Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922
(1922)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die Pierts.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de volgende bladzijden behandelen wij een onderwerp, dat in nauwe betrekking staat én met ons vroeger lakenambacht én met de oude plaatsbeschrijving van Hasselt: die Peertse of de roupeerts in de Peertsdemerstraat, waarover wij eenige bijzonderheden mededeelen, meest van topographischen aard; tevens onderzoeken wij de vermoedelijke betrekking tusschen het Peertshuis en den naam van de straat, waarin het gelegen was. Ten slotte wordt de technische beteekenis van het woord peerts vastgesteld. Een inleidend hoofdstuk bewijst het bestaan der lakennijverheid hier ter stede vóór de aankomst der Leuvensche drapiers. Mogen deze schetsen, hoe verscheiden ook van aard, bij den lezer welkom wezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de ontwikkeling onzer lakennijverheid; edoch, waar de voorzichtige geschiedschrijver in het midden laat wat deze nering hier te Hasselt vóór 1383 was - of onbekend, of onbedui- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dendGa naar voetnoot(1) -, zijn er anderen, die het ontstaan dezer nijverheid in onze stad samenbrengen met de aankomst der Leuvensche lakenmakers alhierGa naar voetnoot(2). Daarom schijnt het ons nuttig te bewijzen dat de lakennijverheid vóór 1383 in onze stad beoefend werd, en dat Hasselt in dit opzicht niet achterstond bij de naburige steden, zooals DiestGa naar voetnoot(3), HerckGa naar voetnoot(4), TongerenGa naar voetnoot(5), Maes- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trichtGa naar voetnoot(1), Sint-TruidenGa naar voetnoot(2) en andere plaatsen meerGa naar voetnoot(3), want de lakennijverheid bloeide door heel het land van de 13e eeuw afGa naar voetnoot(4).
Bij gebrek aan oorkonden over de neringen te Hasselt in de 14e eeuwGa naar voetnoot(5), moeten wij de bewijzen voor onze stelling zoeken in de oudste bescheiden, door Van Neuss uitgegevenGa naar voetnoot(6). Vooreerst dient opgezocht te worden of er vóór 1383 geen namen voorkomen van lieden, die zich op het bereiden van het laken toelegden. Inderdaad: reeds in 1309 woonde in de Nieuwstraat Nikolaas de lakenmaker of lakensnijder, zooals de Latijnsche tekst hem bestempeltGa naar voetnoot(7). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een andere, Servatius genaamd, komt in 1315 voor met ongeveer dezelfde benamingGa naar voetnoot(1), en mag dus ook heel waarschijnlijk onder de Hasseltsche lakenmakers gerekend worden. Een derde, wonende in dezelfde straat als Nikolaas, heet Hendrik en wordt enkele jaren later vermeldGa naar voetnoot(2). Een akt van 1326 noemt nog twee geburen, beide droogscheerdersGa naar voetnoot(3), evenals die Bonifacius, welke in 1330 voorkomtGa naar voetnoot(4). Wij vinden dus, in het begin der 14e eeuw, de namen van zes lakenmakersGa naar voetnoot(5), en dit op een vijftigtal akten, welke ongeveer twintig jaren omvatten, namelijk van 1309 tot 1330: een stellig bewijs dat de lakennijverheid te Hasselt bestond in de eerste jaren der 14e eeuw, en er dus niet meer in 1383 moest ingevoerd wordenGa naar voetnoot(6). * * * | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ons verder betoog berust op de toponymie of plaatsnaamkundeGa naar voetnoot(1). De studie der plaats- en geleegsnamen kan uiterst merkwaardige uitslagen opleveren; ook de namen der straten zijn in dit opzicht van het grootste belangGa naar voetnoot(2). Talrijk zijn de straatnamen, die aan ambachten of andere vereenigingen hun ontstaan te danken hadden. Immers de ambachtslieden die hetzelfde bedrijf uitoefenden, waren meestal in dezelfde wijk gehuisvest. Zoo is het soms mogelijk, door 'n ouden straatnaam het bestaan van een ambacht of soortgelijke instelling aan te toonen op een tijdstip, waarvoor geen rechtstreeksche oorkonden bekend zijn. Men zou geneigd zijn aan te nemen, dat dit voor Hasselt het geval niet is, ten minste wat ons onderwerp betreftGa naar voetnoot(3); | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en toch staat een onzer straatnamen in nauwe betrekking tot de lakennijverheid: de Raamstraat. Immers, deze straat verdankt haren naam aan zekere ramen of rekken, waar de lakens gedurende de bewerking op gespannen werdenGa naar voetnoot(1). Deze ramen stonden in een raamhof, en deze ‘raemehoiff’ lag in de Raamstraat, die er haar naam aan ontleendeGa naar voetnoot(2). De stad Hasselt bezat twee zulke ramen, welke zij aan belanghebbenden verhuurde. Zoo lezen wij in een der eerste stadsrekeningen:
Andere ramen behoorden aan partikulieren, die ze insgelijks verhuurden, of aan lakenmakers, die ze voor hun eigen gebruik benuttigdenGa naar voetnoot(4). Dit laatste is ongetwijfeld het geval met de ramen, in een akt van 1354 vermeld, waardoor wij twee nieuwe namen leeren kennen van Hasseltsche lakenmakers uit het midden der 14e eeuw, namelijk Laurens genaamd Nullens en Gerardus PiscatorisGa naar voetnoot(5). Het bestaan dezer ramen in de 14e eeuw blijkt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog uit een akt van 1338Ga naar voetnoot(1). In beide stukken komen ze als onderpand voorGa naar voetnoot(2). De verklaring van den naam Raamstraat voert ons tot het beslult, dat de lakennijverheid te Hasselt bloeide toen de ramen er door de lakenmakers gebruikt werden.
Er is echter te Hasselt nog eene straat, waarvan de naam wel eens met de lakennijverheid in verband gebracht wordt: die Peertsdemer of Peertsdemerstraete, de straat namelijk, waarin de Demer liep en de Peerts stond... niettegenstaande de Fransche vertaling en haar Latijnschen voorganger uit de 14e eeuw, welke Paardsdemer beteekenenGa naar voetnoot(3). Wij zullen later deze twee verklaringen onderzoeken en nagaan welke de voorkeur verdient; vooreerst willen wij de aannemelijkheid bewijzen der hypothesis, die in den Peertsdemer de straat der Peerts en niet der paarden ziet, en daarom moeten wij de ligging van het Peertshuis in alle bijzonderheden vaststellen. Aan dit topographisch onderzoek is het volgende hoofdstuk gewijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk II.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zyden ende Henric Vrancken huys ter ander syden... tot orber ende behoeff Aerts van Eelsracx, Meester Jans soen’Ga naar voetnoot(1).
Uit dezen eersten tekst blijkt dat het Peertshuis op den Peertsdemer, tegenover de Raamstraat, gelegen was, en dat het langs eenen kant paalde aan het huis dat Loeden Toers en daarna Aert van Elsrack toebehoorde; volgens een akt uit 1459 grensde het langs den anderen kant aan een huis dat Hendrik Tors toebehoord had, en in 1463 door Jan Noben bewoond werdGa naar voetnoot(2). De akt van 1459 behandelt de overdracht van eene rente ten voordeele der stad, en is voor ons onderwerp van het hoogste belang, omdat wij er kunnen uit opmaken dat die Bloupirtse - zooals het gebouw aldaar heet - het eigendom van de stad was.
‘Anno LIX (1459) in februari 7 dage heet Art Gielkens gegicht ende gegoet Jan Belen als boumeister ende in name der stat van Hasselt in een pont erfflix ceys wellich hy jaerlix had geldende aan der stat huys geheiten die Bloupirtse, staende in die Pertsdemerstrate tegen de Ramestrate over, reg. Aerts van Eelsracx ende Henric Tors huys was te beider zijden’Ga naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verdere inlichtingen over dit stadseigendom leveren de jaarlijksche rekeningen der Hasseltsche Bouwmeesters. Voor het eerst staat de Peerts vermeld in de rekening van 1490-1491, alwaar, onder de ontvangsten, na de verpachting der stadsramen, de volgende eigenaardige post voorkomt: Vanden peertshuse ........... neitGa naar voetnoot(1). Deze aanteekening wordt tot in het laatste register der 15e eeuw geregeld herhaald, van 1494 af met de verklaring ervan: Vanden peertshuse want vervallen ind ledich steit, so hier . neitGa naar voetnoot(2). In de volgende eeuw verdwijnt deze aanteekening uit de stadsregisters; de Peerts wordt toch nog in drie rekeningen onder de uitgaven vermeld, omdat de herstellingen op stadskosten geschiedden. Zoo vinden wij tusschen 1516 en 1535:
Uit deze aanhalingen zou men geneigd zijn te besluiten, dat de Peerts nog steeds het eigendom der stad was; een tekst van 1504 is dan ook zeer belangrijk, omdat hij het tegendeel bewijst: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘... dat peertshuys ende gelege, nu den scherder ambachte van Hasselt toebehorende, gelegen by die Pertsdemer, reg. Mertten Lantmeters ter eenre ende Oetken Waelpots ter andere zijde’Ga naar voetnoot(1).
Wij kunnen hieruit afleiden dat reeds vóór 1504 de Peerts niet meer aan de stad toebehoorde, alhoewel deze laatste de herstellingen nog bekostigde. Dit moet ons niet verwonderen: de magistraat van Hasselt zag naar alle middelen uit, om de lakennijverheid hier ter stede te bevorderenGa naar voetnoot(2). Waarschijnlijk had hij de Peerts aan de droogscheerders geschonken; (van een verkoop of overdracht is in de schepenboeken geen spoor) en daarbij de noodige herstellingen op zich genomen: eene dubbele edelmoedigheid, gelijk aan die welke hij later aan de Hasseltsche Rederijkers betoondeGa naar voetnoot(3). In alle geval, de herstellingen aan het Peertshuis werden nog op stadskosten gedaan gedurende de 16e eeuwGa naar voetnoot(4) en zelfs in het begin der 17e eeuwGa naar voetnoot(5).
Enkele topographische bijzonderheden moeten wij nog mededeelen, wijl in dit hoofdstuk de plaatsbeschrijving van Hasselt (intra muros) voornamelijk bedoeld wordt. Volgens schepenakten van 1521 en 1522 lag de Peerts tusschen het huis van Tewis Menten en dat van Cornelis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LantmetersGa naar voetnoot(1). In 1548, werd dit laatste bewoond door Gerit DueffkensGa naar voetnoot(2). Het belangrijkste voor ons onderwerp is de akt van 1522, waarvan een uittreksel aldus luidt:
‘Tewis Menten huys ende hoiff op die Pertsdemer gelegen, regenoet die Peerts ter eenre, St Jacops kerke, ter andere, meester Jan Ballen huys ter derder zijden’Ga naar voetnoot(3).
Twee schepenakten van 1504 bewijzen onweerlegbaar, dat het huis van Jan Ballen den rechter hoek uitmaakte tusschen de twee DemerstratenGa naar voetnoot(4), terwijl het andere hoekhuis door Jan vanden Bogaert bewoond werdGa naar voetnoot(5). Het Peertshuis lag dus links in de Peertsdemerstraat, bijna tegenover de RaamstraatGa naar voetnoot(6), en raakte langs achter aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
St-JacobskapelGa naar voetnoot(1). Het was het derde gebouw van de Demerstraat af, het hoekhuis meegerekend. Naar onze bescheiden meening, lag het ongeveer waar nu de gistfabriek Vinckenbosch-Heuken staatGa naar voetnoot(2).
Over de verschillende eigenaars der Peerts moeten we nog het volgende mededeelen: Vóór 1570 hadden de droogscheerders het gebouw verkocht aan Quinten Lenaerts. Dat jaar liet deze het over aan zijn zwager Peter Schelen. De scheerders behielden slechts eene rent van 15 stuivers op hun vroeger eigendom.
‘Ao 1570 opden 28 dach Junii Quinten Lenarts dreecht op alsullich huys ende erff, die Peers genaempt in die Demerstraet geleghen, reg. Nys Bouckhouts ter eenre ende Maria Caris gerven huys ter andere syden ende achter Sinte Jacops capelle, ende heefft Quinten daerop verteghen in allen voeghen ende manieren gelyck hy sullix aen die sceerders met gichten vercreghen heefft voer den selven prijs soe Quinten dat heefft, tselff oeverlatende synen zwaegher Peter Schelen die ter gichten coemen is nae recht, behalven mallix recht. Des geloefft Peter den sceerders jaeriix hun rent te betalen, te weeten vyffthien stuver brabants, geloevende hem Quinten ende den onderpant by Quinten gesatten altijt schaedeloes te halden’Ga naar voetnoot(3).
In de 17e eeuw ging het Peerthuis weer in andere handen over: het behoorde alsdan aan Henrick van Winghe: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Ao 1606 heeft Henrick van Winghe opgedragen zijne gerechtigheyt van eenen huysse, hoff metten aenhanck genaampt dye Piertse, gelegen bij de Demerstraat, reg. Peter Kemps ende Jan Borthets gerven’Ga naar voetnoot(1).
In 1614 vernemen wij eindelijk, dat de lakenpeerts tot hare vroegere en natuurlijke eigenaars teruggekeerd is.
‘... huys ende hoff geleghen in de Kempense straet opden hornick vander Cruysstraeten, reg. Rener Gielkens, Jan van Gulick, eertijts plach St Jacobs capelle te staen, ende die peertse, den lakenmaker ende sceerder ambacht toebehorende, achter’Ga naar voetnoot(2).
