Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922
(1922)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De brieven 1 tot 27 van Antoni van LeeuwenhoekGa naar voetnoot(1), (Delft 24 October 1632 † 26 Augustus 1723).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door Andries Voorstad, - het derde vervolg met de brieven 68 tot 75, gedrukt te Delft in 1693 door Henrik van Kroonevelt, - en het vierde vervolg met de brieven 76 en 83, ook te Delft door Henrik van Kroonevelt in 1694 gedrukt.
Het derde deelGa naar voetnoot(4) bevat ook drie vervolgen: het vijfde vervolg met de missiven 84 tot 96, verschenen in 1696, - het zesde vervolg met de missiven 97 tot 107, verschenen in 1697, - en het zevende vervolg met de missiven 108 tot 146, uitgegeven in 1702. Deze drie vervolgen zijn van den uitgever Henrik van Krooneveld te Delft.
Eindelijk het vierde deelGa naar voetnoot(5) met 46 brieven, genummerd 1 tot 46, gedagteekend uit Delft 8 November 1712 tot 20 November 1717, en handelende Over verscheyde verborgentheden der Natuure werd in 1718 te Delft uitgegeven door Adriaan Beman.
Een groot getal dezer brieven werden aan de Royal Society of London opgestuurd, waarvan van Leeuwenhoek op 26 Februari 1679, een paar maanden vóór het schrijven van zijn 28en brief, medelid werd; zij werden gewoonlijk in het Engelsch, enkele echter in het Latijnsch, in de Philosophical Transactions opgenomen. Eenige werden ook in andere talen overgebracht, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doch alleen in het Latijnsch verscheen een volledige uitgave der brieven 28 tot 146, en der 2e reeks 1 tot 46Ga naar voetnoot(6). Ik heb over de brieven van Antoni van Leeuwenhoek en hunne uitgaven nog al veel materiaal bijeengebracht; daarom wensch ik over de belangrijke ontdekkingen van den stichter der micrographie verscheidene mededeelingen te doen. In deze eerste echter wil ik eenige inlichtingen geven over de 27 eerste, zoogezegde onuitgegevene brieven, die tot in 1679 werden geschreven en die geen deel maken van de volledige uitgaven. ‘La 28e lettre, la première de toutes celles qui ont été imprimées, est à la Société Royale de Londres du 25me avril 1679’, zegt Nicolaas HartsoekerGa naar voetnoot(7) in zijn Extrait critique des lettres de feu M. Leeuwenhoek. Hartsoeker, die geen vriend was van Antoni van Leeuwenhoek, en hem echter zeer wel heeft gekend, die over hem na dezes dood zeer scherp en bijtend schreef, schijnt niet te willen geweten hebben dat vóór 1679 verscheidene brieven ook aan de Royal Society werden gestuurd, die uit het Nederlandsch in het Engelsch of in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Latijnsch werden omgezet. De Nederlandsche uitgave die ik hooger vermeld, spreekt ook van de Engelsche uitgave der eerste brieven niet, namelijk als in het eerste vervolg der brieven, verschenen in 1688, de uitgever Cornelis Boutesteyn in een bijzondere aanteekening schrijft: ‘De voorgaande 27 brieven bij den Auteur geschreven, en heeft hij tot noch toe niet konnen resolveeren die met den druk gemeen te maken; dus hier de 28e brief de eerste die gedrukt is’. Nieuwentyt (20) noemt ook dezen brief den eersten brief (blz. 739). De Philosophical Transactions van de jaren 1673 tot 1678 bevatten 18 brieven; het bestudeeren van deze brieven brengt tot het besluit van het bestaan van andere brieven, die niet werden opgenomen. In de bibliotheek van de Leidsche Universiteit en in private verzamelingen bestaan er autographiën en afschriften van autographiën, waarvan de dagteekening met deze van de brieven in London uitgegeven, niet overeenstemmen. Deze brieven, geschreven aan Constantijn Huygens den dichterGa naar voetnoot(8), aan den beroemden natuurkundige Christiaan HuygensGa naar voetnoot(9), en aan den geneeskundigen Lambert van VelthuysenGa naar voetnoot(10), deze ten minste die van zuiver wetenschappelijken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aard zijn, worden in de lijsten van het Gedenkboek van HartingGa naar voetnoot(11), ten getalle van vier opgenomen, vóór den 27 April 1679:
No 23: Brief aan Constantijn Huygens, Heer van Zuylichem dd. 5 April 1674. Over de globulen in melk, de vorming van melk in de vrouwen-borsten uit bloed; over het haar; de nagels. (Niet in Phil. Trans. aanwezig).
No 24: Brief aan Constantijn Huygens dd. 24 April 1674. Over de bloedbolletjes; de beenderen; waarvan de witte kleur van fijngestoten gekleurde stoffen is toe te schrijven; over de bolletjes in de kuit van de cabbeljauw. (Niet in Phil. Trans. aanwezig).
No 26: Brief aan Constantijn Huygens dd. 7 Nov. 1676. Over de diertjes in gekruide wateren en in regen en andere wateren, half September 1675 ontdekt; over de aaltjes in azijn. (Niet in Phil. Trans. aanwezig).
No 28: Brief aan Constantijn Huygens dd. 26 Dec. 1678. Opmerkingen over Christiaan Huygens waargenomen en afgebeelde diertjes in verschillende wateren; over het zoogenaamde stof op de vleugels der kapellen en motten en afbeelding dezer schubjes. (Niet in Phil. Trans. aanwezig).
De brieven van Christiaan Huygens en aan Lambert van Velthuysen zijn na 25 April 1679 gedagteekend, datum van het schrijven van den 28en brief der Nederlandsche uitgave, en behooren aldus tot eene periode welke op deze, die wij thans bestudeeren, volgt. Het Gedenkboek van Harting laat veronderstellen dat de Leidsche Bibliotheek die handschriften zou bezitten; uit eene mededeeling van den heer Bibliothecaris heb ik vernomen dat in genoemde Bibliotheek alleen de volgende handschriften berusten: aan Const. Huygens, 26 Dec. 1678, 27 April 1679, 21 Mei 1679, Fransche vertaling van brief van 7 Nov. 1676; aan L. van Velthuysen 13 Juni 1679. Binnen kort zullen deze vijf stukken in de Bibliotheek van Gent aankomen, waar zij, dank de tusschenkomst der Hoofdbibliothecarissen van Leiden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en van Gent, ter mijner beschikking zullen gesteld worden. De Universiteitsbibliotheek van Utrecht en de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage bezitten geen handschriften van Antoni van Leeuwenhoek. Waar de handschriften door Harting in 1876 genoemd, berusten, blijft mij thans onbekend; ik zou zeer gelukkig zijn daarover meer te weten te krijgen. In eenigen der 18 brieven in het Engelsch in de Philosophical Transactions verschenen wordt melding gegeven van 6 onuitgegevene brieven, namelijk met de volgende dagteekeningen: 5 April 1674 (aan C. Huygens), 24 April 1674 (aan C. Huygens), 7 November 1676 (aan C. Huygens), 16 October 1677, 26 December 1678 (aan C. Huygens), 21 Februari 1679. In een der boekdeelen zijner Lectures and Collections verschenen in 1678 spreekt Robert HookeGa naar voetnoot(12) van twee brieven, ‘two letters containing some late microscopical discoveries’. Uit de History of the Royal Society of London van Thomas BirchGa naar voetnoot(13) kan men vaststellen dat van Leeuwenhoek in briefwisseling met Robert Hooke in October 1677 kwam, toen deze als redacteur der Philosophical Transactions Henry Oldenburg verving. Over den inhoud dezer twee brieven kan ik thans niets mededeelen, daar ik het bedoeld boek van Hooke tot nu toe niet treffen kon; alleen weet ik dat dit boek in dubbel in de Bibliotheek van het British Museum aanwezig is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eindelijk vond ik nog in een brief van 16 Juli 1683 de melding over een onuitgegeven brief van 14 Augustus 1675, handelende over het verbrijzelen van het voedsel in de maag. Met de autographiën door Harting genoemd en mijne aanteekeningen zou het getal der brieven vóór de missive no 28 van 25 April 1679, 28 zijn, dus een meer dan het te verwachten was. Uit verdere opzoekingen, en ook uit inlichtingen die ik hoop te mogen verwachten, zal ik misschien later het echt getal beter kunnen bepalen. Na 1730 kwamen geen volledige uitgaven meer aan het licht. In de Collection Académique, boekdeel II te Dijon en Auxerre in 1755 uitgegeven vindt men de Fransche vertaling, soms onvolledig, van verscheidene eerste brieven; eindelijk bezit het British Museum (onder nr 717 k. 8,9): The select works of A. van Leeuwenhoek, Containing his microscopical discoveries. Translated from the Dutch and Latin editions by S. Hoole. London, 2 vol. 1798-1807, in 4.
