‘by bunders hemelsche breede’:
D. Berten, op. cit., Introd., blz. 351: ‘Van de groote vande prochien der selver casselrye by bunders hemelsche breede, by bunderen vollen prys...’ (1704.)
Zekere P. verzoekt om vermindering van lasten ‘over syne hemelsche breede’, gezien op een deel van de door hem in leen gehouden gronden er niets groeien kan:
Staatsarchief te Antwerpen, Fonds Boom, Farde procès Corn. Maes tegen douairière Regaus (1784?): ‘Dat P., ten daeghe van aen- ende afschryf, heft mindernisse gevraeght over syne hemelsche breede, seggende dat eene partye (van de door hem in leen gehouden gronden, die tot steenbakkerijen gediend hadden) bestont in putten en dellinghen daer niets op en waschten.’ | |
[pagina 484]
| |
Onze uitdrukking luidde ook Grootte ende hemels breede:
Placcaet-boeck van Vlaenderen, IIIe boek, Ie deel, blz, 460-461: ‘Welcke voorsz. Contributie van twee guldens op elck ghemet... souden moghen uyt-bringhen vier duysent guldens. Wel-verstaende dat, om de juste grootte ende hemels breede van alle de Landen, soo wel binnen de Prochien ende Polderen van dese ghemeene Contributie als onder den voorz. Loonen ende Cauwen Polders ligghende klaerlijck ende sekerlijck te weten, zullen eerst-daghs alle de voorsz. Prochien ende Polderen met eene gheschote roede by ghezworen Landt-meters van stuck te stucke ghemeten worden...’ (Ordonnantie van 2 Maart 1576.)
In zake van ‘zettinghe’ gold het beginsel, dat deze niet ‘en magh geschieden naer hemels breede, maer naer de weerde van elck landt en naer het apparent ghewin dat men daer mede is doende’. (L. Gilliodts-van Severen, Cout. du Franc, III, 134.) | |
566. - Gheland.‘Gheland ande west zyde Jooris Damman’, wil zeggen dat het land van Joris Damman palende is aan het stuk waarvan spraak: Staatsarchief te Gent, Fonds der Abdij van Sint-Pieters, Regist. nr 1322, fol. xxxj: ‘Een stic mersch, ligghende ande steeninen brugghe (te ‘Desselbergen’), gheland ande west zyde Jooris Damman, ende up doest zyde Jacop van Ravenscoot, ende es groot... (1463). | |
567. - Gheleghentheijt.Spr. van landerijen, komt voor met de beteekenis van Ligging, Fr. Situation. Staatsarchief te Gent, Fonds der Abdij van Sint-Pieters, Register nr 139, ‘Caerte-bouck’ van het jaer 1612: ‘Caerte-bouck vande . gheleghentheijt Ende . groote vanden pachtgoede . toebehoorende . De . petantie van . Sente . Pieters . Abdye . neffens . Ghendt. gheleghen inde . prochie van . Destelberghe ghemeten int jaer . ons . heeren 1612.’
Edw. Gailliard. |