In 1663 wordt de Peerts vermeld als reengenoot van het huis, dat op de hierbijgaande schets met de letter D wordt aangeduid:
‘Lysbet ende Nys Bouckets en broeder en zuster Dominicus en Neesken draegen op 33 gl. jaerlyx ende 15 st. als sy treckende syn op huys, hoff enz. op den Peertsdemer, toebehoerende die relicta Ardt Vrerix zaliger, reg. die Canonickerssen van theylich graff ende die Peers ter andere seyden tegen over die Raemstraet, tot behoef relicta Frederici voorscreven’Ga naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk III.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van de bewoners of eigenaars der vijf eerste gebouwen op den Peertsdemer gelegen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij zouden alsdan onder Peertsdemerstraat verstaan de straat, waar langs achter de Demer liep en vooraan het Peertshuis stond. Om deze onderstelling, die vooreerst nog al vreemd aandoet, als mogelijk te laten doorgaan, moeten wij eerst eene onvermijdelijke tegenwerping weerleggen. Menige lezer zal tegen ons inbrengen, dat deze straat nu Paardsdemer of rue du Démer-aux-Chevaux heet, en de beoefenaar of liefhebber onzer plaatselijke geschiedenis zal er bijvoegen dat deze moderne vertaling op een eeuwenouden voorganger berust, door twee teksten uit het midden der 14e eeuw vertegenwoordigdGa naar voetnoot(1). Het gaat niet aan, op grond van deze vertalingen, de door ons geopperde meening a priori te verwerpen. Het ware overbodig om, na CuvelierGa naar voetnoot(2) breedvoerig uiteen te zetten hoe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weinig men steunen mag op de moderne, meest willekeurige schrijfwijzen van plaats- of geleegsnamen, en nog minder op hunne vertalingen, zelfs in offlcieele akten of op de plannen van het kadasterGa naar voetnoot(1). Talrijke voorbeelden hiervan werden door vermelden geschiedschrijver geleverd, en het is niet moeilijk, zijne lijst nog merkelijk aan te vullenGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat de moderne vertalers zich vergissen konden, zal men allicht toegeven, maar tevens soortgelijke vergissingen in de 14e eeuw misschien voor onmogelijk houden. Als antwoord hierop, moge het volgende dienen. Tradutore, traditore; zegt het Italiaansche spreekwoord; niets is zoo gemakkelijk, niets is zoo gewoon als verkeerd vertalen. Dit wisten ook de middeleeuwsche scribenten, en daarom hoedden zij zich meestal de plaatsnamen in hunne Latijnsche akten te vertolkenGa naar voetnoot(1). Wanneer ze echter vertaalden, deden zij het op eene eigenaardige wijze, waarin de analogie eene groote rol speeldeGa naar voetnoot(2). Dat hierdoor de vreemdsoortigste woordvormingen ontstonden, zal wel niemand ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wonderenGa naar voetnoot(1) en kan door talrijke voorbeelden bewezen wordenGa naar voetnoot(2). Hieruit blijkt genoegzaam, dat de vergissingen in zake vertaling van plaatsnamen vrij algemeen warenGa naar voetnoot(3); derhalve | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zal wel niemand de mogelijkheid eener dwaling betwisten in het bijzonder geval dat ons hier bezighoudt. Doch is het werkelijk zoo? m.a.w. is de Peertsdemerstraat de straat van Demer en Peertshuis, en niet de Tymera equorum of rue du Démer-aux-Chevaux, d.i. de straat, alwaar een drink- en badplaats voor paarden en voor vee in den Demer bestond? Hoe verlokkelijk het ook zij, eene splinternieuwe theorie de wereld in te zenden, hebben wij ons toch niet laten verleiden door den uitslag van een eenzijdig, topographisch onderzoek, maar integendeel onze opzoekingen hervat, alvorens in dit toponymisch vraagstuk uitspraak te doen, en deze leidden ons tot de verrassende gevolgtrekking, dat de nieuwe hypothese moest prijsgegeven en de gewone verklaring van den straatnaam voor goed aanvaard worden.
Dit wordt onherroepelijk door het volgende vastgesteld:
‘Item gecocht aan Ghyze Kempeneirs seven holterkens tot die pertsdrencken op die Pertsdemer, daerover betaelt tsamen. 12 Rg. 5 st. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Item noch betaelt aen Jan Vestens, timmerman, van dat hy de drinck op die Pertsdemer gemaect heeft...’Ga naar voetnoot(1).
Alles saamgevat, moeten wij aannemen dat de bestaande benamingen juist waren, en dat er dus naar geen nieuwe verklaring van den straatnaam dient gezocht te worden. De aloude Peertsdemerstraet is wel de Tymera equorum, de Paardsdemerstraat of rue du Démer-aux-chevaux, zooals het in de Fransche vertaling luidde. Dat juist in deze Peertsdemerstraat een Peerts of Peertshuis gestaan heeft, is louter toeval, waaruit echter, bij onvolledig onderzoek, een verkeerde uitlegging van den straatnaam had kunnen ontstaanGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk IV.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RaymaeckersGa naar voetnoot(1), alhoewel deze laatste de juiste beteekenis der instelling begrepen hadGa naar voetnoot(2). Deze vertaling van Peerts door fr. presse is echter valsch: er bestaat hoegenaamd geen overeenkomst, noch woordelijke, noch zakelijke, tusschen Peerts, onder welken vorm ookGa naar voetnoot(3), en het woordje pers of zijn Franschen voorganger, zooals verder bewezen wordt. Dat het vroeg verouderde en minder bekend technisch woord in het volksbewustzijn dooreengeloopen is met ‘perse’ mag met Verdam veilig aangenomen wordenGa naar voetnoot(4), doch doet niets ter zake en behoeft bij ons taalkundig onderzoek niet in aanmerking te komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van meet af wilden wij tegen deze verkeerde opvatting waarschuwen en, om alles te vermijden wat er eenigszins aanleiding toe geven kon, hebben wij in de voorgaande bladzijden overal den ouderen vorm Peerts gebezigd, en de verklaring er van tot nu voorbehouden, om ze afzonderlijk en met eenige breedvoerigheid te behandelen. Vooreerst durven wij uitdrukkelijk bevestigen dat het woord Peerts niet ontstaan is uit het Fr. presse, maar wel uit het Fr. perche, in de 14e eeuw door de Vlaamsche lakenmakers aan de Fransche terminologie ontleendGa naar voetnoot(1), en in hun technischen woordenschat, met eene bijzondere beteekenis, overgenomenGa naar voetnoot(2). In het algemeen beteekent het afgeleide woord, gelijk zijn stamwoord: ‘staak, roede, ook paal’, zooals bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VerdamGa naar voetnoot(1) en in de oude glossariaGa naar voetnoot(2) aangeteekend staat. Volgens eenige schrijvers zou het woord ook in de vaktaal der lakenbewerkers met deze algemeene beteekenis voorkomen. Zoo schreef o.a. Maas:
‘Het woord persse (perssche, Fransch: perche) moet hier verstaan worden in den zin van roede (barre). Het was dus een soort van stang of balie, waar men de lakens op uithing of uitstelde’Ga naar voetnoot(3).
Deze noot van Maas wordt hier hoofdzakelijk aangehaald, omdat de schrijver er alle verwantschap tusschen Peerts en pers verwerpt; minder belangrijk echter voor ons onderzoek is de uitlegging, welke hij van het woord geeft. Hij kent alleen de algemeene beteekenis van stang of rek, waarop de lakens uitgestald werden; tot welk doel - bewerking of enkel toezicht - wist hij niet; daarom bleef de bijzondere beteekenis hem onbekend, waarin het woord in de vaktaal gebezigd werd, alhoewel de door hem aangehaalde teksten hem op het spoor er van moesten brengenGa naar voetnoot(4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Peerts of perche beteekent nooit pers (fr. presse), en duidt niet alleen stangen of roeden, ramen of rekken aan, waarop de lakens onderzocht en niet bewerkt werden: de Peerts of het Peerthuis is ook in het bijzonder ‘de rechtbank van den lakenhandel, een college of eene kamer van koophandel, die toezicht hield op de bewerking der lakens en andere wollen stoffen’Ga naar voetnoot(1). Volgens deze definitie, aan Verdam ontleend, is de Peerts of het Peertshuis een lokaal, waarin de lakens, op een stadium hunner bereiding, gemonsterd werden: er geschiedde daar geen verdere bewerking van het laken, maar een onderzoek, gelijk dit zoo dikwijls gedaan werd, alvorens de voltooide lakens in den handel mochten komenGa naar voetnoot(2). Deze beteekenis blijkt uit de talrijke teksten, aan de keuren der lakennijverheid ontleend; edoch, alvorens deze op te sommen, willen wij eerst de artikelen ontleden, in de voornaamste Glossaria aan het woord gewijd.
In zijn steeds merkwaardig doch, spijtig genoeg, onvoltooid Glossarium, schreef Stallaert de volgende bepalingen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Pertsen, peertsen, piertsen: het laken onderzoeken in de perche of pertse, en perchenaer, pertsenaer, ook pertser: een lid van de perche of kamer voor de lakenbereiding en den lakenhandel’Ga naar voetnoot(1).
Voor Stallaert beteekent het ww. peertsen dus het laken onderzoeken in de peerts; pertsenaer is de man die het onderzoek instelt en leidt; pertse of peerts de kamer, waar dit onderzoek gedaan wordt. Edoch, zonderling genoeg, spreekt Stallaert ten slotte van de peerts als van een kamer voor lakenbereiding en lakenhandel, hetgeen niet klopt met het voorgaande: van bereiding was er geen spraak bij het pertsen, wel van een onderzoek; en de lakenbereiding in eene kamer - welk gedeelte der ingewikkelde behandeling van het laken wordt niet nader bepaald - lijkt me al even onaannemelijk als de lakenhandel die, zooals algemeen gekend, op geen Peerts, maar op de Lakenhal gedreven werd. Stallaert was een specialiteit op het gebied der oude woordkunde, voornamelijk der verouderde rechtstermen; men mag aannemen, dat hij aan dit technisch woord niet zijne geheele aandacht geschonken heeft. Ons dunkt, dat er iets hapert in den logischen samenhang zijner bepalingen. Wij behoeven dit niet grondiger te onderzoeken; wij onthouden hier slechts dat, volgens Stallaert, pertsen niets anders beteekent dan: het laken onderzoeken in de perche of peertseGa naar voetnoot(2), en meenen hieruit reeds van nu af te mogen afleiden dat de peerts het lokaal was, waarin dit onderzoek geschiedde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over het hier besproken woord schreef de heer Edw. Gailliard een lang en ingewikkeld artikelGa naar voetnoot(1), dat met eene verkeerde vertaling begintGa naar voetnoot(2), en verder niet door klaarheid uitmunt, om de eenvoudige reden, dat de zaak hem niet zeer duidelijk voorkwam, zooals hij zelf erkentGa naar voetnoot(3). Zoo schrijft Gailliard, wiens artikel we vooreerst in het kort zullen samenvatten, alvorens het in zijn onderdeelen te ontleden.
‘Persse, paerdse. Terme de draperie. Semble indiquer une sorte de mat ou traverse en bois, destinée au contrôle de la fabrication du drap’Ga naar voetnoot(4).
Daarna verzamelt hij eenige gegevens om de technische beteekenis van het woord vast te stellen, doch slaagt er niet in. Volgens de Damhouder, door twee teksten vertegenwoordigd, is het woord als synoniem van raam of rek op te vatten; doch deze meening wordt dan voorloopig door Gailliard verworpenGa naar voetnoot(5). Hij meent dat het overbrengen der lakens naar de persse of paerdse niet het drogen, maar eerder het bezichtigen er van ten doel hadGa naar voetnoot(6). Daarna keert hij tot zijn uitgangspunt terug | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en ziet in enkele teksten een nieuw bewijs voor de meening van de DamhouderGa naar voetnoot(1). Hij eindigt zijn artikel zonder uitspraak te doenGa naar voetnoot(2). Voor hem staat dit alleen vast: de peerts is geen pers, en op de peerts is er geen spraak van het persen, d.i. de laatste behandeling, welke het laken ondergingGa naar voetnoot(3). Even zeker is het voor ons dat de Peerts het lokaal was, waarin het laken gekeurd werd, alvorens eene verdere bewerking te ondergaan. Uit het artikel van Gailliard willen wij eerst alle bewijzen voor onze stelling aanhalen; daarna de teksten bespreken, die er mee in strijd schijnen te zijn. Vooreerst wijzen wij op de talrijke teksten, door Gailliard verzameld, welke slechts van een toezicht op het laken in de Peerts, zonder bewerking, gewag makenGa naar voetnoot(4). Hierbij komt nog dat de keurders van het laken, pertsenaers, pertseners of persenaers geheeten wordenGa naar voetnoot(5), en dat persse of paerdse ook het merk of lood aanduidt, waarmee het op de Peerts onderzochte laken geteekend werdGa naar voetnoot(6). Vandaar ook de veelbetee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kenende uitdrukking ‘dekenij van de Piertse’ en de gelijkheid ‘peertsen = zeghelen’ voldoende om, bij gebrek aan oorkonden, de beteekenis van de hier behandelde woordgroep vast te stellen. In het voorgaande is er steeds spraak van een onderzoek, buiten alle bewerking van het laken. Doch bij Gailliard komen ook teksten voor, waarin volgens hem geen spoor van een onderzoek te vinden is, daar het woord Peerts er enkel synoniem van ‘raam of rek’ zou wezen. Het is G. echter ontgaan dat, van de drie door hem aangehaalde teksten, er twee zijn, die werkelijk van een toezicht op het laken gewag maken, en dan niet als bewijs van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
synonymie tusschen peerts en raam, zonder meer, mochten aangevoerd wordenGa naar voetnoot(1). Er blijft dus maar één tekst over, welke eene bewerking vermeldt, geen onderzoek, wat nog geen bewijs is, dat dit laatste niet geschiedde. Indien volgens de Damhouder de lakens aan den kleynen raem oft lege persse gedroogd werden, alvorens naar de volderij te gaanGa naar voetnoot(2), weten wij stellig dat zij eerst aan de ramen nagezien moesten worden door de keurders of warandersGa naar voetnoot(3), alvorens men ze er afdoen mocht om naar de volderij te zendenGa naar voetnoot(4). Ten andere, Joost de Damhouder was een rechtsgeleerde, geen vakman; de laatste bijzonderheid is hem wellicht onbekend gebleven. Een tekst aan hem ontleend verliest dan ook veel aan bewijskracht, des te meer daar hij alleen staat, want in een anderen tekst van denzelfden schrijver over de hooge Persse, is uitdrukkelijk spraak van een onderzoek. Het onderscheid dat de Damhouder maakt tusschen lege persse (vóór het vollen) en hooge persse er na, heeft Gailliard | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit het oog verloren, en daarom vindt hij later weer ‘des données contradictoires, qui nous ramènent á la synonymie établie par Damhouder et indiquent le travail de la persse comme se faisant postérieurement au foulage’Ga naar voetnoot(1). Niettegenstaande deze bescheiden opmerkingen, blijft het opstel van Gailliard eene zakelijke bijdrage tot de geschiedenis van het woord Peerts, en de grondslag voor alle verder onderzoek naar de juiste beteekenis er van, zooals blijkt uit eene verhandeling van G. Willemsen over de Mechelsche lakennijverheidGa naar voetnoot(2), en uit het artikel van Verwijs en Verdam, op het zijne gebaseerd. Wij erkennen dan ook gaarne de groote verdiensten van den zeer bekwamen en meestal gelukkigen taalvorscherGa naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat uit het voorgaande reeds genoegzaam gebleken is, namelijk dat er geen gemeenschap bestaat tusschen de Peerts en eene pers, wordt uitdrukkelijk vastgesteld in het Middelnederlandsch Woordenboek, waarin aan de twee verschillende begrippen twee afzonderlijke artikels gewijd worden. Het door ons bestudeerde woord wordt er onder het opschrift perche behandeld. Na de verschillende bijvormen opgesomd te hebben, met de oorspronkelijke beteekenis van ‘staak, stang, roede’, heet het verder:
‘Waarschijnlijk is het dit woord, dat uit de beteekenis roede (“lengtemaat’ en ‘zinnebeeld van het gezag”) ontwikkeld heeft de in sommige vlaamsche steden gebruikelijke opvatting rechtbank van den lakenhandel (ook in den vorm piertse), een college of eene kamer van koophandel, die toezicht hield op de bewerking der lakens en andere wollen stoffen’Ga naar voetnoot(1).
