Zeker heeft een Bestuurder het recht overal waar hij optreedt, ook op te treden met zijn titel van Bestuurder van de Academie, maar al te gedienstige vrienden van hem hadden het voorgesteld alsof hij optrad als lasthebber van de Academie.
Wat er van zij, de zaak werd in der minne bijgelegd, zonder wrevel noch wrok, want nooit had hij er aan gedacht om ontslag nemen uit de Academie zelf, die hij oprecht lief had en die een aanzienlijk deel van zijn leven geworden was.
Tijdens den oorlog was hij onderbestuurder met Kanunnik A. Joos als bestuurder en Edw. Gailliard als secretaris. Dit driemanschap was dus gedurende deze schrikkelijke jaren de verantwoordelijke uitvoerende macht van de Academie.
Wel is de Academie van den eersten dag van den oorlog verdacht geweest bij degenen die beweren de vaderlandsliefde in pacht te hebben en is het bij sommigen nog.
Gedurende den ganschen tijd van de bezetting is er bij deze drie mannen geen oogenblik aarzeling geweest is over de houding die ze tegenover den bezetter aan te nemen hadden. Zij hadden besloten alle werkzaamheid stil te leggen en geen zittingen te houden, noch officieele noch half-officieele, noch vertrouwelijke noch geheime, omdat ze door de Duitsche censuur niet wilden gaan en omdat ze niet wilden dulden dat hun mededeelingen aan de leden met de welwillende melding Staatsdrucksache door de Duitsche post zouden verzonden worden.
Den 9 Februari 1918 teekenden ze alle drie een vertoog van krachtig verzet tegen de drijverijen van den Raad van Vlaanderen.
Tijdens het opgedrongen bezoek van Ecker aan de lokalen der Academie den 13 April 1915 waren Bestuurder en Onderbestuurder afwezig en de Secretaris hield zich geheel den tijd in zijn kabinet. Bij dit bezoek dat niet te ontwijken was, werd Ecker geleid door een lid door hem aanged id, en door een tweede lid, door den secretaris aangeduid. Van wenschen of verzoeken tot Ecker is er alsdan geen sprake geweest.
Dat weerlegt afdoende de beweringen van een vluchtschrift in Augustus 1915 verspreid, volgens hetwelk het bezoek door door de Academie uitgelokt was om de gelegenheid te hebben,