Over de ontdekkingen van Antoni van Leeuwenhoek werden meer den eens boeken en vlugschriften geschreven. Het belangrijk werk van P. Harting: Gedenkboek van het den 8sten September 1875 gevierde 200-jarig herinneringsfeest der ontdekking van de mikroskopische wezens door Antony van Leeuwenhoek, samengesteld door Dr. P. Harting, hoogleeraar aan de Utrechtsche Hoogeschool. 's Gravenhage Martinus Nyhoff, en Rotterdam Van Hengel en Eeltjes, 1876 (Bibl. Univ. Gandav. Phys. 514, VI + 146 blzz., 16 × 25 cm.) bevat een uitvoerig verslag over het herinneringsfeest, de lijst der tentoongestelde voorwerpen betreffende van Leeuwenhoek, namelijk portretten en afbeeldingen, autographiën, microscopen, verschillende voorwerpen, wetenschappelijke brieven en andere geschriften. Ik zal hier niet uitweiden over het leven en de verdiensten van van Leeuwenhoek; het boek van Harting en andere uitstekende werkenGa naar voetnoot(14) hebben dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedaan. Alleen zal ik hier herinneren dat hij te Delft op 24 October 1632 werd geboren en op 26 Augustus 1723 overleed, dat hij geen voorbereidende studiën deed om later een beroemde beoefenaar der wetenschap te worden, dat hij zijn eerste werk schreef in 1673 toen hij reeds 41 jaar oud was, en dat hij op 26 Februari 1679 tot lid der Royal Society of London werd benoemd. Hoe het komt dat van Leeuwenhoek zich bezig hield met het vervaardigen van microscopen wordt uitgelegd door Naber in zijn werkje over DrebbelGa naar voetnoot(15), als hij zegt blz. 32 dat Drebbel, die zeer ervaren was in het slijpen van glazen lenzen, de hand van een zijner dochters weigerde aan een zijner glasslijpers, Leeuwenhoek vader, die verbolgen uit Engeland, waar Drebbel te Londen gevestigd was, naar Holland terugkeerde, en aan den ervaren slijper Isaac Beeckman te Amsterdam, en later aan zijn eigen zoon Antoni, de methoden van Drebbel aanleerde. van Leeuwenhoek gaat gewoonlijk door als de uitvinder van den microscoop; dit is onjuist, de uitvinder van den microscoop schijnt Zacharias JansenGa naar voetnoot(16), van Middelburg, te zijn; van Leeuwenhoek steeg hooger, hij werd een wetenschappelijk man, en wist met behulp van den microscoop, welken hij veel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verbeterde, een groot getal waarnemingen en ontdekkingen te doen: hij is de stichter der micrographie; hij is de ontdekker der microben, namelijk als hij in zijn brief van 7 September 1674 aan de Royal Society mededeelt, dat in het water van het Berkelsemeer talrijke kleine diertjes, met vlugge bewegingen en duizendmaal kleiner als de mijten van de kaas, en met zeer ingewikkelden bouw, leven, - als hij in den brief van 9 October 1676, ook tot de Royal Society gestuurd, de kleine diertjes door hem waargenomen in regen-, put-, zee- en sneeuwwater, evenals ook in water waarin peper te weeken werd gebracht, beschrijft, de diertjes die in de Philosophical Transactions Animalcula or living atoms worden genoemd, de diertjes die in de Pasteuriaansche periode der wetenschap den naam kregen van microbenGa naar voetnoot(17). De History of the Royal SocietyGa naar voetnoot(18) bevat de verslagen der zittingen van 1, 15, 22 Februari, 5 April, 1, 8 en 15 November 1677, 24 Januari en 14 Maart 1678, met de gedachtenwisselingen van een aantal leden; de belangstelling in de ontdekking van Antoni van Leeuwenhoek was groot; de proeven werden hernomen en de gevolgtrekkingen volkomen echt bevonden; daaromtrent bevatten de verslagen de volgende zinnen: ‘After the reading of this papers, Mr. Hooke was ordered to return te Society's thanks to Mr. Leeuwenhoeck, and to endeavour to procure farther discoveries from him by holding correspondence with him’ (blz. 346, zitting van 1 November 1677). ‘They were seen by Mr. Henshaw, Sir Christopher Wren, Sir John Hoskyns, Sir Jonas Moore, Dr. Mapletoft, Mr. Hill, Dr. Croune, Dr. Grew, Mr. Aubrey and divers others; so that there was no longer any doubt of Mr. Leewenhoeck's discovery. Notice | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was ordered to be taken of this discovery,...’ (blz. 352, zitting van 15 November 1677). De ontdekking der microben door Antoni van Leeuwenhoek was een der bijzonderste redenen om hem tot medelid in the Royal Society den 29 Januari 1679 te verkiezenGa naar voetnoot(19); een diploma, geteekend door Dr. Gale, ingesloten in een zilveren doos met het wapen der Society, werd hem bij deze gelegenheid overhandigd. Reeds in de boeken van dien tijd wordt melding gemaakt van Leeuwenhoek's ontdekking; zoo spreekt breedvoerig over de microscopische wezens het hoofdstuk XXVI van Beschouwinge van de onnoemelijke veelheit, en onverbeeldelyke kleinheit der deeltjes uit welke het Geheelal bestaat (blzz. 725-747), van Nieuwentyt's Regt gebruik der WereltbeschouwingenGa naar voetnoot(20), in 1716 verschenen. Dit hoofdstuk vermeldt ook de berekeningen die v.L. in den eerste der in het Nederlandsch verschenen brieven, dus den 28en, aangeeft, om het getal microscopische wezens in een bepaald volume te bepalen. Regnerus de GraafGa naar voetnoot(21) moet feitelijk de wetenschappelijke leider van van Leeuwenhoek geweest zijn, alhoewel hij in 1674 reeds stierf, een jaar na het verschijnen van den eersten brief | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dien hij namens Leeuwenhoek aan de Royal Society had aangeboden. Daarna kwam van Leeuwenhoek in betrekking met de meeste geleerden van zijn tijd, namelijk met Christiaan Huygens, Grew, Hooke, Leibnitz en de mededeeling zijner ontdekkingen werd gewoonlijk onder den vorm van brieven gedaan. Hij was noch doctor, noch professor; hij leefde te Delft waar hij de ambt bekleedde van kamerbewaarder van de kamer van Heeren Schout en Schepenen van DelftGa naar voetnoot(22), een ambt die feitelijk eene eereplaats was en hem aldus toeliet zich langen tijd in zijne werkkamer met onderzoekingen bezig te houden. Hij werkte en onderzocht met groot geduld; de zorgvuldigheid van zijne studeerwijze blijkt uit talrijke zinsneden in zijne brieven, zooals deze: ‘omme mijne gedachten hier in te voldoen’ (63e brief, blz. 223), en ‘omme mij hier in te voldoen ’ (op. citat., blz. 230), enz. Geen wonder dus dat hij tot lid werd gekozen van de Royal Society, welke alleen geleerden van gezag telde, - dat Antonio MagliabechiGa naar voetnoot(23) te Florence hem insigne filosofo noemt en van zijne prodigiosi ritrouati per via de microscopio spreekt, - dat czaar Peter de Groote in 1698, op reis in West-Europa, hem op zijn schip in de nabijheid van Delft ontbood, ten einde van hem eene demonstratie van microscopische voorwerpen te bekomen, - dat Robert BrownGa naar voetnoot(24) den naam schonk van Leeuwenhoekia pusilla aan een Nieuw- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hollandsche plant, - dat CohnGa naar voetnoot(25) uit Breslau in zijn boek Ueber die Bacteriën het volgende schreef: ‘Die Wissenschaft feiert das zweihundertjährige Jubiläum der Entdeckung einer neuen Welt durch Anton Leeuwenhoek’, - dat de QuatrefagesGa naar voetnoot(26) zoo zeer wenschte, ‘de rendre hommage à la mémoire de l'homme, dont les découvertes ont eu peut-être le plus d'influence sur la science moderne des êtres organisés’, - dat de Universiteit van Leuven hem in 1716 een zilveren penningGa naar voetnoot(27) met zijne er opgeslagen beeldtenis, en van een Latijnsch lofdicht vergezeld, opzond, - dat Harting in zijn Gedenkboek van hem mededeelt dat ‘wat MalpighiGa naar voetnoot(28), Robert HookeGa naar voetnoot(29) en Nehemiah GrewGa naar voetnoot(30) reeds aan het licht hadden gebracht, verbleekte toen de ongeleerde Leeuwenhoek zijne ontdekkingen begon bekend te maken’, - dat van Leeuwenhoek feitelijk de eerste was die met kracht en scherpzinnigheid de leer der spontane voortplanting bestreed, en aldus de groote eeretitel verdient van voorganger van Louis PasteurGa naar voetnoot(31). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 26 Augustus 1923 zal het 200 jaar zijn dat Antoni van Leeuwenhoek overleed; zonder twijfel zal bij deze gelegenheid een herdenkingsplechtigheid plaats hebben; dan zal zeker, zooals op 8 September 1875 bij de 200-jarig herinneringsfeest der ontdekking van de microscopische wezens door middel van den microscoop, een bezoek gebracht worden aan het graf in de Oude Kerk te Delft waar van Leeuwenhoek's overblijfsels rusten, aan het graf waarop de verzen van den dichter H.K. PootGa naar voetnoot(32) het onderschrift uitmaken: Heeft elk, o wandelaar, alom
Ontzagh voor hoogen ouderdom
En wonderbaren gaven.