Wij laten voor rekening van den schrijver de vergezochte etymologische verklaring, voorzichtigheidshalve als ‘waarschijnlijk’ bestempeld; van belang voor onze stelling is het feit, dat alweer in deze bepaling van perche of peerts enkel spraak is van een toezicht op de bewerking van het laken, en hoegenaamd niet van die bewerking zelve. Het vervolg van het artikel is eene herhaling van dat van Gailliard; wij kunnen ons dus vergenoegen met naar onze ontleding van dit laatste te verwijzenGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij vestigen echter de aandacht van den lezer op den veelbeteekenenden tekst, welke in het Middelnederlandsch Woordenboek onder perchenaer te vinden is:
‘Ao 1450: dat de pertsenes van nu voortan gheen lakenen pertsen zullen anders dan ter pertsen... die eenich (laken) ut(er) stede voerde zonder ghelost (lees gheloot) en gheprent te sine van de pertsenaers’.
Verder op in het Woordenboek wordt, onder perse, de gewone pers besproken. Hier komt een passus voor, waarbij wij even stilstaan, omdat hij de mogelijkheid eener verwarring tusschen de volgens ons scherp gescheiden begrippen in de hand speelt. Men leest aldaar:
‘Ook voor laken en andere stoffen is perse bekent geweest; zoo zal misschien op te vatten zijn Gild. van Utrecht II 219,62:’ ‘Van elch half laken op die paerts zal die drapeniere geven enen halven stuver’.’
Prof. Verdam is zelf niet tevreden met deze uitlegging, om wille van de t, die hij ‘in den vorm eenigszins vreemd’ vindt. Daarom voegt hij er bij: ‘beter wordt het woord verklaard als een bijvorm van perche’Ga naar voetnoot(1). Dit is ook onze meening, des te meer daar er nog andere dan taalkundige bezwaren tegen de eerste verklaring te vinden zijn. Prof. Verdam heeft alleen gelet op den vorm van het woord, en niet genoegzaam acht gegeven op den zin, waarin het voorkomt, en deze bewijst nochtans onbetwistbaar dat het hier gaat om een onderzoek op de Peerts, niet om eene bewerking in de pers. Vooreerst vestigen wij de aandacht van den lezer op het voorzetsel, dat onmogelijk het begrip pers toelaat: men zou dan zeggen in of onder de pers, maar voorzeker nooit op bezigen: op die Paerts kan geen pers, maar wel het peertshuis bedoelen. Dat het echter een onderzoek geldt en geen bewerking, blijkt ten andere uit de betaalde som: ‘enen halven stuver’. Inderdaad: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wij durven gerust beweren, dat nooit iemand voor eenen enkelen stuiver een gansch stuk laken, op welke manier ook, bewerkt heeft. Dit was ten andere de gewone prijs die aan de waardeerders van het laken, voor hun moeite bij het onderzoek, per stuk betaald werd. Voor hen die stellige bewijzen verkiezen, zijn er teksten in overvloedGa naar voetnoot(1). In het Middelnederlandsch Woordenboek dient de Utrechtsche tekst van het artikel Perse naar het artikel Perche verplaatst te wordenGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze verhandeling was sedert jaren voltooid en reeds persklaar gemaakt, toen er onlangs een nieuw technisch Glossarium verscheen, door G. Willemsen, aan het slot van zijne studie over de oude lakennijverheid te Brugge, Gent en MechelenGa naar voetnoot(1). Zijne verklaring van het woord stemt letterlijk met de onze overeen: Peerts, uit het Fr. perche, beteekent de stang of roede, waaraan het laken onderzocht werd en daarom ook, door metonymische uitbreiding van beteekenis, het lokaal waarin dit onderzoek door de pertsenaers of pertsheeren gedaan werdGa naar voetnoot(2). Dat deze beteekenis algemeen is, zal genoegzaam blijken uit het hieronder verzamelde bewijsmateriaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fransche tekstenGa naar voetnoot(3).Dowaai.
|
Veschi l'eswart de le pierche. | Over het onderzoek ter peerts. |
1. Li eswardeur de le pierce ont fianceit qu'il eswarderont les dras et les couvertures bien et loyalment. | 1. De waardeerders der peerts hebben beloofd dat zij alle lakens en dekens wel en eerlijk onderzoeken zullen. |
4. Et si doivent venir à l'eswart de bel eure qu'il puissent bien eswarder les dras, devant le cloke de le viespree. | 4. En zij moeten vroeg genoeg met hun onderzoek beginnen, om alle lakens vóór de avondklok na te kunnen zien. |
Bans de le pierche. | Schepenban over de peerts. |
On fait le ban que kiconques ara drap ki soit en forfait de l'eswart de le pierce... con doit tantost ce drap aporter en le hale par devant eschevins. Et li eschevins le doivent faire colper en trois piecesGa naar voetnoot(1). | 1. Het is bevolen dat, indien eenig laken bij het onderzoek op de peerts slecht bevonden wordt... dit laken terstond op de hal voor schepenen te brengen. En de schepenen zullen het in drie stukken doen snijden. |
Komen.
1359.
...Et se il fust que eschevin et li drappier de la ville de Commines voulsissent avoir les draps eswardés à un perce quant il seront tissus, ce soit à leur volontéGa naar voetnoot(2). | En indien de schepenen en lakenmakers van de stad komen wenschten dat de lakens op een peerts onderzocht wierden na geweven te zijn, dat dit volgens hun wil geschiedeGa naar voetnoot(2). |
Atrecht.
1377.
...Item, que tout drap qui serront porté à la maison de le Vingtaine pour veir a perce par ledit office de la Dousaine, soient délivré as tisserans des le vesprée qu'il les y aront portés, ou cas que il serroient sanz meffaitGa naar voetnoot(3). | ...Item, dat alle lakens die naar het lokaal der Twintig gebracht worden, om door de voors. Twaalfmannen gepeertst of onderzocht te worden, aan de wevers moeten teruggeleverd worden 's avonds van den dag waarop zij ze gebracht hebben, indien ze zouden fout geweven zijnGa naar voetnoot(3). |
Vlaamsche tekstenGa naar voetnoot(1).
Oudenaerde.
1338.
Voert, so wat manne die laken heeft dat waerpstrijpt es, dat hi dat mach vervarwen... talsulken termine als hem de warderers setten zelen. Ende dat laken moet hi weder bringen vor de warderers ter perchenGa naar voetnoot(2).
Kortrijk.
1401.
Item, negheen blaeuvaerwere noch rootvaerwere... zal moghen coopen oft doen coopen jeghens de drapiers eenige lakenen, zij ne wesen eerst ghejugiert van den zeghelaers vander grooter percheGa naar voetnoot(3).
Diest.
1414.
Dits verdraghen van scepenen, rade en dekenen... dat die dekenen sullen moghen peertsen (zeghelen) 8 daghen lanc, allen tijd metter clocken voer die vier vriemerckten, dats te weten te Antwerpen, te Berghen, alsoc te Brugghe merct en alsoc te Colene, en in twee Vranckenvoertsche messenGa naar voetnoot(4).
Mechelen.
1544.
Item, dat egheenre lakenmakere geoorlooft wesen en sal... om opte peertse den zegel der croonen te halene.
... ten eynde dat die van der peertsen merckelyck mogen weten dat in datselve laken gebreck is, ende daeromme tselve niet lichtelyck en laten passeren maer wel oversien, ende de gebreken visiteeren...Ga naar voetnoot(5).
Brugge.
1544.
Item, indien de voorseide deken ende eedt vande voors. draperie bevinden dezelve raeuwe lakens wel ghecruust ende gheweven tzyne, zullen die gheven tloot van den perdse daertoe gestelt...
Item, naer dat dezelve lakens alzo ghevisiteert ende ter perche ghepasseert zullen zijn...Ga naar voetnoot(1).
Gent.
1546.
Item, men zal deze lakenen wel versien ende daernaer wel plaineren al eer zy comen ter peertsen... Ende aldus gebrocht upde halle ter peertsen, daer zullen de waerderers jugeren de fynhede van der wullen, de zuverhede van den smaute, de wel ghemaecthede van den rechten ende van den haverechten, ende tghewichte ten minsten van acht steenen ende eenen halven...Ga naar voetnoot(2).
Roeselaere.
1564.
Es gheseyt en ghestatueert dat de lakenen ghecamt ende welgheweven ende inde rauwe persse ghepasseert ende te rechte gheloyt zijnde, de vullere wert ghehouden die te vullene ende te werckene met behoorelike stoffe ende substancie,... comende ten uutersten loode ter persse...
Dat de voornoemde curiers ter raeuwer pertsse alle daeghen huurlieden zullen gereet vinden, boven up de halle, van sachternoens ten tween en half totten drien... Es gheseyt ende gheordonneert dat men ter hoogher perse stellen ende creeren zal zeven mannen...Ga naar voetnoot(3)
Men voege deze teksten bij die, door Gailliard verzameld, men houde rekening met onze verklaring van duistere of als dusdanig voorgestelde plaatsen, en men zal met ons instemmen als wij besluiten dat op de peerts - onder welke schrijfwijze
het woord ook verschijne - door de waerderers het laken enkel nagezien, niet bewerkt werd, en het woord peerts dus het lokaal aanduidt, waarin dit onderzoek geschiedde, en dus ook vertaald moet worden, tegen Gailliard en anderen in, non pas comme la presse, mais comme le local où s'exerçait un contrôle sur les drapsGa naar voetnoot(1).
In het licht dezer gevolgtrekking willen wij ten slotte de Limburgsche Peerts-teksten aanhalen, en de vertaling er van naar ons stelsel verbeteren.
Limburgsche teksten.
Sint-Truiden.
1485.
tekst. | vertaling. | verbetering. |
---|---|---|
Item, dat oft soe gheviele dat die laickenmaickers teynden als zij eens ter peersen comen weren, ende wederomme ghewesen worden te meesteren. | Si les draps présentés à la presse sont renvoyés au foulage,... | Si les draps (foulés) présentés au contrôle à la Perche sont renvoyés au foulage, (parce que mal foulés)... |
1560.
Noch zijn die selve eens ende hebben verdraghen dat die ghezwoeren pierschers allen rauwe lakenen meeten sullen op die piersche. | Les préposés de la presse devront mesurer tous les draps à l'état brut et tels qu'ils viennent du métier. | Les contrôleurs ou esgardeurs devront mesurer tous les draps bruts au local du contrôle, appelé la perche. |
Noch... dat soe wanneer eenich laken rauwe van den getouwe, ongepierts in die wasserye weere oft worde gedragen,... | Tout drap brut venant du métier, qu'on trouvera ou qui sera envoyé au lavage sans avoir été mesuré par les préposés de la presse... | ...sans avoir été examiné par les préposés de la perche ou du contrôle... |
Item, dat die vier gezwoeren piertschers schuldich sullen syn die voirgenoemde lakenen te piertschen ende te meeten, alle dagen eens, te weten ten twee uren... | Les quatre préposésjurés de la presse mesureront les draps en question, tous les jours, à deux heures... | Les quatre contrôleursjurés examineront et mesureront les draps en question, etc. |
...wanneer die blauwe laickene ter piertschen comen. | ...quand ils seront présentés à la presse. | ...quand ils seront présentés au contrôle, à la perche. |
1564.
Ende om sulcks seickerlicken te geschieden ind niet versteycken te werden, sal een yegelick, sulligher sortteringhen ind meicksel laicken maekende, gehalden syn die te bringen op der hallen, voer die geswoeren piertschers oft waerdeerders van der drapperyen,...
1623.
XVII. Ordinantien der gesworen peertsers oft keurmeesters. | XVII. Ordonnances pour les rewardeurs ou contrôleurs jurés. | |
In den eersten, sullen allen die voirs. laeken ter peertsen comen... | Premièrement, tous les draps prémentionnés viendront à la presse... | viendront au contrôle à la perche. |
Ten tweeden, sullen alle rauwe laeckenen ghevisiteert worden op die peertse, oft... | Deuxièmement, tous les draps bruts seront visités et contrôlés sur la presse... | seront visités et contrôlés à la perche. |
Ten vierden, als die laecken sullen ghewassen zyn, soo sal den wesser gehouden zyn het voirs. laecken ter peertsen te brengen...Ga naar voetnoot(1). | Quatrièmement, quand les draps seront lavés, le laveur sera tenu de présenter les dits draps à la presse...Ga naar voetnoot(1). | à la perche ou local du contrôle. |
Hasselt.
1433.
33. Item, soe sal men mogen maken allen laken die goet genoich syn van wollen, swert oft roet; die loken laken sal men gruyn oft blouwe moegen maken, ende die sullen vyff- | 33. Item, on pourra rendre noirs ou rouges tous les draps dont la laine est suffisamment bonne; les draps dits loken, on pourra les faire verts ou bleus, et ils auront une |
tichtwest hoeghestaen opt getouwe, ende die sal men witter peertsen brenghen, ende waerderen oft sy daertoe wael gemaict syn van meeckseleGa naar voetnoot(1). | largeur de 50 filés, sur le métier; on les apportera blancs à la presse et on examinera s'ils sont suffisamment bien faits pour cela, en ce qui regarde la fabricationGa naar voetnoot(1). | on les apportera blancs au contrôle, et on examinera s'ils sont suffisamment bien faits pour cela (c. à d. pour être munis de la marque du contrôle). |
37. Item soe ist geordineert dat men van nu voert drye dagen in die weke... deze vuerscreven bellardeGa naar voetnoot(2) trecken ende peertsen suelen; ende dat die dekenen... eghenen vanden vuers. lakenen anders doen en sullen dan den eenen alsoc den anderen, sonder partye daer in te hebben... | 37. Item, il est ordonné que dorénavant, trois jours par semaine... les rewardsGa naar voetnoot(2) tireront et presseront les drapsGa naar voetnoot(3); les doyens... n'agîront pas, en ce qui concerne les draps précités, autrement avec l'autre, mais le feront sans partialité... | les draps dits bellaertGa naar voetnoot(2) seront visités et marqués; |
Ende voert meer soe sal men die peertse leggen opder hallen ende daer salmen die vuers, laken trecken ende daer sullen die allen bij sijn...; ende die laken sullen verbonden sijn met eenen gelijcken teken, te weeten dat teken met eenen knope; ende als men die lakene getreckt heet, soe salmen den ziegel sluten, datter niemant toe gaen en mach, sy en sullen allen daer by sijn als men trecken sal, gelyck als vuers. is. | De plus, on mettra la presse à la halle, et là on tirera les draps précités, et les doyens seront présents... et ces draps seront liés avec un signe pareil, savoir le signe avec un noeud; et lorsqu'on aura tiré les draps, on enfermera le sceau, afin que personne n'y ait accès, à moins que tous ne soient présents lorsqu'on tire, comme il est prescrit. | De plus, on établira ce contrôle à la halle, et là on visitera...
...; et lorsqu'on aura visité les draps. lorsqu'on examine les draps. |
1448.
Ordinancien totter waerderingen vanden stale.
... Scoutit, Burgemeester, gesworene ende raet der stat van Hasselt verdragen syn ende gewilcort hebben dese ordinancie onderbescreven voertaen tewigen dagen te helden, om die staele vanden geweeden lakenen die swert syn sullen ter piertsen comende, eerbaerlick gevyssentGa naar voetnoot(1) te werden, gelyck in anderen guden steden.
(De vier waerderers zijn verplicht)... ende gene lakenen te piersen nocht visiteren, sy en syn int water affgesteken ende uutgespuelt geweest.
... so sullen sy te twee tyden sdaechs ter piertsen comen, te weten van halff merte totGa naar voetnoot(2) sente Remeismesse, omtrent acht uren smorgens, ende van sinte Remeismesse tot halffmerte te negen uren smorgens oft daer omtrent, ende altijt zy winter, zy zomer, omtrent twee uren nader nonen, ende dan die lakenen die dan getafelt bracht sullen syn... te trecken ende te visiterenGa naar voetnoot(3).
Einde 15e eeuw.
‘Item alle blouwe laken die ter peertsen comen ende uutgeslaghen werden ende weder comen ongebeitert sullen verbueren van ellichen laken zesse stuvers.
Item een blouwe laken dat drij werff uutgeslaghen wurdt... des sullen die peertsers alst ierst werff uutgeslaghen wurdt, slaen een loet ongeprent...
Item alle laken sullen wael ende vast geweven werden ende neirgens anders gepeirst noch gewarrandeirt... ende oft yemants syns selffs laken metten peerts zieghel zieghelden anders dan die peertsers sullen verbueren dry hornsgulden.
Item die waerdeirders vander wasse peertsen sullen die genopte laken gelyck den gewassen laken waerderen’Ga naar voetnoot(4).
1540.
‘Item ellick sall syn mercke stellen geweven oft geneygt int laken eert ter rouwer peertsen comen sall.
‘Item oft yemant syn lakenen rouwede oft dede rouwen, gevolt synde, eere dat ter peertsen geweest hedde om te visiteren syn breygdie, sall verbueren...Ga naar voetnoot(1).
1587.
Es noch ten selve mael verdraghen met den vier ambachten dat men dye halff verve dye men noempt halve stael sal ter peertsen brenghen ende aldaer ghevisiteert werden, ende alsdan ghesiegelt worden, met honnen behoirlicken sieghel ende dat in alder vueghen ende manieren ghelyck alst ao LXXVII verdraghen est geweest.’Ga naar voetnoot(2).
Om het al te besluiten, zeggen wij dit:
Het Fransche woord perche, ‘stang of roede, ook paal’ werd met deze algemeene beteekenis in het Middelnederlandsch overgenomen.
In de vaktaal van de lakennijverheid werd echter, sedert de 14e eeuw, aan het grondwoord en zijne afleidingen eene bijzondere beteekenis toegekend, uit de oorspronkelijke algemeene beteekenis ontstaan.
Peertsen beteekent aldaar het op perchen of staken uitgestalde laken onderzoeken en goed- of afkeuren; dit onderzoek werd ingesteld door de peertsers, onder hunne verschillende benamingen, zooals pertsenaers en perchenaers of, in samenstelling, roupeertsers, blau peertsers, wasse peertsers, enz.Ga naar voetnoot(3). Door het grondwoord perche of peertse, dat oorspron-
kelijk den staak beteekende, waaraan men het laken onderzocht, werd daarna dit onderzoek zelf aangeduid, en voor zoover het in een bepaald gebouw geschiedde, was Peerts of peertshuis het lokaal voor dit onderzoek bestemd, terwijl peerts of peertsloot ook het merk of loodje aanduidde, dat aan de ‘gewarrandeerde’ lakens gehecht werd. De algemeene beteekenis van peerts is echter: onderzoek; vandaar eene uitdrukking als ter peertse komen op de halle, die wij in een Hasseltsch reglement aantroffen.
Onherroepelijk staat vast, dat de geheele woordgroep het begrip onderzoek (- en, -er) uitdrukt, en alle bewerking of bereiding van het laken uitsluit. Daarom mag het woord nooit door presse, maar wel door contrôle (local of marque du contrôle) vertaald wordenGa naar voetnoot(1).
- voetnoot(1)
-
Van Neuss, H., Notice sur l'ancienne industrie drapière à Hasselt, in Bulletin des Mélophiles IX (1872) blz. 63. - Deze verdienstelijke geschiedschrijver bezorgde ook, voor den Recueil des Ordonnances de la principauté de Liège, tekst en vertaling van het belangrijk reglement, door bisschop Jan van Heinsberg in 1433 aan de Hasseltsche lakenmakers geschonken (zie Hoofdst. IV).
Hansay, A., Une crise industrielle dans la draperie hasseltoise au 16e siècle, in de Revue de l'Instruction publique en Belgique XLVIII (1905) blz. 261.
Id., Note sur l'art. 32 du règlement constitutif de la draperie hasseltoise en 1433, in Bull. des Mélophiles XXXIX (1905) blz. 261.
Id., Les comptes du métier des drapiers de Hasselt au XVIe s. Ibidem, blz. 71.
Geraets, E., Les registres d'un drapier hasseltois du XVIIe s. et ceux de sa soeur, in hetzelfde tijdschrift XXXIII (1897) blz. 9.
Gessler, J., La première Halle aux draps de Hasselt, uit het Bull. de la Soc. Scient. et Litt. du Limbourg XXXVI. Tongeren, 1922.
- voetnoot(1)
- Van Neuss. H., Notice, blz. 64.
- voetnoot(2)
- Mantelius, Hasseletum, blz. 129; M(oors), Notice historique... in Bull. de la Soc. scient. et litt. du Limbourg V (1861) blz. 185; de Corswarem en Jaminé, Monographie de l'église Saint-Quentin, bl. 16, Hasselt, 1870, enz. - Zie daarentegen Anten, J., Quelques pages... sur la chapelle de St Servais, in Ancien Pays de Looz XII (1908) blz. 67.
- voetnoot(3)
- Dat deze uitwijkingen niet zeldzaam waren, moge uit de volgende uittreksels blijken:
‘Les discussions politiques qui affligèrent les Flandres, amenèrent, surtout au XIIe et XIIIe siècles, de fréquentes émigrations de tisserands gantois qui, allant s'établir dans d'autres localités, y introduisirent leur industrie’. Bormans, S., Le bon métier des drapiers de Liège, in de Bull, de la soc. liég. de littér. wallonne IX (1866) blz. 83.
‘En 1328, dans les conditions imposées aux Yprois, après la bataille de Cassel, par Philippe de Valois, roi de France, on lit: Cinq cents tisserands et cinq cents foulons doivent quitter immédiatement la ville d'Ypres et le comté de Flandre, sans y rentrer avant la troisième année’... Vandepeereboom, E., Recherches sur la draperie et la gilde ou corporation des drapiers d'Ypres in de Annales de la Soc. histor. de la ville d'Ypres VII (1876) blz. 41. Eene zeer lezenswaardige studie van G. Willemsen, La grève des foulons et des tisserands en 1524-1525 et le règlement général de la draperie malinoise verscheen in Bull. du Cercle Archéologique de Malines XX (1910) blzz. 115-190.
Interessant is ook wat er over strikes en uutganck te lezen staat bij S. Muller, Schetsen uit de Middeleeuwen, blzz. 76-77. Amsterdam, 1900.
Meerdere bibliographische aanteekeningen bij H. Pirenne, Histoire de Belgique I, blz. 274 n. 1.
Voor onze streken, diene het volgende:
Le 17 juin 1248, les échevins et la commune de Bruxelles promettent à l'écoutète, aux échevins et à tous les bourgeois de la ville de Diest de ne pas donner asile aux hommes de métier, foulons ou tisserands ou autres, qui se seront rebellés..., et de les chasser et punir publiquement.
17 juillet 1249: promesse de ne pas recevoir d'homme de métier mécontent, faite à la ville d'Anvers par les écoutète, échevins et bourgeois de la ville de Diest’. Uit Stallaert, Ch., Inventaire analytique des chartes concernant les seigneurs et la ville de Diest blzz. 14 et 15. (Extrait du t. III, no 3, 4me série des Bull. de la commission roy. d'histoire.)
‘Le 28 février 1326, le magistrat des juridictions de St-Pierre et de St-Paul, à Maestricht, promet au magistrat de St-Trond de ne plus soutenir, mais d'expulser les foulons et les tisserands de cette ville, qui voudraient se placer à Maestricht au détriment de la ville de St-Trond. Straven, Fr., Inventaire des archives de St-Trond I blz. 18. Sint-Truiden, 1886.
Hoe noodlottig voor eene stad deze massa-verhuizingen van het bedrijvigste gedeelte der bevolking waren, blijkt uit het volgende: sedert 1508 werd bij de jaarlijksche aanbestedingen der accijsen, telkenmale aangekondigd dat ‘nyemant quytscheldinge hebben sall noch cortsel’ op den koopprijs der hem toegekende accijsen, om welke redenen ook of, zooals de tekst luidt, ‘so wat inconvenienten die geschieden muchten’. Hierop volgt de opsomming dezer ‘inconvenienten’ of kwalen, waarin het heet: ‘id were dat oorloch wurde, starfte, dier tijt, die porten gesloten wurden, uutgenge vanden volres, scherpen winter, scherpen somer, donre, blixe, hagelslach...’ Accysboeken, ao 1508 en vlg. (Stadsarchief.)
Deze akt werd voor het eerst vermeld, doch onder een verkeerd jaartal, door Pater H. Jongen in het 12e hoofdstuk van zijn Marianum Hasletum, en op blz. 63 van de ‘nederduytse’ vertaling door P. Petrus Vaele, Antwerpen, 1600.
- voetnoot(1)
- ‘C'est la fabrication du drap qui, inconnue ou peu importante avant 1382...’, Van Neuss, t.a.p. (Wij cursiveerden.)
- voetnoot(2)
- ‘C'est ainsi que St-Trond et Hasselt virent affluer dans leurs murs une quantité d'ouvriers qui y apportèrent (wij cursiveeren hier en verder) l'industrie de la fabrication du drap.’ Geraets, E., Hasselt sous les princes-évêques de Liège in Bull. des Mél. XXIII (1886) blz. 24. ‘Ils nous apportèrent, avec l'industrie drapière, une ère de prospérité inconnue jusqu'à ce jour. Bamps, C., Histoire du local occupé par la Société littéraire, blz. 12. Hasselt, 1890.
La fabrication du drap, introduite à Hasselt par des ouvriers émigrés de Louvain, vers l'an 1383...’ Geraets, E., Les registres d'un drapier hasseltois in Bull. des Mél. XXXIII (1897) blz. 13.
- voetnoot(3)
- ‘Dès l'année 1249, l'industrie drapière devait être déjà considérable en notre cité’. Raymackers, F.J., Notice sur l'industrie drapière à Diest, in den Messager des sciences historiques, 1860, blz. 440. - ‘Le 8 février 1316, Gérard, seigneur de Diest, et Marie de Loen, son épouse, instituent à Diest une ghulde de la draperie.’ Stallaert, Inventaire, blz. 49. - De ‘nieuwe’ Lakenhal, die nog bestaat, werd den 27 Mei opgericht. De vorige wordt reeds in 1274 vermeld. Stallaert, blz. 60, en Raymackers, blz. 441.
- voetnoot(4)
- Jan van Beieren, prins-bisschop van Luik, vergunt aan de stad Herck het gebruik van een zegel, om haar laken te stempelen, zooals dit reeds onder de graven van Loon geschiedde‘: ...dat sy hebben sullen eenen seghel, alsoe dat sy van ouden tijden by onsen voorsaeten grave van Loen... ghehadt hebben ende gebruyckt, om daer mede die lakenen, die binnen der selver onser stadt sullen worden ghemaeckt, te seghelen ende te teeckenen’. Bormans, St., Recueil des Ordonnances de la principauté de Liége,, 1e série, blz. 488. Brussel, 1878. - Deze akte van 1414 voert ons in herinnering terug tot in de eerste helft der vorige eeuw, onder de Loonsche graven.
- voetnoot(5)
- Een lijst der Tongersche ambachten uit 1356 bevat o.a. de incisores, de textores pannorum en de textores lineorum pannorum, want ‘les métiers tongrois étaient déjà parfaitement organisés en l'année 1355’. Paquay, J., Les corporations de métiers à Tongres. - Le métier des fèvres, in het Bull. de la Soc. scient. et litt. du Limbourg XXIII (1905) blzz. 16 en 17.
- voetnoot(1)
- ‘Valenciennes et Cambrai sur l'Escaut, Maestricht sur la Meuse et sa voisine Saint-Trond peuvent être considérés comme des postes avancés de la draperie flamande.’ Pirenne, H., Histoire de Belgique I3 bl. 177. Brussel, 1909.
- voetnoot(2)
- ‘L'industrie drapière était très florissante à Saint-Trond dès le 13e siècle. Car, en 1237, les foulons et les tondeurs de drap avaient formé une confrérie...’ Simenon, G., L'organisation économique de l'abbaye de Saint-Trond, blz. 388. Brussel, 1913.
- voetnoot(3)
- De lakenmakers van Brusthem waren reeds vóór 1320 in ambachten vereenigd, daar, volgens een caerte van dat jaar, door J. Tenbosch in Anc. Pays de Looz XII (1408) blz. 6 ontleed en door A. Hansay in Bull. des Mél. XL (1410) blz. 28 uitgegeven, ‘die eerwaerdige en discrete mannen van den dry ambachten van Brusthem, te weten die laekenmaekers, cleersnyders ende volders een bruerschap oft gulde ter eeren die alderheylichste ende gloriose maghet Maria opgestelt hebben’.
- voetnoot(4)
- ‘De Douai à Saint-Trond, il n'est pas une ville, dans la plaine que parcourent les affluents de l'Escaut et de la Meuse, qui ne soit une ville drapière.’ Pirenne, op. cit. I blz. 265.
- voetnoot(5)
- Dat er echter bestaan hebben, is onbetwistbaar. Zie bewijs in Anc. Pays de Looz XVII (1913) blz. 25. - Het oudste bewaarde stuk betreffend de ‘ambachten vander draperien’, een akkoord namelijk tusschen lakenmakers en lijnewevers, dagteekent uit 1418. Cfr. Ordonnantieboek I fol. 233 vo en Register Lakenambacht I fol. 3 (stadsarchief).
- voetnoot(6)
- Van Neuss, H., Actes et documents anciens concernant Hasselt, in Bull. des Mél. XXXV (1899) blzz. 145-223 en XXXVII (1901) blzz. 133-180.
- voetnoot(7)
- ‘...in nova platea juxta mansionem Nicolai, incisoris pannorum.’ Bull. des Mél. XXXV blz. 171. - Incisor of lakensnijder is gewoonlijk ‘un détaillant de drap’; in 1356 wordt het Lat. woord gebezigd om, in eene opsomming der Tongersche ambachten, de ‘lakemekere’ aan te duiden. (Cfr noot 5 der vorige bladzijde).