Zoo zet eerbiedigh hier uw stap
Hier legt de grijze wetenschap
In Leeuwenhoek begraven.
***
Het ware gevaarlijk de eerste brieven, die den 28en brief voorafgaan, thans vast te nummeren. Daarom verkies ik in deze studie aan de brieven, in de Philosophical Transactions verschenen, als voorloopig nummer, een nummer te geven, met de volgorde der uitgave overeenstemmende, voorafgegaan door de letters Tr. (Transactions). De andere brieven worden in mijn overzicht, volgens den datum waarop zij geschreven werden, tusschen deze van de Transactions gebracht.
[1]. Brief Tr. 1 van 28 April 1673. - [Een voorbeeld van eenige onderzoekingen gedaan met een microscoop vervaardigd door M. LeewenhoeckGa naar voetnoot(33) in Holland, onlangs medegedeeld door Dr Regnerus de Graaf]. - A specimen of some observations made by a microscope contrived by M. Leewen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeck in Holland, lately communicated by Dr. Regnerus de Graaf; Philos. Trans.Ga naar voetnoot(34), VIII for 1673, no 94, 6037-6038, 19 May 1673. - The Philosophical Transactions and Collections abridgedGa naar voetnoot(35) (vol. III, London 1705) vermeldt alleen blz. 633 den titel als volgt: A specimen of some observations, made by a microscope lately invented by M. Leewenhoeck, concerning mould upon skin, flesh, and other things; the sting of a bee; the head and eyes of a bee; and a lowse. - Observations faites avec un microscope inventé en Hollande, par M. Lewenhoeck, communiquées par M. Regnier de Graaf; Coll. Academ.Ga naar voetnoot(36) partie étrangère, II, 1755, 381-382.
De History of the Royal Society, vol. III, vermeldt blz. 87 dat deze brief werd medegedeeld aan de Society op 7 Mei 1673: ‘Mr. Oldenburg produced a book of Dr. de Graaf, dedicated to the Society, intitled Regneri de Graaf Partium genitalium | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
defensio, together with a letter to Mr. Oldenburg, dated at Delft in Holland April 28 th 1673 (letter book, vol. VI p. 98), communicating some microscopical observations of Mons. Leewenhoeck.’ Deze brief gezonden door R. de Graaf (21) vermeldt voor de eerste maal de opzoekingen van v.L.: ‘The person communicating these observations, by and by to be delivered, mentions in a letter of his, written from Delft April 28. 1673, that one Mr. Leewenhoeck hath lately contrived microscopes excelling those that have been hitherto made by Eustachio Divini and others....’ In den brief wordt de beschrijving gegeven van een schimmel op de huid, het vleesch en andere soortgelijke voorwerpen gevonden; eerst ontstaat een steeltje, recht en doorzichtig, met een bolvormige massa aan het uiteinde; dit bolletje wordt verder verdreven door een tweede, het tweede door een derde, enz.; al de kogeltjes vormen eindelijk een knop die honderd maal dikker is als de steel. Volgens die beschrijving zou de schimmel wellicht een Mucor-soort kunnen zijn. Het overige van den brief wordt gewijd aan anatomische aanteekeningen over den stekel, de kop en de oogen van de bij, en over de haarluis. De eerste onderzoekingen met den microscoop van Hartsoeker (7) zouden in 1674 genomen geweest zijn, dus na de eerste ontdekkingen van v.L.; en als hij er op wijst dat de 28e brief, de eerste is die gedrukt werd, aan de Royal Society den 25 April 1679 werd gestuurd, dan schijnt hij ook wel aan den lezer den indruk te willen geven dat hij vóór v.L. heeft gewerkt en ontdekt. Het bestaan van den 1en brief, in de Philosophical Transactions van 19 Mei 1673 verschenen, stelt de waarheid vast.
[2]. Brief Tr. 2 van 15 Augustus 1673. - [Schetsen van eenige der microscopische waarnemingen van Mr. Leewenhoeck, vroeger in het licht gegeven, in nr 94, blzz. 6037-6038, te samen met uitleggingen]. - The figures of some of Mr. Leewenhoecks microscopical observations, formerly publish't (in numb. 94, p. 6037-6038) together with their explication; Philos. Trans., VIII for 1673, no 97, 6116-6118, tab. I met 10 fig., 6 Octob. 1673. - Alleen vermeld met brief Tr. 1 in Philos. Trans. abr., III, 1705, blz. 683. - Figures de quelques unes des | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
observations microscopiques de M. Lewenhoeck, publiées dans le no 94, avec leurs explications; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, 388-390, fig. 13-22.
In een voorafgaande aanteekening spreekt de redacteur der Transactions van ‘this curious observer’ en van ‘the figures of what he had so well observed’, en deelt mede dat de brief van v.L. nog andere mededeelingen bevat, die later in de Transactions zullen verschijnen; en inderdaad, de brieven Tr. 3 en Tr. 4 geven melding van den datum van 15 Augustus 1673, waardoor de dagteekening van dezen brief kan vastgesteld worden. Ook zegt de redacteur dat de brieven in het Nederlandsch opgesteld werden en dat zij in het Engelsch werden vertaald, ter opname in de Transactions: ‘And in the explication of these figures we shall here give you in English, what the observer sent us in Dutch.’ In de aanteekeningen die de tien figuren op eene plaat vergezellen, wordt de anatomische bouw van de kop van de bij beschreven, en in 't bijzonder de twee stekels. Op het einde deelt de redacteur mede dat de andere aanteekeningen van v.L. betrek hebben op den bouw der planten en op de middelen die de natuur gebruikt om deze naar omhoog te doen groeien. Alleen echter in brief Tr. 10 van 21 April 1676 wordt de histologische bouw der boomen beschreven. De bedoelde aanteekeningen van den brief van 15 Augustus 1673 zouden dus niet uitgegeven zijn, en zouden aldus een 2en brief 2A van denzelfden datum uitmaken, zooals trouwens de brief Tr. 3 een derde brief is met dezelfde dagteekening.
[3]. Brief 2A van 15 Augustus 1673. - [Brief over den bouw der planten]. Deze onuitgegeven brief zou op 15 Augustus 1673 met den brief Tr. 2, of wel oorspronkelijk deel gemaakt hebben van dezen brief, zooals blijkt uit den inhoud van den brief Tr. 2 zelf.
[4]. Brief Tr. 3 van 15 Augustus 1673. - [Opmerkingen van Mr. Leewenhoeck over de samendrukking van de lucht; gezonden aan den redacteur in zijn brief van 15 Augustus 1673]. - Considerations of Mr. Leewenhoeck, touching the compression of the air; sent to the Publisher in his letter of August 15. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1673; Philos. Trans., IX for 1674Ga naar voetnoot(37), no 102, blzz. 21-23, 2 fig., 27 April 1674. - Titel alleen aangegeven in Philos. Trans. abr., III, 1705, blz. 683. - Observations sur la compression de l'air, par Mr. Lewenhoeck; Coll. Acad. partie étrangèreGa naar voetnoot(38), VI, 1761, blz. 103.
De twee figuren, die tot dezen brief behooren, stellen twee buizen voor, aan een uiteinde gesloten, waarin een volle zuiger zich bewegen kan; V.L. neemt aan dat een lichaam door samendrukking van omvang niet kan verminderen, zonder stof te verliezen, en dat, omgekeerd, de omvang niet kan vergrooten zonder stof te ontvangen; hij beproeft in de stof van het glas luchtdeeltjes door samendrukking te doen dringen, doch zonder voldoende uitslagen. De proef die daartoe wordt ingericht is zeer eigenaardig: rond de glazen buis waarin de zuiger zich beweegt bevindt zich een glazen hals, aan de zijde van den zuiger vastgesmolten, met een capillaire opening waarvan het uiteinde met een waterdruppeltje gesloten is. Door de drukking, bleef echter het druppeltje onbewogen, hetgeen v.L. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet had verwacht: de lucht binnen het buisje moest door het glas trekken en dan naar buiten verdreven worden; v.L. geeft geen besluit op, alleen drukt hij zijne verwondering uit met te zeggen, zooals uit de Engelsche tekst blijkt: ‘This puzles me, nor can I find a satisfactory reason for this phcenomen.’ Dit aarzelen spreekt zeker ten gunste van den wetenschappelijken geest van v.L., vooral in zijnen tijd van deductive methoden.
[5] Brief 3A van 5 April 1674. - Brief aan Constantyn Huygens, Heer van Zuylichem dd. 5 April 1674. Over de globulen in melk, de vorming van melk in de vrouwenborsten uit bloed; over het haar; de nagels.
Het Gedenkboek van Harting (blz. 121) noemt dezen brief onder no 23 der autographieën ingezonden door Dr. Du Rieu op den tentoonstelling v.L. te Delft op 8 September 1875. De autographie berust noch te Leiden, noch te Utrecht, noch te 's Gravenhage.
[6]. Brief Tr. 4 van 7 April 1674. - [Nieuwe microscopische opzoekingen gedaan door den zelfden heer Leewenhoeck; en beloofd in no 97 van deze handelingen; medegedeeld in de brieven van 15 Augustus 1673 en van 7 April 1674]. - More microscopical observations made by the same M. Leeuwenhoeck and promised in numb. 97 of these Tracts; communicated in his Letters of August 15. 1673 and of April 7. 1674; Philos. Trans., IX for 1674, no 102, blzz. 23-25, 27 April 1674. - Alleen wordt de titel gegeven in Phil. Trans. abr., III, 1705, blz. 683. - Nouvelles observations microscopiques faites par M. Leewenhoeck, qui ont été promises dans le no 97 de ces Transactions, et telles qu'il les a communiquées dans ses lettres du 15 août 1673 et du 7 avril 1674; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, blz. 393-395.
Het bloed getrokken uit de hand, is samengesteld uit kleine kogeltjes die in een krystallijne vochtigheid of water zwemmen. De melk van de koe bevat kleine doorzichtige kogeltjes die in een heldere vloeistof medegesleept worden. Na anatomische aanteekeningen over haren, nagels, koeuiers, geeft v.L. de volledige beschrijving van hetgeen hij kon waarnemen over het zuigen van bloed door een haarluis, het verteeren van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bloed in de spijsbuis van dit diertje en de vorming van de uitwerpsels.
[7]. Brief 4A van 24 April 1674. - Brief van Constantyn Huygens dd. 24 April 1674. Over de bloedbolletjes; de beenderen; waaraan de witte kleur van fijngestoten gekleurde stoffen is toe te schrijven; over de bolletjes in de kuit van cabbeljauw. Opgegeven, onder no 24 der autographieën ingezonden door Dr. Du Rieu op den tentoonstelling v.L. te Delft op 8 September 1875, in het Gedenkboek van Harting (blz. 121). De autographie bevindt zich noch te Leiden, noch te Utrecht, noch te 's Gravenhage.
[8]. Brief Tr. 5 van 1 Juni 1674. - [Microscopische waarnemingen van M. Leeuwenhoeck, over bloed, melk, beenderen, hersenen, speeksel, opperhuid, enz., medegedeeld door genoemden onderzoeker aan den redacteur in een brief, gedagteekend 1 Juni 1674]. - Microscopical observations from Mr. Leeuwenhoeck, concerning blood, milk, bones, the brain, spitle, and cuticula, etc., communicated by the said observer to the publisher in a letter, dated june 1, 1674; Phil. Trans., IX for 1674, no 106, blz. 121-128, 6 fig. op eene plaat, 21 Sept. 1674. - De Philos. Trans. abr. (III, 1705, blz. 683) vermeldt onder nr 4 alleen de titel, tegelijkertijd met den volgenden brief Tr. 6. - Observations microscopiques de M. Leewenhoeck, sur le sang, le lait, les os, le cerveau, la salive, l'épiderme, etc., communiquées au rédacteur dans une lettre du 1 juin 1674; Coll. Acad. partie étrang., II, 1755, blzz. 395-398.
Aangemoedigd door een brief van 24 April 1674 van Henry Oldenburg, den redacteur der Philosophical Transactions, heeft v.L. zijne onderzoekingen over het bloed en andere stoffen voortgezet. ‘Yours of 24 th of April last was very welcome to me; whence I understood with great contentment, that my microscopical communications had not been unacceptable to your and your philosophical friends; which hath encouraged me to prosecute such observations’...., vermeldt de brief in het begin. De bloedkogeltjes zijn zwaarder als de vloeistof; na eenigen tijd ontstaat een roode massa. Het microscopisch onderzoek wordt gedaan met behulp van zeer dunne glazen buisjes, waar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de figuren worden gegeven. Het bloed wordt door drukking uit den vinger b.v. in het capillair buisje geduwd. Dergelijke dunne buisjes worden ter inzage van de Royal Society medegezonden; v.L. stelt vast dat de bloedkogeltjes 25000 maal kleiner zijn als een zandkorrel, hetgeen hij berekent uit de lengte van den diameter der kogels, aannemende dat de bloedkogeltjes en de zandkorrels bolrond zijn. De beenderen schijnen uit kogeltjes (globules) samengesteld, evenals de hersenen en de lever. Doch het vleesch van de koe vertoont zeer dunne vezels (filaments, zegt de Engelsche tekst), die 25 maal dunner schijnen als een haar. Deze vezels zijn op hunne beurt samengesteld uit nog dunnere vezeltjes. Het speeksel bevat kleine kogeltjes en onregelmatige brokjes. De opperhuid vertoont kleine schubbetjes. Over dezen brief deelt de lijst der autographiën in het Gedenkboek van Harting (blz. 121) onder no 25 het volgende mede: ‘Brief aan Mr. N. Oldenburg dd. 1 Juni 1674 (copie van de hand van Leeuwenhoek). Dankzegging voor ontvangen nommers der Philosophical Transactions en voor de aanmoediging van Boyle, om voort te gaan in het onderzoeken van de bloeijende couleur, die het bloed uit de aderen ondergaat, als het aan lucht is blootgesteld; observatie over het nederzakken der bloedbolletjes naar den bodem; over de wijze hoe hij bloed en melk in dunne glazen pijpjes observeert; beschrijving en afbeelding dezer fijne haarbuisjes; over de drukking die de lichamen door de lucht ondervinden. (Leeuwenhoek zond eenige der bovengenoemde haarbuisjes er bij, ten einde het bloed daarin waar te nemen); over de structuur van beenderen en tanden; over de lever; de hersenen en het tuggemerg eener koe; het vleesch en de dunne striempjes daarin; over speeksel; de menschelijke opperhuid.’ De autographie, vroeger in het bezit van Dr. Du Rieu, bevindt zich in de Leidsche Universiteitsbibliotheek niet.