- voetnoot(1)
- ‘Servais incisor...’ Idem, blz. 176.
- voetnoot(2)
- ‘... ad dimidiam domum, sitam in oppido de Hasselt in platea ducente versus sanctum Trudonem, in qua moratur Henricus, tonsor pannorum, oppidanus de Hasselt.’ Idem, blz. 180. - Deze, alsook de Nikolaas hierboven vermeld, komen voor in een stuk uit het midden der 14e eeuw, op het Staatsarchief berustend (fonds der Hasseltsche liefdadigheidsgestichten). Beide worden er evenwel tonsor pannorum genoemd, zoodat incisor en tonsor pannorum hetzelfde is, indien het werkelijk dezelfde personen geldt, hetgeen moeilijk kan uitgemaakt worden. Dezelfde bron, een lange perkamenten rol, bevat ook den naam van een lakenverwer: ‘Johannes de Halen, tinctor’.
- voetnoot(3)
- ‘Macaire, tondeur de drap, habitant à côté de Renier, tondeur de drap.’ Van Neuss, t.a.p. blz. 190-191.
- voetnoot(4)
- ‘... Une rente sur une terre, située au lieu dit Treycscuren, joignant Bonifacius, tondeur de drap’. Idem, blz. 198. In het origineel wordt hij echter scissor pannorum genoemd. (Charter Herckenrode, 2 Juni 1330.)
- voetnoot(5)
- Wat dit cijfer beteekent, kan bij vergelijking met het volgende blijken: in het zoo rijke Cartularium van Tongeren, dat alleen voor de 14e eeuw 194 oorkonden bevat, wordt slechts één enkele ‘drapier, bourgeois de Tongres’ genoemd. Paquay, J., Cartulaire de la Collégiale Notre-Dame, I p. 405. Tongeren, 1910.
- voetnoot(6)
- Volledigheidshalve moeten we nog twee namen van wevers aanhalen: Jan Talparts en Jan Bruderkens, textores, in 1366 vermeld. Het Latijnsche woord laat echter niet toe, te beslissen of het lakenwevers waren. Eindelijk, aan het testament van Jan Dullart, burger van Hasselt (1362), hingen de zegels van den pastoor en den kapelaan van de stad. Een ervan is verdwenen; op de overblijfsels van het ander staat een volderswerktuig, waaruit men waarschijnlijk besluiten mag, dat de eigenaar van dit zegel uit een lakenmakersfamilie stamde. Bull. des Mél. XXXVII, blzz. 155 en 163.
- voetnoot(1)
- Over deze moderne wetenschap, zie mijne Bibliographie der Algemeene en Limburgsche Plaatsnaamkunde, in Limburgsche Bijdragen VIII (1910) blz. 13-39.
- voetnoot(2)
- ‘Les noms de rue, nés spontanément dans un temps où l'on se persuadait que ces vocables doivent servir à désigner leur objet et non à glorifier des grands hommes authentiques ou apocryphes, cachent sous leurs proportions exiguës, à la manière des phonographes d'aujourd'hui, l'écho retentissant des drames et des catastrophes d'autrefois: les interpréter, c'est faire entendre aux contemporains la voix du passé dans toute sa vérité sonore’. Kurth, G., La cité de Liège au Moyen Age I, blz. VIII. Brussel-Luik, 1910.
Om zich hiervan te overtuigen, doorloope men slechts de vier in 4o, deelen van het grootsch aangelegde en met taaien ijver voltooide werk van Gobert, Th., Les Rues de Liège. Luik 1884-1901. Dit meesterwerk, waarvan Prof. Kurth getuigde ‘dat het veel meer gaf dan het beloofde’, vormt, met de reeds vermelde Cité de Liège van Kurth en de prachtige Echevins de la Souveraine Justice de Liège van onzen gouwgenoot, den heer baron de Borman, eene trilogie: de meesterlijke en onovertroffen trits der moderne Luiksche historiographie.
- voetnoot(3)
- Een enkele straat, de Schrijnwerkerstraat, ontleent haren naam aan een ambacht. De oudste vermelding dezer straat dagteekent uit 1427. Hasseltsch Gichtboek 219 fol. 31 vo (Staatsarchief). Ik vond ze ook wel eens naamloos: ‘die straet gaende vander Vlemincxstraet nae de Lombaertstraet (1574) Hasseltsch Rentboek III fol. 37 vo, of ook met eene dubbele benaming: ‘Pouwels vanden Vliet huys ende hoiff in die Wermusstraet oft Scrynmekersstraet (1527). Dezen laatsten tekst vond ik op het kerkelijk Archief; tot mijn groot leedwezen moet ik bekennen, dat ik vergat de bron aan te teekenen: voor de echtheid mijner aanhaling sta ik in. Terloops weze nog aangeteekend, dat de laatste benaming gewoonlijk aan de Capucienenstraat wordt toegeschreven. Zie Bamps en Geraets, in Bull. d. Mél. XXX (1894) blz. 128.
- voetnoot(1)
- Over deze ramen (Fr. lices) leze men G. Espinas, Essai sur la la technique de l'industrie textile à Douai aux XIIIe et XIVe s., blz. 45. Parijs 1909 (Mém. de la Soc. nat. des antiq. de France, deel 68) of zijn groot werk over La Vie Urbaine de Douai au Moyen Age II blz. 783. Parijs, 1913.
- voetnoot(2)
- ‘den Raemehoiff aen die Raemstraete’. Gichtboek 222 fol. 216. - Zoo was te Antwerpen in de XVe eeuw eene plaats, het Raemvelt geheeten, ‘à cause du grand nombre d'ateliers d'apprêteurs de drap, situés dans le voisinage’. Donnet, F., Les poteries acoustiques du couvent des Récollets à Anvers, in de Annales de l'Académie d'Archéologie de Belgique XLII (1897-98) blz. 260. - Ook de Rotterdamsche Raamstraat dankt haar naam aan de lakenramen, die in de 14e eeuw nog in de kerk hadden gestaan, doch waarvoor de vroedschap later land aangekocht had. De Rotterdamsche Straatnamen, geschiedkundig verklaard door J.M. Droogendijk en Dr. H.C. Moquette. Rotterdam, 1910.
- voetnoot(3)
- Bouwmeester 1490-91 fol. 4 vo. - Dezelfde post komt ook elders voor: Jacop Jordens van synre ramen der Symoen der velre nu hilt - een pont. Vander stat ramen die Heyn Boonen plach te halden - een pont. Rentboeck II 1494 fol. 3 (stadsarchief.)
- voetnoot(4)
- Deze ramen lagen meestal in de Raamstraat, ook wel eens in de naburige Peertsdemerstraat. Zie Gichtboek 222 fol. 107.
- voetnoot(5)
- Arnold de Taterbeke vend au pitancier de Herckenrode un cens de cinq livres tournois, trois sols et demi, assis sur divers immeubles, ...et finalement sur les sécheries de drap (ad ramas communiter dictas ramen teutonice) de Laurent dit Nullens... (qui) touchent au sécheries de Gérard Piscatoris. Bull. d. Mélophiles XXXVII p. 137.
- voetnoot(1)
- ‘... ad duo extensoria pannorum dicta vulgariter ramen... juxta plateam sitam supra Timeram, retro molendinum corticum’. Bul. d. Mél. XXXV blz. 206.
- voetnoot(2)
- Dit is later meermaals het geval. Zoo lezen wij in het eerste Gichtboek (Luiksch recht) no 219 fol. 91 vo: ‘Int jair vors. (1432) in decembri 12 daghe heet Joost Ploumen bekant dat hy wale vercocht heet Jorys Sweertvegher een pont erfceys te betalen te half mairte op ende ane een rame geleghen in de raemhove neven Jan Volres rame, ende noch in een cleyn hoefken gelegen aan de stichel vande raemhoven’. Zie nog Reg. 221 fol. 850.
- voetnoot(3)
- Tymera equorum en rue du Démer aux Chevaux, waarover meer in het volgende hoofdstuk.
- voetnoot(1)
- Schepenboek no 222 fol. 111.
- voetnoot(2)
- ‘Desselven dages (31 Aug. 1463) heet Jan Mertens der weder erfflix begeven Jan Noben dry pont men twe scillinge die hy jarlix hadde geldende aen des voirs. Jans huys metten toebehorten staende in die Pertsdemerstrate tusschen dat pirtshuys ende Lembrecht Tors erve te beider zijden’. Gichtboek 223 fol. 72.
- voetnoot(3)
-
Gichtboek 222 fol. 225 vo. - Dezelfde ligging wordt nog aangeteekend in een akt van 1460: Reg. 223 fol. 72.
Thoers of Toers en Tors zijn verschillende schrijfwijzen van denzelfden naam, zooals blijkt uit de vormen Lembrecht Tors (R. 223 fol. 72) en Lembrecht Thoers (R. 226 fol. 7 vo) die een zelfde persoon aanduiden.
De familie To(e)rs schijnt zich van oudsher en bij voorkeur op de Peertsdemer gevestigd te hebben. Henric Thoers woonde er reeds in 1424. (Reg. 219 fol. 15). - Wij kennen nog Loeden Toers (zie hierboven: eerste tekst) en Lembrecht Toers (zie voorgaande noot). Hij woonde eerst langs Jan Noben; zijn huis werd later bewoond door Aert Hamers, volgens Reg. 226 fol. 7 vo: ‘Aerts Hamers huys... dat Lambrecht Thoers plach toe te horen, reg. Marten Lantmeters en Peter Alaerts’. In 1518 woonde deze Lambrecht tegen ‘Reners van Millen over’ en tusschen Thonis, Merken Romps man, en Jannes Pylmans. Idem fol. 421. (Over deze familie zie een akt van 1514 in hetzelfde register, fol. 394 vo: ‘Henrick Thoers kender deilinge)’. - Een vierde Thoers verschijnt in eene aanteekening uit de stadsrekeningen, welke niet zonder belang is voor de geschiedenis der Peertsdemerstraat:
‘Item die stat heeft noch aeffgecocht aen Thoeren Thoers een zeker plaetse van synen erve ende woeninge op die Pertzdemer gelegen, daer nu straet aeffgemaect es...’ Bouwmeester 1526-27 fol. 24 vo.
- voetnoot(1)
- Bouwmeester 1490-91 fol. 4 vo.
- voetnoot(2)
- Idem 1494-95 fol. 3 vo.
- voetnoot(3)
- Idem 1516-17 fol. 16 vo.
- voetnoot(4)
- Idem 1518-19 fol. 15.
- voetnoot(5)
- Idem 1534-35 fol. 14 vo. - Zie nog, voor andere herstellingen, Bouwmeester 1560-61 fol. 10 en 1561-62 fol. 17.
- voetnoot(1)
- Gichtboek no 226 fol. 130.
- voetnoot(2)
- Zie Van Neuss, Notice in Bull. d. Mél. IX blz. 72.
- voetnoot(3)
- Cfr De Baere, C. en Gessler, J., De Roode Roos. Geschiedenis der Hasseltsche Rederijkerskamer, in Limburgsche Bijdragen X (1912) blz. 36 en 39.
- voetnoot(4)
- Aert Burgers met synen knape geplackt ende gedeckt... ende aen die Pertse... Bouwm. 1530-31 fol. 14.
Item Jan Loycx heeft gemaect... noch een duere aende peertse voor 12 st. br.; noch 2 stypen inde voers, peertse voor 7 st. br. Idem 1573-74.
Item betaelt van enen muer aen de bloupeerts 9 gl. br. Idem 1592-93 fol. 31.
Item betaelt van 3 dach plackens ende deckens aenden muer aende blaupeerts, daechs 22 st. Item voer vyff karren leems 2 1/2 gl.; voer vier busselen latten 15 st.; voer sess busseien vitsen, die bussel enen st. dry ort br. es 6 g. 11 st. br. Idem 1593-94 bl. 37.
- voetnoot(5)
- Item betaelt aenden voors. Bernarden dat hy onderhalven dach inde bloupierse gedect heeft 33 st. br. Idem 1607-08 fol. 77.
- voetnoot(1)
- ‘huys Cornelis Lantmeters op die Pertzdemer, reg. die Peerts ter eenre ende Aert Sionckeren’. Reg. 227 fol. 142 vo en 153 vo.
- voetnoot(2)
- ‘huys Gherits Dueffkens op die Peertzdemer reg. Aert Sionckeren ende die Peerts’. Reg. 230 fol. 341. - Sedert 1513 woonde Gerit Dueffkens aan den overkant: ‘Gerit Dueffkens huys... reg. Heyn van Kerst ende die Raemstrate’. Reg. 226 fol. 373. (Zie nog Reg. 228 fol. 260.)
- voetnoot(3)
- Reg. 227 fol. 184. - Vroeger bewoonde Tewis Menten een ander huys ‘metten ramen’ op de Peertsdemer, tusschen Willem Eyben en Gielis vanden Bogaert. Reg. 226 fol. 115. - Zijn huis neven de Peerts werd later bewoond door Maria Caris, en in 1566 door haar erfgenamen verkocht aan Aert Meldaerts, Thysens soen. Langs den anderen kant woonde Jan Bosshueders, Reg. 233 fol. 320 vo.
- voetnoot(4)
- ‘... een hoickhuys met synre toebehoirten staende in die Demerstraete, alderneest neven sint Jacops capelle dar der selve Jan Ballen nu in woent’. Reg. 226 fol. 226 vo.
‘Ao 1504 den 23 Sept. heeft Aert van Loon van Diest den armen van Hasselt vercocht 3 Rinsg. jairlix quytceyns die hy hadde aen ind op huys ende hoiff dat hem plach toe te horen ende nu toebehoert Jan Ballen, gelegen op die Demerstrate, reg. die twee straten ter eenre ind sint Jacobs capelle ter andere zijden’. Ibidem, fol. 152.
- voetnoot(5)
- ‘Jan vanden Bogaert... en Lysbet van Kosen huys ende hoiff met synre toebehoirten, gelegen in die Demerstrate aenden hoick vander straeten daer men ter pertsdemeren warts geit’. Reg. 226 fol. 355 en 367. Hun gebuur in de Demerstraat, marktwaarts, heet Aert Heckeleers.
- voetnoot(6)
- ‘huys ende hoiff Jan van Ess gelegen tegen over dye blouwe pierse, reg. Jan van der Monicken ende de Raemstraet’. Reg. 236 fol. 59 (1581).
- voetnoot(1)
- ‘Dit laatste wordt nog gestaafd door een schepenakt uit 1586, welken wij hier vermelden, omdat hij voor de geschiedenis van Sint-Jacobskapel belangrijk is. Het gaat namelijk om den verkoop van ‘dye plaetse daer dye alde capel van Sinte Jacop affgeleyt is, reg. Adam van Ryckel ter eender, Claes van Winghe ter andere, dye rechte Demerstraet ter derder, dye Pertse van achter.’ Reg. 237 fol. 62vo. - In het begin der 17e eeuw, behoorde het verkochte terrein toe aan Jan van Gulick: ‘huys ende hoff geleghen in die Kempense straet opden hornick vander Cruysstraeten, reg. Rener Gielkens, Jan van Gulick, eertijts plach St-Jacobs capelle te staen’. Ligger-register der Armetafel van Hasselt 1614-18 fol. 5.