[9]. Brief Tr. 6 van 6 Juli 1674. - [Andere waarnemingen gedaan door Mr. Leeuwenhoeck, over zweet, vet, tranen; medegedeeld aan den redacteur in een brief van 6 Juli 1674]. - Other observations made by Mr. Leeuwenhoeck, about sweat, fatt, teares; imported to the Publisher in a letter of July the 6 th 1674; Phil. Trans., IX for 1674, no 106, blzz. 128-131, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21 Septemb. 1674. - Alleen aangekondigd onder no 4 in de Philos. Trans. abr., III, 1705, blz. 683. - Autres observations de M. Leewenhoeck sur la sueur, la graisse, les larmes, etc., communiquées à l'éditeur dans une lettre du 6 juillet 1674; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, blzz. 399-401.
Het zweet van het gelaat bevat doorschijnende kogeltjes die waarschijnlijk niets anders zijn als huidschubben. De vroegere waarnemingen over de haren worden volledigd met deze op paardenhaar, schapenwol en wenkbrauwharen, alsook op een haar van den oliefantstaart. Het bloed wordt verder onderzocht door behulp van de kleine capillaire buisjes; v.L. zegt dat hij zijne methode heeft doen kennen aan den heer C.H. (waarschijnlijk Hartsoeker's vader) en hem eenige van zijne buisjes heeft geschonken, om aan zijn zoon die te Parijs was te zenden. De heer H. de zoon (waarschijnlijk Nicolaas Hartsoeker waarvan hooger (7) werd vermeld) zou geantwoord hebben dat hij de bloedkogeltjes niet had gezien, hetgeen wellicht mogelijk is omdat die kogeltjes na eenigen tijd rust gemakkelijk aan elkander kleven. De brief bevat ook het grondgedacht van de besmetting door de lucht, namelijk door de stofdeeltjes die gestadig in de lucht zweven, en waarover Spallanzani en verscheidene onderzoekers tot Louis Pasteur zooveel gestudeerd hebben; wat v.L. dus daarover in 1674 reeds dacht, blijkt uit de volgende regels uit zijn brief: ‘Those small glass-pipes, which I am wont to observe any fluid metter with, are closed by me on both ends; and when I come to make use of them, I break off with my nail the closed ends, that so the earthy particles, that swim continually in the air, may not get into the pipes, having frequently found, that when those pipes have been open a while in the air, they are in many places beset with earthy particles and filaments, which, without this precaution, might be taken for parts of the matter it self that is under observation.’ Na eene histologische studie over het vet van eenige dieren, dat kogelvormig schijnt, sluit de brief met de vaststelling van onregelmatige brokjes in de tranen, waarschijnlijk omdat de tranen langs de wangen hadden geloopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[10]. Brief Tr. 7 van 7 September 1674. - [Nieuwe waarnemingen van Mr. Leewenhook, in een brief van 7 September 1674, gezonden aan den redacteur]. - More observations from Mr. Leewenhook, in a letter of Sept. 7, 1674 sent to the Publisher; Phil. Trans., IX for 1674, no 108, blz. 178-182, 23 Nov. 1674. - De titel met den korten inhoud worden in de Philos. Trans. abr., III, 1705, blz. 683, medegedeeld. - Nouvelles observations de M. Leewenhoeck, adressées à l'éditeur dans une lettre du 7 septembre 1674; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, 403-406.
Histologische bouw van het oog en de deelen van het oog; de praeparaten werden aan SwammerdamGa naar voetnoot(39) en aan SchravesandeGa naar voetnoot(40) getoond, die v.L. op de hoogte brachten over den bouw der zenuwen volgens de toenmalige beweringen der anatomen, en hem namelijk mededeelden dat de zenuwen hol waren, ten einde aan de levende geesten (animal spirits) den tocht toe te laten. Uit zijne onderzoekingen komt nu v.L. eenvoudig tot de gevolgtrekking dat de zenuwen niet hol zijn, doch wel uit zeer slappe vezels samengesteld, uit dezelfde stof als deze der hersenen, te samen verbonden met vetkogeltjes. Uit het onderzoek van Engelsche klei, in gronden tusschen Harwich en London, en van klei uit Tournay in Vlaanderen, blijkt dat de klei van de streek rond Delft samengesteld is uit korreltjes die kleiner zijn als de twee eerste soorten. Deze korreltjes zijn verscheidene duizend maal kleiner als de zandkorrels, hetgeen uit de afmetingen van den diameter wordt berekend. Eindelijk meldt v.L. de aanwezigheid, in het water van het Berkelsemeer, twee uren van Delft gelegen, van talrijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kleine diertjes, waarvan de bewegingen zeer snel zijn en de bouw zeer ingewikkeld, en die wel duizend maal kleiner zijn als de mijten van de kaas of van het tarwemeel.
[11]. Brief 7A van 14 Augustus 1675. - [De verbrijzeling van de spijs in de maag]. - In brief nr [38] van 16 Juli 1683, zegt v.L. letterlijk, blz. 17: ‘In mijn missive van den 14 Augusti 1675, heb ik aan den Heer Oldenburg geschreven, hoe dat ik bij mij vaststelde, de verbryseling van onze spijs in de maag. Dog dit heeft de geseyde Heer met den Druk niet gemeen gemaakt: of het selvige met sijn gedagten niet en is over een gekomen, dat is my onbekend, door dien de geseyde Heer my daar over niet geantwoord heeft.’ Over dezen brief vermelden de verslagen van de Royal Society niets; wij staan dus hier nog voor een nooit uigegeven brief van v.L.
[12]. Brief Tr. 8 van vóór September 1675. - [Microscopische waarnemingen van Mr. Leewenhoeck, over de optische zenuw, medegedeeld tot den redacteur in het Nederlandsch, en door hem in het Engelsch omgezet]. - Microscopical observations of Mr. Leewenhoeck, concerning the optic nerve, communicated to the publisher in Dutch, and by him made English; Phil. Trans., X for 1675Ga naar voetnoot(41), no 117, blz. 378-380, 1 fig., 26 Sept. 1675 - De titel alleen wordt medegedeeld, met den volgenden brief, onder nr 6 in Phil. Trans. abr. III, 1705, blz. 683. - Observations microscopiques sur le nerf optique, par M. Leewenhoeck; Coll. Acad. partie étrang., II, 1755, blzz. 416-417.
Uit den titel van den brief, zonder dagteekening, vernemen wij, evenals uit den tekst van den brief Tr. 2, dat v.L. zijne mededeelingen in het Hollandsch schreef. De schrijver bespreekt nu eene, aan hem door Schravesande gedane mededeeling, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GalienGa naar voetnoot(42) wel een holte gezien had in de zenuwen, als deze aan een zeer sterk zonnelicht worden onderzocht. Met den microscoop blijft de holte echter onvindbaar; in het midden van de zenuw heerscht wel een kleine inzakking, die zeker geen holte is. v.L. denkt dat de dierlijke geestenGa naar voetnoot(43), - (hoe heeft Schr. dit in het Hollandsch uitgedrukt, dat de redacteur der Phil. Trans. animal spirits noemt?) - zeer wel zonder holte door de zenuwen in de hersenen kunnen gevoerd worden, op de zelfde wijze als wanneer de oppervlakte van het water in een glas door den vinger wordt aangeraakt, deze aanraking de gansche watermassa in het glas in beweging brengt: ‘This motion then of the water, said to be made by the contact of the finger, I imagine to be like the motion of a visible object made upon the soft globuls, that lie at the end of the optic nerve next the eye, which outermost globuls do communicate the like motion to the other globuls so as to convey it to the brain’.
[13]. Brief Tr. 9 van vóór September 1675. - [Andere microscopische waarnemingen, gedaan door denzelfde, over den bouw van het bloed, het sap van eenige planten, de figuren van suiker en zout, en de waarschijnlijke redenen van het verschil van hun smaak]. - Other microscopical observations, made by the same, about the texture of the blood, the sap of some plants, the figure of sugar and salt, and the probable cause of the difference of their tasts; Phil. Trans., X for 1675, no 117, blzz. 380-385, 26 Sept. 1675. - Titel alleen medegedeeld onder no 6 in Philos. Trans. abr., III, 1705, blz. 683. - Autres observations microscopiques sur le tissu du sang, le suc de quelques plantes, la figure du sucre et du sel, et la cause probable de la différence de leurs gouts, par le même; Coll. Acad., partie étrangère, II, 1755, blzz. 417-421.