- voetnoot(2)
- Dit gedeelte der Peertsdemerstraat draagt wel eens een geleegsnaam, aan het Peertshuis ontleend. Zoo wordt in 1612 de ligging van een huis aangeduid als volgt: ‘... huys ende hoff met den aenhanck op de Piertse gelegen, reg. Dominicus Sionckeren gerven ende dye Piertsen’. Reg. 240 fol. 206.
- voetnoot(3)
- Gichtboek 234 fol. 16vo.
- voetnoot(1)
- Reg. 240 fol. 16.
- voetnoot(2)
- Ligger-reg. Armetafel 1614-18 fol. 5.
- voetnoot(3)
-
Reg. 251 fol. 178. - De voorgeschiedenis van dit huis staat in den volgenden tekst saamgevat:
‘Jan Boquits gerven voer Geert Duyffkens in staet Merten Lantmeters van huys, hoff ende scure comende achter ut ter Demeren, reg. die lakenpeersse...’ Reg. Armetafel 1614-18 fol. 17. De weduwe van den laatsten reengenoot, Jan Borthets of Boquits, had in 1612 haar ‘huys ende hoff metten aenhanck daer sy in woent, reg. Dominicus Sionckeren ende dye Piertsen,’ opgedragen tot behoef Haub van Elsrack. Reg. 240 fol. 106.
- voetnoot(1)
- Het huis van Gerardus Piscatoris was gelegen ‘prope plateam dictam Demerstrate ducentem viam ad Tymeram in quo equi adaquantur’. Van Neuss, Actes in Bull. des Mél. XXXVII blz. 137. ‘... via quae tendit ad Tymeram equorum’. De belangrijke rol, waarop deze tekst voorkomt, berust op het Staatsarchief te Hasselt.
- voetnoot(2)
- Wij volgen hier het voorbeeld van J. Cuvelier, die eerst toevallig in Anc. Pays de Looz V (1901) blz. 19. en daarna stelselmatig elders, trachtte aan te toonen dat de valsche vertaling van ale Chayne door ad Catenam, in plaats van ad Quercum, aan een middeleeuwschen notaris moet toegeschreven worden. Hij beweert ‘que le traducteur médiéval qui, le premier, avait rendu l'expression ale Chaine par ad Catenam, avait commis une déplorable erreur, d'autant plus grosse de fâcheuses conséquences, qu'en engendrant toutes les erreurs subséquentes, il avait détourné l'attention des toponymistes liégeois d'un nom de lieu qui pouvait répandre une vive lumière tant sur les premiers siècles de l'histoire liégeoise que sur les origines de nos institutions judiciaires. Cuvelier, J., ‘Ale Chaine’. Contribution à l'histoire des origines des institutions judiciaires in de Bull. de la Commission roy. d'hist. de Belg. LXXI no 2.
Het is hier de plaats niet, om de meening van Cuvelier te onderzoeken; wij vergenoegen ons met er op te wijzen, dat ze noch door den heer baron de Borman, noch door den heer Gobert, noch door Prof. Kurth werd aangenomen. Wij verwijzen naar eene uitvoerige nota van dezen laatste, welke aldus eindigt; ‘Les considérations qui précèdent me forcent à écarter l'ingénieuse conjecture de M.J. Cuvelier’. Kurth, G., Notger de Liège et la civilisation au Xe siècle, blz. 161, noot 1. Luik, 1905.
- voetnoot(1)
- Heel pittig schrijft hij: ‘Croyez-vous que les notaires modernes fassent une étude toponymique sur chacun des lieuxdits, cités dans leurs actes de ventes? Et cependant, où en serait la science de la toponymie, s'il faillait s'en tenir à l'orthographe actuelle de ces lieuxdits et au sens que leur ont donné le populaire et les toponymistes de contrebande?’ Cuvelier op. cit. blz. 11 van den overdruk,
- voetnoot(2)
- Tot verzet van onze lezers, laten wij enkele typische voorbeelden volgen: Een bijrivier der Semois, ra des Alènes genaamd, werd door sommige schrijvers tot ruisseau des rudes alènes herdoopt. In de gemeente Houtain, waar vroeger Vlaamsch gesproken werd, droeg een beemd den plaatsnaam Meer, in de 18e eeuw tot le pret al mere vervormd, waarvan het kadaster les prés amers maakte, zoodat er heden zuurbeemden te Houtain bestaan. Kurth, G., La Frontière linguistique en Belgique et dans le nord de la France I blz. 128 en 440.
De aloude Spelder- of Spalderstraat, te Bilsen, dat is de weg die van de abdij van Munsterbilsen naar het dorpje Spalden of kleine Spauwen voerde, wordt door het kadaster Sperwerstraat gespeld, en als rue de l'Epervier vertaald. Zoo ook werd aldaar de Bramstraat of rue des Ronces door Brabantsche straat of rue Brabançonne vervangen. Cuvelier en Huysmans, Toponymische studie over... Bilsen, blz. 118 en 215. Gent, 1897. (Uitg. der K.V.A.)
Te Tongeren werd de oude Corverstraet voormaels Eggeberstraet, volgens twee bewoners dier straat uit de 14e eeuw, door het kadaster tot Korvenstraat (rue des Paniers) en door het volk tot Keulverstroit (Kervelstraat of rue du Cerfeuil) herdoopt. De vroegere Tabbartstrate, reeds vóór 1500 naar eene aldaar gevestigde weldoenster der vrouwenstrate van Repen genaamd, werd later door verkorting Repenstraat, en rue des Cerceaux in de kadastrale vertaling. Zoo werd insgelijks de oude Kydelstraet of vicus Kydel - waaronder waarschijnlijk ook een persoonsnaam schuilt - veranderd in Kielenstraat of rue des Sarraux. Ulrix, E. en Paquay, J., Glossaire toponymique de la ville de Tongres, in de Bull. de la Soc. Scient. et Litt. du Limbourg XXV (1907) blz. 331-32.
Het Pusceme-straetje, te Gent, d.i. 't straatje waar de Pussemiers, Lombarden of woekeraars woonden, werd door verbastering het Bessemstraatje. Cfr J.H. Darings, Over de Lombaerden en Bergen van Barmhertigheid in België, in het Belgisch Museum VI (1842) blz. 343 n. 2.
Het is zeker, dat de Antwerpsche Kammestraat of rue des Peignes, voortijds de straat der brouwers was en daarom Kammestraat geheeten werd, naar het Latijnsche Cambium, brouwerij. De juiste vertaling zou dus rue des Brasseurs of de la Brasserie moeten wezen, gelijk te Brugge de Steenstraat, d.i. straat van het Steen (domus lapidea, castellum, turris bij Kiliaen) in plaats van rue des Pierres, beter rue du Steen of rue du Château zou heeten.
Wat elders geschiedde, deed zich ook te Hasselt voor. Eene vertaling zooals Boekstraat door rue des Chariots was onverklaarbaar (bedoeld werd rue du Marais: Broeckstraet); de Batterijstraat had rue de l'Etuve moeten heeten, naar aanleiding van den ouden vorm Badderye, die in de schepenakten meestal voorkomt; de Persoonstraat is de straat van den pastoor of persoon: in platea investiti heet het in de 14e eeuw en nog in 1531 wordt de pastoor ‘die personnagie van Hasselt’ genoemd. Gichtboek 228 fol. 292.
- voetnoot(1)
- ‘Beaucoup de scribes du moyen âge - c'est fort heureux pour les toponymistes modernes - avaient le bon esprit de laisser subsister même dans les documents latins le nom de lieu dans la forme et la langue où ils l'avaient trouvé’. Cuvelier, op. cit. blz. 6 van den overdruk.
- voetnoot(2)
- ‘Tantôt ils se bornèrent à transcrire les formes vulgaires et plus souvent ils les latinisèrent en y ajoutant une terminaison latine, ou encore ils les traduisirent d'après l'étymologie présumée et le sens qu'ils leur attribuaient... Ceux-ci cherchaient l'étymologie des noms en leur attribuant un sens d'après l'analogie de son des syllabes qui les composaient avec des mots de la langue commune; puis ils les traduisaient en conséquence. C'est le procédé du calembour’. Giry, A., Manuel de diplomatique, blz. 403-404. Paris, 1894.
- voetnoot(1)
- Hierbij komt nog dat dit wel eens opzettelijk gedaan werd. Een merkwaardig voorbeeld hiervan levert Hansay A., A propos d'une polémique sur l'identification de Cassallum in Anc. Pays de Looz VII-VIII (1903-04) bl. 68.
- voetnoot(2)
- De plaatsnaam Simpelveld was voortijds Simplevei, uit het Latijnsche Simplex via ontstaan (Gilles d'Orval bij Chapeaville II blz. 235). In het Romaansch werd dit vervormd tot Saint-Plouvoir (Ernst, S., Histoire du Limbourg III blz. 324 noot), om daarna weer in het Latijn onder den vorm van Sancti Ploveri te verschijnen. (Cuvelier, J., Cartulaire de l'abbaye du Val-Benoit blz. 274 nr 215. Brux. 1906).
Sammarçoles (Vienne) komt van Sanctus Martialis, doch daar de oorspronkelijke beteekenis vroegtijdig te loor ging, werd reeds in de 12e eeuw eene latinisatie uitgedacht, die als Samarcholium klonk, doch later veranderd werd in Sancta Marcholia, omdat men er een heiligennaam onder verscholen dacht. (Giry, op. cit. blz. 398.)
Chèvremont, het aloude Capraemons werd in het Duitsch, door volksetymologie, Kevermont of Kivermont (Lacomblet, Urkundenbuch I 98, 113), en, na eene vergezochte woordontleding (chef en monde) in het Latijn herdoopt tot Caput mundi, ‘sic nominatum eo quod ante Carolum magnum sedes regni, quam ille Aquis transtulit, ibi esset’. (Monumenta Germ. Hist. Scriptores VIII 264, 41).
Het stadje Saint-Boing (Meurthe) heette in de 12e eeuw Cembeuch of Cembeug, en werd in de 15e eeuw Sanctus Bonus genaamd, op grond eener etymologische ontleding, die voor de schoonste middeleeuwsche afleidingen niet behoeft onder te doen. Hieruit is later de huidige vorm ontstaan (Quicherat, J., De la formation des anciens noms de lieu, blz. 69, Paris. 1867). Wij vermelden hier, uit de rijke bibliographie over dit onderwerp, een ook voor den germanist zeer lezenswaardig opstel van Gobert, Th., Un antique nom topographique de Liège: Merchoul in Bull. de l'Institut Archéol. liégeois XXXV (1905) blz. 140 en vlg.
Een uiterst merkwaardig geval van toponymische vervorming door volksetymologie, gevolgd door Fransche vertaling, levert Vincent, A., Le village de La Hulpe et la Rivière d'Argent in de Revue de l'Instr. publ. en Belg. LIV (1911) blz. 10.
- voetnoot(3)
- Cuvelier gaat nog verder, wanneer hij schrijft: ‘Nous croyons pouvoir poser en fait qu'autant de fois qu'il est arrivé aux anciens scribes de vouloir interpréter ou traduire un nom de lieu, autant de fois ils se sont trompés ou ont laissé des traductions fautives’. Cuvelier, Ale Chayne, bl. 13.
- voetnoot(1)
- Cfr bladz. 17 noot 1.
- voetnoot(2)
- Ziehier een chronologisch overzicht der verschillende schrijfwijzen. Meestal zijn het slechts orthographische afwijkingen van het oer-type Pe(e)rtsdemer, waaruit niets te besluiten valt. Des te opmerkelijker is de vorm ‘Perdedemer’ die uitdrukkelijk voor de bestaande verklaring pleit.
1424: in geen Peertsdemerstrate. Reg. 219 fol. 15.
1454: die Pertsdemer. Reg. 222 fol. 52 vo.
1455: op die Perdedemer. Reg. 222 fol. 84.
1505: Pertsdemer Reg. 226 fol. 173.
1521: op die Pertzdemer. Reg. 227 fol. 142 vo.
1524: op die Pirtsdemer. Bouwm. 1524-25 fol. 20 vo
1530: die Peyrtsdemer. Reg. Grauw Laecken 1530 fol. 2 vo.
1548: op die Peertzdemer. Reg. 230 fol. 341.
1566: op die Peerdtzemer. Reg. O.L.V. broederschap 1566 fol. 63 vo.
- voetnoot(1)
- Bouwmeester 1555-56 fol. 13 vo en 1579-80 fol. 53 vo - Oude Hasselaren herinneren zich nog heel wel, deze drinkplaats aldaar - bijna onder eene kapel - in vroeger jaren gezien te hebben, zooals de heer H. Stevens het mij bereidwillig mededeelde.
- voetnoot(2)
- Dat vroeger ook het bestaan van de Peerts eenigen invloed op den straatnaam gehad heeft, bewijst eene vorm als Pirtzdemer (1524), welke eerder aan de Piertse, dan aan pert of peyrt herinnert, en de reeds aangehaalde tekst uit 1612, waarin de Peerts als toponymische faktor verschijnt: ‘... huys ende hoff metten aenhanck op de Piertse gelegen, reg. Dominicus Sionckeren gerven ende dye Piertsen’. Reg. 240 fol. 206. Niettegenstaande dat, behoudt het ‘Tymera equorum’ het gezag, dat aan zijn eerbiedwaardigen ouderdom toekomt.
- voetnoot(3)
- In Recueil des Ordonnances de la principauté de Liége, 1e série I bl. 562. Brussel, 1878. Zie onder de laatste bewijsstukken, aan het slot van deze studie.
- voetnoot(4)
- Straven, Fr. Inventaire analytique et chronologique des Archives de la ville de Saint-Trond, 6 dln. Sint-Truiden, 1886-1895.
- voetnoot(1)
- Raymackers, F.J., Coup d'oeil historique sur l'ancienne industrie drapière à Diest, bl. 11 van den afdruk.
- voetnoot(2)
- Dit blijkt voldoende uit het volgende uittreksel:
‘En 1315, la ville de Diest fut dotée d'une institution qui avait une grande analogie avec nos chambres de commerce modernes et dont le résultat devait être le plus avantageux pour l'industrie drapière: je veux parler d'un tribunal qui avait la surveillance de la fabrication de draps et autres étoffes de laine; il était composé de cinq (lees: quatre) membres qui devaient examiner toutes les productions de ce genre, préparées en notre ville, qu'ils scellaient d'un plomb, après avoir rempli les formalités requises par le règlement. De là, les membres de cette commission furent désignés sous la dénomination de Doyens de la Presse’. Raymaekers, op. cit. bl. 11 van den afdruk.