Deze brief draagt ook geen dagteekening; v.L. deelt er in mede dat er een verschil bestaat in de bloedlichaampjes bij den gezonden en bij den zieken mensch; in het eerste geval | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn zij meer buigzaam en malsch, in het tweede schijnen zij harder en vaster; in het eerste geval zouden zij zich gemakkelijker ook door dunne aders kunnen bewegen. Dan wordt het sap van Arum, citroen, aspergie, enz. onderzocht, vooral om de reden op te zoeken van den smaak; dit onderzoek, en verder dit over het zout en de suiker bevatten vooral veronderstellingen.
[14]. Brief Tr. 10 van 21 April 1676. - [Uittreksel uit een brief, geschreven aan den redacteur door Mr. Leewenhoeck uit Delft, den 21 April 1676, betrekking hebbende op den bouw der boomen en op zekere belangrijke ontdekking in den wijn, te samen met verscheidene aanteekeningen daarover]. - Extract of a letter, written to the publisher by Mr. Leewenhoeck from Delft, April 21. 1676; concerning the texture of trees, and some remarkable discovery in wine; together with some notes thereon; Phil. Trans., XI for 1676Ga naar voetnoot(44), no 127, blzz. 653-660, 18 July 1676, 4 fig. op een tafel. - Titel alleen vermeld in Phil. Trans. abr., III, 1705, blz. 683. Extrait d'une lettre écrite au rédacteur, par M. Leewenhoeck, sur le tissu des arbres, et sur une découverte remarquable sur le vin, avec quelques notes sur cette lettre; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, 434-439.
De heer Costantin Hugens van Zulichem (8) heeft aan v.L. de vergelijkende anatomie van den stam der boomen van Dr. Grew (30) medegedeeld; doch ‘by reason of my unskilfulness in the English Tongue’, - v.L. zegt dus zelf dat hij geen Engelsch verstaat, - heeft hij alleen de figuren kunnen raadplegen; hij herinnert eerst dat hij in zijn brief van 15 Augustus 1673 (brief Tr. 2)Ga naar voetnoot(45) medegedeeld heeft dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stam der boomen twee soorten vaten bevat, de eene die naar omhoog leiden, de andere naar beneden, zoodanig dat er in den stam eene soort omloop bestaat. Daar zulke onderscheiding in het boek van Grew niet te vinden is, zendt v.L. een figuur van een doorsnede van den stam, waarin hij nu drie soorten vaten kunnen teruggevonden worden: twee soorten die in de lengte gericht zijn, terwijl een andere van het merg tot naar den omtrek leidt. De waarnemingen werden genomen op verscheidene boomsoorten, en v.L. vraagt den redacteur deze mede te deelen aan Dr. Grew, en dezen zijn advies daarover te vragen. Op het einde van den brief wordt de beschrijving gegeven van kleine aaltjes in den wijn, met zeer vlugge bewegingen. Op dezen brief volgen in de Phil. Trans. ‘Some notes on the foregoing letter’, wellicht van den redacteur, waarin de waarnemingen van v.L. worden vergeleken met deze van Grew en van Malpighi, reeds medegedeeld door Grew in zijn Comparative Anatomy of the Trunks of plants, in zijn General Anatomy of plants en in zijn Anatomy of roots, en door Malpighi in zijn Anatome plantarum de partibus caulem componentibus. De waarnemingen van v.L. komen voor de meeste met dezen van genoemde twee geleerden overeen, alhoewel v.L. zelf hunne boeken, buiten de figuren, niet heeft kunnen raadplegen.
[15]. Brief Tr. 11 van 9 October 1676. - [Waarnemingen, medegedeeld aan den redacteur door Mr. Antony van Leewenhoeck, in een Hollandschen brief van den 9 October 1676, hier in het Engelsch overgebracht: over kleine diertjes door hem waargenomen in regen-, put-, zee- en sneeuwwater; evenals ook in water waarin peper werd te weeken gebracht]. - Observations, communicated to the publisher by Mr. Antony van Leewenhoeck, in a Dutch letter of the 9 th of Oct. 1676, here English 'd: concerning little animals by him observed in rain-well-sea-and snow-water; as also in water wherein pepper had lain infused; Philos. Trans., XII for 1677Ga naar voetnoot(46), no 133, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
821-831, 25 march 1677. - Medegedeeld onder nr 8 met den titel alleen in Phil. Trans. abr., III, 1705, blz. 683. - Lettre de M. Ant. Van Leewenhoek, du 9 octobre 1676, sur de petits animalcules, qu'il a observés dans l'eau de pluie, de mer, de neige, et dans une infusion de poivre; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, 454-461.
In 1675 heeft v.L. in het regenwater diertjes waargenomen die wel duizend maal kleiner schijnen als deze welke door Swammerdam zonder microscoop werden onderzocht en door hem watervlooien of -luizen werden genoemd. Nu beschrijft hij diertjes, die schijnbaar geen huid bezitten, en waarvan het lichaam hoornen en staart uitsteken kan, en aldus allerlei bewegingen voortbrengen. Deze diertjes of levende atomen, animalcula or living atoms, zooals hij ze noemt, schijnen wellicht onze huidige amoeba's te zijn. Een tweede soort diertjes vertoonen een eirond lichaam inhoudende 8 tot 12 doorzichtige kogeltjes; bij een derde soort is het lichaam langvormig, wel 8 maal langer als de vorigen, van een aantal kleine voetjes (haartjes?) voorzien, waardoor vlugge bewegingen mogelijk zijn; bij de 4e soort zijn de afmetingen zoo klein dat de diertjes wel 1000 maal minder zijn als het oog van eene luis, daar hun as wel 10 maal kleiner is als de as van een luisoog, en bewegingen vertoonende. Deze vierde soort diertjes zijn zonder twijfel de microben. Door de bewaring in het laboratorium verhoogt in het regenwater het getal der microscopische diertjes; dergelijke vaststellingen werden ook bij andere watersoorten gedaan. Op 24 April 1676 onderzocht v.L. water waarin gedurende 3 weken peper geweekt werd, en beschrijft de diertjes die daarin worden aangetroffen, waarvan verscheidene soms niet dikker zijn als een luishaar. Hij stelt vast dat het getal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door het duur van het weeken aangroeit: dit getal kan 6000 tot 10000 bedragen voor een enkelen waterdruppel, zonder rekening te houden van de kleinste diertjes waarvan het getal nog veel grooter is. In dezen brief, die volgens den titel in het Hollandsch oorspronkelijk werd geschreven, blijkt dus dat v.L. de microben in het water en in organische uittreksels heeft ontdekt. De verslagen in de History of the Royal Society of London (13) handelen over van Leeuwenhoek's ontdekking der microscopische diertjes, zooals ik het hooger heb gezeid; de mededeelingen daarover werden op de zittingen van 1, 15 en 22 Februari 1677 gedaan. Op de zitting van 15 Februari 1677 werd de wensch uitgesproken van v.L. de nauwkeurige beschrijving van zijne onderzoeksmethoden te bekomen, ten einde ‘the Society might be enabled to confirm his observations’.
[16]. Brief 11A van 7 November 1676. - Brief aan Constantyn Huygens dd. 7 November 1676. Over de diertjes in gekruide wateren en in regen- en andere wateren, half September 1675 ontdekt.
Deze brief maakt deel van de lijst der autographiën van het Gedenkboek van Harting (nr 26, blz. 121); volgens die lijst beschreef v.L. daarin zes verschillende diertjes, en handelde over de aaltjes in azijn. De Leidsche Universiteitsbibliotheek bezit een geschreven Fransche vertaling van dezen brief, waarschijnlijk de vertaling door Christiaan Huygens. De autographie van v.L. behoorde in 1875 aan Dr. Du Rieu. Ik hoop binnen kort dit belangrijk stuk, alhoewel in vertaling, te kunnen bestudeeren.
[17]. Brief Tr. 12 van 23 Maart 1677. - [Brief van den Heer Leewenhoeck aan den redacteur, waarin eenige uitleggingen worden gegeven over zijne methode om zulk een groot getal van kleine diertjes in verscheidene watersoorten waar te nemen, zooals het werd medegedeeld in het pas voorgaand stuk; in het Engelsch uit het Hollandsch]. - Monsieur Leewenhoecks letter to the publisher, wherein some account is given of the manner of his observing so great a number of little | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
animals in divers sorts of water, as was deliver'd in the next foregoing tract: English'd out of Dutch; Phil. Trans., XII for 1677, no 134, blzz. 844-846, 23 April 1677. - Medegedeeld onder no 9, door den titel alleen in Phil. Trans. abr., III, 1705, blz. 683. - Lettre de M. Leewenhoeck à l'éditeur, contenant la méthode qu'il a suivie pour observer le grand nombre de petits animalcules, qu'il dit avoir vus dans differentes espèces d'eau; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, blzz. 462-464.