- voetnoot(3)
- In de Hasseltsche teksten komt het woord onder de volgende schrijfwijzen voor:
1456: dat piertshuys. Reg. 222 fol. 111. 1534: die Pertse. Bouwm. 1534-1535 fol. 14 vo. 1459: die bloupirtse. Reg. 222 fol. 225 vo. 1570: die Peers. Reg. 234 fol. 16 vo. 1460: dat pirtshuys. Reg. 223 fol. 18. 1586: dye Peirtse. Reg. 237 fol. 62 vo. 1490: vandenpeertshuse. Bouwm. 1490-1491 fol. 4 vo. 1606: dye Piertse. Reg. 240 fol. 1504: dat peertshuys. Reg. 226 fol. 130. 1614: die Peertse. Ligger Armetafel 1614-18 fol. 5. die lakenpeersse. Ibid. fol. 17. 1516: die peerts. Bouwm. 1516-1517 fol. 16 vo. 1663: die peers. Peg. 251 fol. 178.
- voetnoot(4)
- Verwijs en Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek, onder ‘perse’. - Hierbij zij nu reeds opgemerkt, dat in den tekst, die tot deze beschouwing aanleiding gaf, geen spraak is van een pers, maar wel van een peerts, zooals verder bewezen wordt.
- voetnoot(1)
- O.a. te Komen in 1359 en te Atrecht in 1377. Men leze verderop deze twee teksten, getrokken uit de rijke bronnenverzameling van Espinas G., en Pirenne, H., Recueil de documents relatifs à l'histoire de l'industrie drapière en Flandre, 1 blz. 170 art. 11 en blz. 621 art. 10. Brussel.
- voetnoot(2)
- De eerste vermelding van het Vlaamsche woord dagteekent uit 1315, in eene keure waardoor de dekenij van de Piertse te Diest ingesteld werd. De oorspronkelijke tekst is verdwenen, maar staat in een ouden inventaris vermeld. Ziehier wat Raymaeckers over dit allerbelangrijkst stuk weet mede te deelen:
‘La charte d'érection, dont l'original se trouvait jadis aux archives communales, porte le titre suivant dans la nomenclature des diplômes de notre commune, que nous a été conservée par G.F. van Surpele:
Een perkamenten brief met vyf uythangende segels van den heer Geeraert van Diest, gheconfirmeerdt vanden hertoghe van Brabant, waermede geerigeerd es geworden die dekeny van de Piertse, ende is aldaer gesegt dat de dekens jaerlyks rekening sullen doen van alle boeten en callengen die sy sullen ontfangen hebben, waervan den Heer profiteert een derde deel, de stadt een derde deel ende de Dekeny een derde deel, synde den brief van datum saturdaegs na Lichtmis 1315. ‘Raymackers, op. cit. blz. 11 noot 3.
Als oudste nog bewaarde tekst waarin het woord voorkomt, hebben wij in 1338, de keure van Oudenaerde, art. 58: ‘... ende dat laken moet hi weder bringhen voor de warderers ter perchen’, waarin de bijzondere beteekenis van het woord duidelijk zichtbaar is. (Zie verder den volledigen tekst van dit artikel der Oudenaerdsche keure).
- voetnoot(1)
-
Perche, pertche, pertse, peertse, perse, paertse. znw. vr. van oudfr. perche, lat. pertica, staak, stang, roede, ook paal. Verwijs en Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek, sub voce.
Verdam geeft talrijke voorbeelden van deze eerste en algemeene beteekenis, nauw overeenstemmend met het Fransche woord, o.a. uit den Rijmbijbel den beruchten tros druiven, door Calef en Josué ‘an ene pertche’ gedragen.
- voetnoot(2)
-
Peertse: pertica, sudes. Kiliaen, Etymologicum. Antw. 1599 (derde en beste uitg.)
Peertse, staeck: pertica, sudes. Pomey, Fr., Novum dictionarium belgico-latinum. Antwerpen, z. d,
Peertsche: percha, varal, pertiga, estaca, cuento. De la Porte, A. Schadt der Duytse ende Spaensche talen. Antw. 1659.
- voetnoot(3)
- Maas P.-J. De Lakennijverheíd te Roeselaere in de 16e eeuw, blz. 12 noot 2. Roeselaere, 1900. - De tekst door Maas aangehaald om de synonymie tusschen peerts en rek vast te stellen, schijnt mij eerder het tegenovergestelde te bewijzen. Ten andere, de uitdrukking ‘of gheevent pertse wijsen’ is volstrekt onverstaanbaar en zal wel aan een dwaling van den kopiist of van den zetter toe te schrijven zijn. Ook de uiteenzetting van de bewerking en het herhaalde onderzoek van het laken, gelijk ze bij Maas voorkomt (blz. 12 en 13) is chronologisch onjuist. Men vergelijke zijn tekst met de noot 3 op blz. 12 en verbetere zijn ‘na gevold te zijn’ (blz. 12 regel 5) door: alvorens gevold te worden.
- voetnoot(4)
- Dit bewijzen al de opschriften van verscheidene hoofdstukken der cueren, waarin het woord verbonden wordt met warderers of waranderers, d.i. onderzoekers; verder enkele teksten, door Maas aangehaald, zooals: ‘... de lakenen... inde rauwe persse ghepasseert ende te rechte geloyt zijnde... comende ten uutersten loode ter persse’... (blz. 12 noot 3). ‘... dat men ter hoogher perse stellen ende creeren zal zeven mannen... omme de laeckenen wel ende te rechte te loyene’... (blz. 13 noot 5).
De uitdrukking loyenen: onderzoeken, wordt hierdoor verklaard, dat het goedgekeurde laken van een loodje voorzien werd.
- voetnoot(1)
- Verwijs en Verdam, Middelned. Woordenboek, onder perche.
- voetnoot(2)
- ‘... un contrôle de fabrication, et l'on sait que celle-ci était l'objet d'un examen aussi minutieux que multiplié, qui s'étendait à toutes ses phrases, sans en excepter une seule’. Gailliard, Glossaire flamand, onder Persse.
‘Om.., moesten bevoegde vakmannen, daartoe behoorlijk genoemd, de lakens onderzoeken, en dit niet enkel na hunne geheele afwerking, maar tevens gedurende hunne vervaardiging.’Maas, op cit. bl. 7-8.
‘On voit par les règlements industriels que les “eswardeurs de la draperie” apposaient des marques de plomb aux pièces après chacune des opérations principales de la fabrication’. Pirénne, H., Histoire de Belgique, I3 bl. 266 noot 1. Brussel, 1909.
- voetnoot(1)
-
Stallaert, K., Glossarium van verouderde rechtstermen uit Vlaamsche, Brabantsche en Limburgsche oorkonden. Leiden 1886-1893. (Onvolledig: van A tot Overdracht). Het artikel van Stallaert over Peertse is mij slechts bekend uit de aanhaling die bij Verwijs en Verdam voorkomt, en die ik daar met bewondering aantrof: immers, in het Glossarium van Stallaert komt de letter P niet meer voor. De heer hoogleeraar Dr. J. Verdam, dien ik hierover om inlichting bad, was zoo vriendelijk mij het volgende mede te deelen:
‘Van het helaas onvoltooide werk van uwen landgenoot Stallaert waren eenige vellen afgedrukt (tot Poer, kol. 368), die niet tot een nieuwe aflevering zijn aangegroeid, maar hier berustten in de drukkerij van de firma Brill, van waar ik een exemplaar heb ontvangen, dat ik voor het Mnl. Wdb. heb gebruikt. Ziedaar de oplossing van het inderdaad eenigszins moeilijke raadsel’.
- voetnoot(2)
- Deze beteekenis wordt duidelijk vastgesteld in tautologische uitdrukkingen als peertsen ende trecken, peertsen ende warranderen, peertsen ende visiteren, vooral peertsen ende zieghelen, zooals verder blijken zal.
- voetnoot(1)
- Gailliard, Edw., Tables et Glossaire flamand de l'inventaire des archives de la ville de Bruges par Gilliodts van Severen, onder het vokabel Persse. Brugge 1879-1882.
- voetnoot(2)
- Gailliard, t.a.p. schrijft: Persse, Paerdse. Terme de draperie. Vieux fr. ‘tronc’. Deze vertaling is valsch, zooals hij zelf het in zijn Supplément aanteekent: ‘Tronc correspond au flam. com’.
- voetnoot(3)
- ‘Nous ne nous rendons pas compte de la vraie signification technique de ce terme’. Gailliard, t.a.p.
- voetnoot(4)
- Ibidem.
- voetnoot(5)
- ‘Damhouder le fait synonyme de rame... En tout cas, l'opération de la persse précédait celle du foulage, ce qui devrait, semble-t-il, écarter toute idée de synonymie du mot avec rame’. Ibidem. - Volgens Espinas geschiedde het onderzoek van het laken ter peertze (à la perche) gewoonlijk vóór het vollen, misschien ook nog erna. La Vie Urbaine á Douai. II bl. 783.
- voetnoot(6)
- ‘Mais, d'après des textes, la mise des draps sur la Persse semble avoir un autre but que celui simplement de sécher les pièces avant leur envoi au métier à foulon; elle visait, au contraire, un contrôle de fabrication, et l'on sait que celle-ci était l'objet d'un examen aussi minutieux que multiplié, qui s'étendait à toutes ses phases, sans en excepter une seule’. Gailliard, t.a.p.
- voetnoot(1)
- ‘Voici cependant des données contradictoires, qui nous ramènent à la synonymie établie par Damhouder entre la Persse et la Rame, et indiquent le travail de la persse comme se faisant postérieurement au foulage’. Gailliard, art. cit. blz. 491.
- voetnoot(2)
- ‘Toutes ces données, puisées à des sources bien diverses et dont la comparaison ne sera certes pas sans présenter de l'intérêt, pourront-elles contribuer à obtenir un jour une solution de la question qui vient de nous occuper’. Deze vraag van Gailliard meenen wij bevestigend te mogen beantwoorden.
- voetnoot(3)
- ‘Il ne faut pas confondre l'opération de la Persse avec la mise sous presse, dernière phase de la fabrication, dont le but est de coucher parfaitement le poil et de lui conserver un aspect brillant et solide’. Ibidem.
- voetnoot(4)
- Het schijnt ons overbodig, deze teksten hier weer te geven; wij vergenoegen ons met naar het artikel van G. te verwijzen.
- voetnoot(5)
- ‘Les warandeurs ou contrôleurs s'appelaient pertsenaers, pertseners ou persenaers’. Gailliard, loc. cit. - Over de ‘waerdeerders van der peertsen’ te Brussel, zie Des Marez, G., L'organisation du travail à Bruxelles au 15e s., blz. 269-273, Brussel, 1904; over de ‘esgarderie spéciale de la perche’ te Dowaai; Espinas, G., La vie urbaine de Douai au Moyen âge I blz. 680 vlg. Parijs, 1913.
- voetnoot(6)
- ‘Le mot persse désignait aussi la marque dont le doyen de la rame munissait l'un des plombs des draps soumis à son contrôle. Le plomb était appelé pertse loot. Gailliard, ibidem.
Over zulk een lood of merk vond ik de volgende aanteekening in de stadsrekeningen: ‘Item betaelt aen Jan van Ryckel dat hy den vogel vande voetboegencamer vernieuwt heeft, als oick een merck voor de laeckenmaeckers gesteecken, 13 gl. Bouwm. 1607-1608 fol. 61.
Te Brussel werd in de XVe eeuw ‘der gulden camer segel’ gebezigd, om de onvoldoende lakenstukken te teekenen. Dit is dus ook een ‘peertslood’ en geen eigenlijke ambachtszegel, daar het voor dàt tijdperk bewezen is ‘que jamais les corporations bruxelloises n'avaient été appelées à scelles des actes’. Cfr Des Marez, G., Les Sceaux des Corporations bruxelloises in de Ann. de la Soc. d'Arch. de Bruxelles XVIII (1904) blz. 5 en 14 van den overdruk.
Enkele getallen over deze loodjes kan men vinden bij Vandepeereboom, A., Recherches sur la draperie et la gilde ou corporation des métiers d'Ypres, aangehaald bij Pirenne, Histoire de Belgique I blz. 266 en 421. Om deze getallen naar waarde te schatten, zonder overdrijving, houde men rekening met de opmerking van Pirenne (bl. 266 noot 1). Terloops wijzen wij er op, dat de getallen, door Pirenne volgens Vandenpeereboom gegeven (blz. 421), niet overeenstemmen met een ander getal uit dezelfde eeuw (blz. 266), dat ons stellig als overdreven of als drukfout voorkomt. - Cfr een Relevé des plombs à sceller les draps achetés de 1304 à 1384 in de bronnenverzameling van Espinas en Pirenne III blz. 809 en vlg. en de aldaar aangeduide uitgave der Ypersche stadsrekeningen.
Het ongedagteekende Hasseltsch reglement (zie aan het slot van dit hoofdstuk) geeft enkele inlichtingen over de talrijke zegels of merken, die op het laken gedurende zijne bewerking geplaatst werden:
‘Item, soe watte persoene oft persoenen die hon laken selffs ziegelden oft deiden ziegelen in eyniger manieren metten cleynen ziegel oft groeten ziegel, te weten hall ziegels (rouwe peertzziegel oft wasse ziegels, dickziegels ende blouwe peertzziegels hier inne neit begrepen, dan alleene hall ziegels)...
- voetnoot(1)
- ‘Item betaelt van eenen houte ghemaect in de halle omme de lakenen over te slane als men ze beziet ende warandeert,’. Stadsrekeningen van Oudenburg, aangehaald bij Gailliard, t.a.p.
‘... deden de lakens gesuyvert, ende uyt de vulderye komende, leggen op een hoogen raem, oft persse, dweers hangende aen twee koorden... zoo dat de zelve lakens... moesten over dien grooten raem getrokken worden, om hunne deughtzaemheid aldus teenemaal t'ondersoeken. Desen grooten raem wierdt andersins genaemt de hooge Persse. De Damhouder, by Gailliard, t.a.p.
- voetnoot(2)
- ... de kleinen raem of lege persse, alwaer de lakens vet en ongesuyvert, van de weefgetouwen komende, op ramen oft persen geleyt wierden, om die aldus door de zonne te droogen, eer dat de zelve gesuyvert, opgemaeckt en in de vulderye gesonden wierden’. de Damhouder, ibidem.
- voetnoot(3)
- Over deze esgardeurs des rames ou liches, zie Espinas en Pirenne, Recueil I blz. 34 en II blz. 85 art. 240 en Espinas, La vie urbaine à Douai II 783.
- voetnoot(4)
- Dat aan de ramen een onderzoek van het laken geschiedde, blijkt nog uit artikel LII der Diestersche keure van 1333: ‘Die een laken van der ramen duet onghesighelt, hen si met orlove der sigheleren, ocht dat hi de sigheleren niet hebben en can, ende hij 't dan af duet met ghetughe van 2 gheburen, anders sal hij 's gelden XX st.’ Vannerus, J., De Keure der Wollewevers van Diest van 1333 in de Verslagen en Mededeelingen der K.V.A., 1906 blz. 677 en vlg.