Deze brief, die weder oorspronkelijk in het Hollandsch geschreven werd is van 23 Maart 1677 gedagteekend, en is een antwoord op de brieven van 12 en 22 Februari van hetzelfde jaar, waarin de uitgever der Transactions zou medegedeeld hebben, - het feit wordt door de verslagen van de Royal Society bevestigd, - dat de geleerden met nieuwsgierigheid verwachten dat v.L. zijne methode om het groot getal der diertjes in water te bepalen zou laten kennen. v.L. veronderstelt een droppeltje water van de grootte van een gierstzaad, dat zelf 91 maal minder is als een erwt, de grootte van een waterdroppel; deze hoeveelheid kan in dunne glazen buisjes tot het 1/30 deel verdeeld worden, waarin men 1000 diertjes tellen kan; dit maakt voor het waterdroppeltje 30000, - (de Fransche tekst van de Collection académique geeft door vergissing 3000), - en voor den gewonnen waterdroppel 30000 × 91 = 2730000 diertjes. Door de vergelijking van den waterdroppel met een zandkorreltje, welk 1000 maal minder is als een waterdroppel, schat v.L. de hoeveelheid diertjes op 1000 in eene hoeveelheid water zoo groot als een zandkorrel, en aldus komt hij tot 1000000 diertjes in een droppel water. Van dezen brief wordt melding gemaakt in de History of the Royal Society of London, op de zitting van 5 April 1677 (blz. 338); Dr. Grew werd gelast de proeven te herhalen: ‘It was ordered that Dr. Grew should be desired to try what he could observe in the like waters; and that for this purpose an extract should be given him by Mr. Oldenburg of Mr. Leewenhoeck's observations formerly read to the Society’.
[18]. Brief Tr. 13 van 14 Mei 1677. - [Mr. Leewenhoeck's brief geschreven aan den redacteur, uit Delff den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14 Mei 1677, betreffende de waarnemingen door hem gedaan op vleeschvezels van een spier, en de omgevende en de inwendige stof van de hersenen, en ook over de moxa en het katoen]. - Mr. Leewenhoecks letter written to the publisher from Delff the 14 th of may 1677, concerning the observations by him made of the carneous fibres of a muscle, and the cortical and medullar part of the brain; as also of moxa and cotton; Phil. Trans., XII for 1677, no 136, blz. 899-905, 25 Juny 1677. - Medegedeeld onder nr 10 in Philos. Trans. abr., III, 1705, blz. 684. - Lettre de Mr. Leewenhoeck à l'éditeur, contenant les observations qu'il a faites sur les fibres charnues des muscles, sur la substance corticale et medullaire du cerveau, et sur le moxa et le cotton, de Delpht le 14 mai 1677; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, blzz. 464-468.
Deze brief is een antwoord op een vraag den 22 Februari 1677 door den redacteur gesteld, om voldoening te schenken aan verscheidene vrienden van genoemden redacteur over nieuwe nauwkeurige waarnemingen over de vezels der spieren en over de stof der hersenen; v.L. herinnert nu dat in zijn brief van 1 Juni 1674 reeds daarover eenige bijzonderheden werden aangegeven; hij heeft opnieuw de zaak onderzocht, en met den microscoop vastgesteld dat de spieren omgeven zijn van een dun vliesje, dat samengesteld is uit fijne vezeltjes waarvan de dikte slechts het 1/10 en zelfs tot het 1/50 van een haar bedraagt. De vezeltjes zijn zelf samengesteld uit kogeltjes (globuls) die zoo klein zijn dat er wel een millioen in een zandkorrel zouden kunnen vereenigd zijn. Onder de talrijke bijzonderheden der hersenen, stelt v.L. vast dat er daarin vele dunne bloedvaten de massa doorloopen; die vaten zijn veel dunner als de bloedlichaampjes, zoodanig dat deze de vaten kunnen doorloopen zonder den ronden vorm te verliezen, ‘that no globuls, keeping their roundness, can pass through them’. Eindelijk worden aantekeningen gegeven over moxa- en over katoenvezels, en over de rol van deze stoffen als wondenverband. Van dezen brief wordt ook melding gemaakt in de History of the Royal Society, zitting van 17 May 1677, blz. 339. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[19]. Brief Tr. 14 van midden 1677. - [Microscopische waarnemingen over den bouw van de tanden en van andere beenderen; gedaan en medegedeeld in een brief van Mr. Antony Leeuwenhoeck]. - Microscopical observations of the structure of teeth and other bones: made and communicated, in a letter by Mr. Anthony Leeuwenhoeck; Phil. Trans., XII for 167⅞, no 140, blz, 1002-1003, July-August 1678, 2 fig. - Door den titel alleen onder nr 11 in Philos. Trans. abr., III, 1705, blz. 684 medegedeeld. - Lettre de M. Ant. Leewenhoeck contenant quelques observations microscopiques, qu'il a faites sur les dents et sur les os; sur le grain de l'yvoire; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, blzz. 486-487.
Brief zonder datum, die in de Phil. Trans. tusschen den brief van 14 Mei 1677 (Tr. 13) en den brief van November 1677 (Tr. 16) geplaatst werd, waarin v.L. de samenstelling van tanden en beenderen uit zeer dunne, rechte en doorschijnende buisjes beschrijft. In een bijvoegsel geeft de ‘Author of these Transactions’ den bouw op van het ivoor.
[20]. Brief Tr. 15 van midden 1677. - [Microscopische waarnemingen over den bouw van het haar, ook gedaan en medegedeeld door den voornoemden Mr. Antony Leeuwenhoeck]. - Microscopical observations of the structure of hair: made also and communicated by the abovesaid Mr. Antony Leeuwenhoeck; Phil. Trans., XII for 167⅞, no 140, blzz. 1003-1005, July-August 1678, 1 fig. - Medegedeeld door den titel alleen, onder nr 11, met den voorafgaanden brief Tr. 14 in Phil. Trans. abr., III, 1705, blz. 684.
Brief zonder datum, geplaatst evenals brief Tr. 14 in de Phil. Trans. tusschen brief Tr. 13 van 14 Mei 1677 en brief Tr. 16 van November 1677. De inhoud handelt alleen over den anatomischen bouw van de haren en van de haarwortels.
[21]. Brief 15A van 16 October 1677. - [Brief van 16 October 1677 aan Brouncker]. Onuitgegeven brief waarvan het bestaan en de dagteekening vermeld worden in brief Tr. 16 van November 1677, die met de volgende woorden begint | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Phil. Trans., Vol. XII for 1677, blz. 1040): ‘Ultimae ad vestram nobilitatem datae litterae praeteriti mensis decimo sexto, quam vis...’ enz.
[22]. Brief Tr. 16 van November 1677. - [Waarnemingen van Mr. Anthoon Lewenhoeck, over de diertjes ontstaan uit het voortplantingszaad. En de antwoorden van den redacteur van de Transactions. Brief van den waarnemer aan den geëerden vicegraaf Brouncker, in het Latijnsch geschreven; gedagteekend November 1677, welken de redacteur noodig geacht heeft in te lasschen, uitgedrukt zooals deze ontvangen werd]. - Observationes D. Anthonii Lewenhoeck, de natis e semine genitali animalculis. Nec non auctoris harum transactionum responsa. Observatoris epistola honoratiss. D.D. vicecomiti Brouncker, Latine conscripta; Dat. Nov. 1677, quam ipsissimis huc transmissis verbis inserendam Auctor censuit; Phil. Trans., XII for 1678, no 142, blzz. 1040-1046, Dec.-Jan.-Feb. 1678. - Observations d'Antoine Leewenhoeck sur les animalcules de la semence des animaux, avec les réponses de l'éditeur. Lettre écrite au Vicomte Broucker, dans le mois de novembre 1677; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, blz. 490-491.
In dezen brief in het Latijnsch verschenen, wellicht ook volgens den titel in het Latijnsch door v.L. gezonden, vermeldt v.L. over zijne waarnemingen, te samen met prof. Cranen en met zijn bloedverwant Ham, over het mannelijk zaad bij den mensch. Reeds 3 of 4 jaren vroeger, dus in 1673 of in 1674, op het verzoek van Henry Oldenburg, den redacteur der Transactions, had hij in dit zaad kogeltjes gezien, die hij thans weder bestudeerd, en beschrijft onder den naam van diertjes (animalcula): zij zijn kleiner als de bloedkogeltjes, min of meer afgerond aan de eene kant, en staartvormig aan de andere kant; de staart is 15 tot 16 maal langer en 25 maal dunner als het lichaam; die diertjes zijn zeer beweegbaar. Nevens de diertjes werden ook andere voorwerpen aangetroffen, die min of meer op vaten gelijken. De diertjes zouden wel, een millioen in getal, in een zandkorrel plaats vinden. Op den brief volgt in de Philos. Trans. blz. 1043 een auctoris ad observatorern responsum, vertaald in de Coll. Acad. blz. 491. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[23]. Brief Tr. 17 van 18 Maart 1678. - [Hoofdpunten van het antwoord op den vorigen brief van den waarnemer, van 18 Maart 1678, in het Dietsch geschreven]. - Observatoris praemissis literis responsi Dat. Mart. 18. 167⅞ et Teutonice conscripti, capitula; Philos. Trans., XII for 1678, no 142, blz. 1044, 8 fig. - Réponse de l'observateur à la lettre précédente. Du 18 mars 167⅞; Coll. Academ. partie étrang., II, 1755, 492-493.
De redacteur (auctor) van de Transactions heeft uit London in Januari 1678 een antwoord op den brief Tr. 16 gezonden; die redacteur, thans Nehemiah GrewGa naar voetnoot(47) in de plaats van wijlen Oldenburg aangesteld, zegt dat Brouncker hem heeft gelast v.L. te bedanken voor de gedane mededeelingen; hij vraagt verder de waarnemingen, eerst gedaan op den mensch, op verscheidene dieren voort te zetten; eindelijk brengt hij het bestaan van vaten in de zaadmassa in twijfel. Door vergissing heeft de Collection académique de dagteekening 1 Juni aan den schrijver's brief. Nu in zijn antwoord van 18 Maart 1678, dat volgens den titel in het Dietsch (teutonice) werd geschreven, zegt v.L. dat in zijne nieuwe onderzoekingen op het zaad van honden en konijnen hij gelijksoortige diertjes als in het menschelijk zaad heeft gevonden. Verder heeft hij ook de vaten in de zaadmassa opnieuw bemerkt, zoo duidelijk, zegt hij, als een anatoom bloedvaten kan waarnemen, ‘meque omnino persuasum habeo, cuniculi, canis, felis arterias venasque fuisse e peritissimo anatomico haud unquam magis perspicue observatas, quam mihi vasa in semine virili, ope perspicilli, in conspectum venere.’ Thans weet men dat de zaadmassa alleen spermatozoïden bevat, en dat de vastgestelde vaten door onregelmatige uitdroging van de vloeistof zullen ontstaan zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[24]. Brief Tr. 18 van 31 Mei 1678. - [Uit een anderen brief van den waarnemer, gedagteekend 31 Mei 1678, ook in het Dietsch geschreven, eenige hier belangrijke uittreksels]. - Ex aliis observatoris literis, Dat. maii 31. 78, etiam Teutonice conscriptis, aliquot huc spectantia excerpta; Phil. Trans., XII for 1678, no 142, blzz. 1045-1046. - Extrait de quelques autres lettres de l'observateur du 31 mai 1678; Coll. Acad. partie étrangère, II, 1755, blz. 493-494.
Korte aanteekeningen in 12 regels, met de beschrijving van de diertjes van het zaad van den hond; v.L. komt hier terug op de echtheid van zijne waarnemingen aangaande de spermavaten. Daarop volgt eene aanteekening van den redacteur der Transactions, waarin hij zegt dat volgens hem de spermavaten niets anders zijn als slijmachtige draden van gestremde zaadvloeistof. Moeten wij nu uit de Latijnsche uitdrukking ex aliis literis afieiden, dat er verscheidene brieven waren, zooals het door de Collection Académique wordt vertaald, of wel dat er slechts een enkel bestond, dit kunnen wij uit het onderzochte materiaal niet vaststellen.
[25]. Brief 18A van 26 December 1678. - Brief aan Constantyn Huygens dd. 26 Dec. 1678.
Als autographie, behoord hebbende aan Dr. Du Rieu, in de lijst van Harting (Gedenkboek blz. 121) onder nr 28 aangegeven: opmerkingen over de door Christiaan Huygens waargenomen en afgebeelde diertjes in verschillende wateren; over het zoogenaamde stof op de vleugels der kapellen en motten en afbeelding der schubjes. De briefautographie berust in de Leidsche Universiteitsbibliotheek en zal binnen kort ter mijne beschikking gesteld worden.
[26 en 27]. Brieven 18B en 18C zonder datum, in het licht gegeven in 1678. - Deze twee brieven zijn door Rob. Hooke in zijn Lectures and Collections (12) te Londen in 1678 verschenen vermeld: Mr. Leeuwenhoeck's two letters containing some late microscopical discoveries. Over deze twee brie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven, die ik tot nu toe niet kon onderzoeken, ontbreken mij de noodige inlichtingen om iets over hun inhoud te kunnen mededeelen.
[28]. Brief 18D van 21 Februari 1679. - Vermeld in den 1en brief van de Philosophical CollectionsGa naar voetnoot(48) van Hooke no 1, en handelende over de diertjes van het zaad bij verscheidene dieren. In de History of the Royal Society (13) leest men over de vergadering van 10 Juli 1679, blz. 494 het volgende dat waarschijnlijk dezen brief betreft: ‘Mr. Hooke read in translation, which he had made of a letter of Mr. Leewenhoeck formerly read by Dr. Grew, in which the writer gave an account of his observations made on the seed of animals, as of fishes, birds, and beasts, in all which, he affirms, that he had discovered with his microscopes vast quantities of living creatures exceedingly small; to which he annexed a paper, in which he had calculated both the number of these animals in the milt of a cod fish, and the number of men, at one time upon the habitable face of the earth, and concludes, that the number of the former exceeds the latter at least ten times.’ Het laatste behoort zonder twijfel tot brief no 28 van 25 April 1679, de 1e van de Nederlandsche uitgaveGa naar voetnoot(49), waarin twee maal melding wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemaakt van de dagteekening van 21 Februari, namelijk in het begin: ‘Na het afgaan van mijn geseyde missive van den 21 February’, en ook in het P.S.: ‘Boven het overgroot getal van dierkens in het mannelijk zaad van menschen en dieren, heb ik in mijn missive van den 21 Februari 1679 geschreven van de menigvuldige dierkens in de hom van een cabbeljaauw, en geseyd, dat yder zand groote hom meerder dan 10000 levende dierkens voortbracht...’. Aldus wordt ons de inhoud van dezen brief van 21 Februari, waarover ik verder niets gevonden heb en die onuitgegeven schijnt, althans gedeeltelijk, bekend gemaakt.
***
De onuitgegeven brief van 21 Februari 1679 maakt als het ware den overgang tusschen de eerste brieven van van Leeuwenhoek en den 28en brief van 25 April 1679 van de Nederlandsche uitgave. De eerste brieven vóór den 28en bevatten, zooals het uit mijn overzicht blijkt, gewichtige ontdekkingen, die in de geschiedenis der wetenschappen in gouden letters geboekt zijn. Alleen herinner ik hier de merkwaardige ontdekkingen der microbenGa naar voetnoot(50) waarop de huidige wetenschap berust en welke, door de geniale tusschenkomst van Louis Pasteur tot een nieuwe wetenschap, de microbiologie of microbenleer, aanleiding heeft gegeven. Daar de mededeelingen van Antoni van Leeuwenhoek oorspronkelijk in het Nederlandsch werden geschrevenGa naar voetnoot(51) wordt eens te meer het bewijs geleverd hoe bloeiend de Nederlandsche cultuur zich ontwikkeld heeft en welken grooten invloed zij uitgeoefend heeft op de intellectueele beschaving. Dit bewijs hoop ik later over van Leeuwenhoek te volledigen, door mijne studie over zijne belangrijke geschriften voort te zetten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht der eerste brieven.
|
|