- voetnoot(1)
- Gailliard, t.a.p. - Wij verzoeken den lezer, de door G. geciteerde teksten uit te pluizen: hij zal er evenmin als wij ‘des données contradictoires’ kunnen ontdekken. Overal wordt van een onderzoek, nergens van eene bewerking gesproken; dat dit onderzoek nu na het vollen plaats grijpt, doet niets ter zake, en is hierdoor te verklaren, dat het op de hooge peertze geschiedt. Dit onderscheid, zooals we reeds zegden, heeft G. niet genoegzaam voor oogen gehouden: daarom is zijn artikel niet overal even duidelijk en zijne gevolgtrekking te aarzelend, alhoewel het door hem verzamelde materiaal geen reden daartoe oplevert.
- voetnoot(2)
- Willemsen, G., La grève des foulons et des tisserands et le règlement de la draperie malinoise de 1544 in de Bull. du Cercle Archéol... de Malines XX. (1910) bl. 115-190. Zie voornamelijk bl. 160 n. 1 en 181 n. 2. Voor de verklaring van het woord Peertse, dat in het Mechelsch reglement meermalen voorkomt, verwijst hij naar de ‘savante dissertation’ van Gailliard, in diens Glossaire; edoch steunende op zijnen tekst, besluit hij aldus: Il ressort clairement du texte qu'à Malines, contrairement à ce qui se pratiquait à Bruges et dans d'autres endroits, il faut entendre par peertse l'ensemble des opérations de contrôle que subissait le drap après son achèvement complet. Ce mot désigne aussi dans le présent règlement le local où se faisait cet examen par les peertsheeren ou préposés à la perche’. - In eene latere. meer algemeene definitie, is het hier gecursiveerde weggevallen, zooals wij verder zullen zien.
- voetnoot(3)
- Over zijn Glossarium getuigen de uitgevers van de Documents relatifs à l'histoire de l'industrie drapière en Flandre: ‘Le Glossaire flamand de l'Inventaire, dressé par M. Edw. Gailliard, fournit aussi d'utiles indications pour notre sujet et des essais souvent heureux d'explication de termes techniques.’ Espinas en Pirenne, op. cit., I blz. 347.
- voetnoot(1)
- Verwijs en Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek VI sub voce. Zie ook: Verdam, J., Middelned. Handwoordenb. bl. 643, 's-Gravenhage, 1911. - Voor het gebruik van het woord ‘roede’ in de vaktaal van het laken, is de volgende tekst belangrijk (Brugge 1277): ‘so wat saye dat comt in die halle te beziene, dat smaelre es dan die yzerine roede toe behord,...’ Espinas en Pirenne, Recueil I bl. 349 art. 12.
- voetnoot(2)
- In het artikel van V. en V. troffen we de volgende slotbemerking: ‘Niet duidelijk is de beteekenis van pertze in een post uit een rekening, aangehaald in Fruin, Bijdragen N.R. IX 33: ‘(een metselaar en zijn opperknecht metselden en arbeidden ieder 4 dagen aan de deur) by der nyer pertzen’. Het woord wordt t.a.p. vragenderwijs verklaard door poort, maar op welken grond blijkt niet. VI 271.
Voor ons is de beteeken's duidelijk: de nye pertze is hier, gelijk overal, het nieuw peertshuis en de aangehaalde post beteekent: gewerkt aan de deur van het nieuw peertshuis, ofwel - indien de gelijkheid bij = van onaannemelijk schijnen mocht: gewerkt aan een van de deuren van een (bij Verdam of bij Fruin niet nader aangeduid) gebouw, en wel aan die deur gelegen aan den kant van het nieuw peertshuis. In alle geval, de verklaring van Fruin moet verworpen worden.
- voetnoot(1)
- Verwijs en Verdam, t.a.p. - Van het woord in den hier bedoelden vorm, met t, en in de beteekenis van pers (fr. presse) is mij maar één geval bekend uit de 14e eeuw (Gentl373). Espinas en Pirenne II bl. 545 art. 499.
- voetnoot(1)
- Ziehier eenige teksten, uit de rijke bronnenverzameling van Espinas en Pirenne geput:
Brugge, einde der XIIIe eeuw:
‘Ende elc laken dat hevet sin loy an die ramen sal gheven 1 d. van sinen loye’, I blz. 528 art. 7.
Oudenaerde, 1338:
‘Voert, so zal elc hebben die lakenne coert van elken lakenne 1 d. ende in vrihen jaermaercten 2 d.’ I blz. 279 art. 100.
Aire-op-de-Lys, 1358:
‘Item, ordonné est que tout drap et pièces... passeront par eswardeurs et... mettront un seel et aront pour cascun seel 1 d.’ I blz. 16 art. 77.
Atrecht, 1377:
‘Et iront li offices des foulons veir les draps et demi draps es liches... et, s'il sont trouvé bien et deuement apparillié, le dit office y mettra un signet de plonq, et pour ce faire ara 1 d. au foulon de chascun drap ou demi drap.’ I blz. 171 art. 19. - Zie nog blz. 173 art. 24 en 228 art. 4.
Te Cassel, (1378) en te Douai, (1403) werd het dubbel betaald. I blz. 615 art. 11 en II blz. 344 art. 7.
Ook te Mechelen werd van oudsher een stuiver betaald. Zoo lezen wij in het reglement van 1544 (Cap. Peertse, art. 5): ‘Dat de peertsheeren schuldich sullen wesen dordonnansie dagen... tonderhouden om de lakene over te halene opten ouden loon van eenen stuver’. Willemsen, op. cit. in Bull. du Cercle Archéol. de Malines. XX blz. 183.
[Overhalen: mirer le drap = examiner à contre-jour le drap étendu sur la perche, pour voir s'il n'a pas de défauts ou de tares. Savary, Dictionnaire du Commerce II onder Mirer. Parijs, 1723].
Te Hasselt, werd de taks door het reglement van 1448 vastgesteld: ‘...wellige waerderers neit meer loens hebben en sullen van elcken laken dat sy gestaelt siegelen eenen alden swert oft die werde, ende der dekenknape eenen groeten van elcken siegel’. Register Lakenambacht I fol. 26.
- voetnoot(2)
- Betreffende de vaktaal van het laken, vermelden de uitgevers van het hierbovenbenuttigde Recueil eene verkeerde vertaling bij V. en V. die wij den bezitters van het groot Mnl. Wdb. hier mededeelen: ‘Le huusgelt est proprement un droit perçu sur les maisons. Mais à Gand, il signifie, par suite d'un changement de sens qu'on ne s'explique pas bien, une prestation levée sur les draps, soit aux rames, soit au mesurage des draps vendus par pièces entières à la Halle, ou à l'aune sur le marché. Verdam, Mnl. Wdb. III col. 757 se trompe en le traduisant par omslag over de weefgetouwen. Espinas en Pirenne II blz. 623 noot 1.
- voetnoot(1)
- Willemsen, G., La technique et l'organisation de la draperie à Bruges, à Gand et à Malines, au milieu du XVIe siècle, in de Annales de l'Academie Roy. d'Arch. de Belg. 6e série VIII (1920) blz. 5 ss. en IX (1921) blz. 5 ss.
- voetnoot(2)
- ‘Peertse = Perche à warder. Perche posée horizontalement, sur laquelle on fait passer le drap pour l'examiner à contre-jour ou le mirer, afin d'en faire le wardage ou l'appréciation. Par extension: lieu où se fait cette appréciation. Willemsen, Glossaire des termes techniques, s.v. Annales IX blz. 49 en 50.
- voetnoot(3)
- Een oud privilegie-boek, te Parijs bewaard, bevat eene onuitgegeven ‘ordonnance du comte Guillaume de Hainaut, faite à Valenciennes en 1312 concernant la fabrication et la vente des draps’. Cfr. Gachard, V., La Bibliothèque Nationale, Notices et extraits I blz. 300. Brussel, 1875.
- voetnoot(1)
- Espinas en Pirenne, Recueil... II blz. 28 art. 222 en 73-74 art. 236 en 237. - Het in stukken snijden of verbranden was de gewone rechtspleging over het slecht bereide laken. Eene meldenswaardige uitzondering vindt men te Béthune in de 14e eeuw, waar twee derden van het veroordeelde laken onder de armen uitgedeeld werden. Iidem I blz. 332, art. 17.
- voetnoot(2)
- Espinas en Pirenne, Recueil I bl. 621 art. 10.
- voetnoot(2)
- Espinas en Pirenne, Recueil I bl. 621 art. 10.
- voetnoot(3)
- Iidem, bl. 170 art. 11. - Bovenstaande opsomming kan nog voortgezet worden, dank aan de hiervermelde bronnenverzameling, waarvan het derde deel onlangs verscheen. Zoo lezen we b.v. dat men te Rijssel in 1384 geen laken verwen mocht, alvorens het te hebben ‘aporté ou fait aporter à l'eswart des maieurs de le perche’. Espinas en Pirenne, III blz. 26.
- voetnoot(3)
- Iidem, bl. 170 art. 11. - Bovenstaande opsomming kan nog voortgezet worden, dank aan de hiervermelde bronnenverzameling, waarvan het derde deel onlangs verscheen. Zoo lezen we b.v. dat men te Rijssel in 1384 geen laken verwen mocht, alvorens het te hebben ‘aporté ou fait aporter à l'eswart des maieurs de le perche’. Espinas en Pirenne, III blz. 26.
- voetnoot(1)
- Terloops weze hier nogmaals herinnerd aan een Diestsche oorkonde uit 1315, welke de instelling van een dekeny van de Piertse in deze stadt vermeldt, doch waarvan het oorspronkelijke jammer genoeg verloren is.
- voetnoot(2)
- Espinas en Pirenne I bl. 273 art. 58.
- voetnoot(3)
- Iidem bl. 674 art. 9.
- voetnoot(4)
- Raymackers, op. cit. bl. 12 n. 2.
- voetnoot(5)
- Bull. du Cercle Arch.... de Malines XX (1910) blz. 164 en 174. Zie nog blz. 172, 177 en voornamelijk 181 en vlg.
- voetnoot(1)
- Annales de l'Académie roy. d'Arch. de Belg. 6e serie IX (1920) blz. 10, art. 30 en 31.
- voetnoot(2)
- Recueil des anc. ordonnances des Pays-Bas, 2e s. V (1910) blz. 274.
- voetnoot(3)
- Maas, P.J., De Lakennijverheid te Roeselare blz. 12 n. 3 en 13, n. 3 en 5.
- voetnoot(1)
- In een Latijnschen tekst uit Yperen wordt in 1387 het ‘gepeertste’ laken als pannus sigillatus ad perticam vermeld. Espinas en Pirenne, III blz. 658. - Het is niet mogelijk voor alle gevallen met zekerheid vast te stellen, in welk stadium der bewerking het laken op de peerts onderzocht werd, des te meer daar in andere teksten het woord nog steeds de stang beteekende, waaraan het laken ‘ter visitacie’ gespannen werd. (Cfr o.a. Annales Ac. Arch. VIII blz. 131). Over het algemeen kan men zeggen, dat het onderzoek ter Peertse - indien eenig - het laatste was, waaraan het laken onderworpen werd: ‘het uuterste vonnesse’. Zoo lezen wij bij Willemsen: ‘chaque pièce, lorsqu'elle arrive à la Peertse ou à appréciation finale et définitive’. (Annales VIII bl. 125 en 156).
- voetnoot(1)
- Straven, Fr., Inventaire des Archives de Saint-Trond II blz. 135, III blz. 14, 33 en 338.
- voetnoot(1)
- Straven, Fr., Inventaire des Archives de Saint-Trond II blz. 135, III blz. 14, 33 en 338.
- voetnoot(1)
- Recueil des Ordonnances de la principauté de Liège I blz. 567. - Afschrift en vertaling van het Hasseltsche reglement werden door den heer H. Van Neuss bezorgd.
- voetnoot(1)
- Recueil des Ordonnances de la principauté de Liège I blz. 567. - Afschrift en vertaling van het Hasseltsche reglement werden door den heer H. Van Neuss bezorgd.
- voetnoot(2)
- In het Recueil des Ordonnances staat bewarde, vertaald door rewards. Dit is eene verkeerde lezing van den kopiist, die ll voor w aanzag. Men leze dus bellarde. Over dit soort laken, zie Des Marez. G., L'organisation du travail à Bruxelles au 15e s., blz. 288-290.
- voetnoot(2)
- In het Recueil des Ordonnances staat bewarde, vertaald door rewards. Dit is eene verkeerde lezing van den kopiist, die ll voor w aanzag. Men leze dus bellarde. Over dit soort laken, zie Des Marez. G., L'organisation du travail à Bruxelles au 15e s., blz. 288-290.
- voetnoot(3)
- Hierbij teekent Van Neuss aan: ‘La traduction de cette phrase est douteuse’. Mij schijnt de vertaling niet ‘douteuse’, maar ‘fautive’: trecken ende peertsen = onderzoeken en teekenen of zegelen. - Voor deze bijzondere beteekenis van trecken, vgl. een Waalschen tekst uit 1403, bevelende ‘que tous les draps qui venront au séel, soient mis et saqués à le perche, afin que les deffault y soient mieux avisées’. Espinas en Pirenne, II p. 324.
- voetnoot(2)
- In het Recueil des Ordonnances staat bewarde, vertaald door rewards. Dit is eene verkeerde lezing van den kopiist, die ll voor w aanzag. Men leze dus bellarde. Over dit soort laken, zie Des Marez. G., L'organisation du travail à Bruxelles au 15e s., blz. 288-290.
- voetnoot(1)
- Gevyssent of gevissenteert (gevisiteerd) = onderzocht.
- voetnoot(2)
- Het handschrift geeft de onmogelijke lezing so aan.
- voetnoot(3)
- Register van het Lakenambacht, I fol. 25 vo en 26.
- voetnoot(4)
- Uit een reglement zonder jaartal in het Hasseltsch Ordonnantieboek I fol. 240.
- voetnoot(1)
- Ibidem fol. 251 vo. (geneygt = genaaid; syn breygdie = zijn breedte).
- voetnoot(2)
- Register vanden opdoen vanden wyn ende vanden ordonnancien van vier ambachten (zonder fol.).
- voetnoot(3)
- Dat het moeilijk ambt van peertsenaer niet altijd met dank aanvaard werd, bewijzen de volgende teksten uit 1382, door den heer baron de Pauw opgeteekend:
‘Jan van Steenvoorde, ghecalengiert van dat hi wardein van der perche ghesyn zoude hebbe, ommedat een onnosel man ende t'officie niet veilen en deide, pais omme 120 p.’
‘Jan de Witte, ghecalengiert van dat hi pérchenare was, ommedat hi ghelt boot omme van den officie quite te sine... pais omme 60 p.’ N. de Pauw, Froissart's Cronyke van Vlaanderen, II Rekeningen, 1e deel, blz. 278 en 279. Gent, 1900. (Uitg. der K.V.A.)
Bedrog in het uitoefenen van zijn ambt had voor den peertsenaer gewoonlijk het verlies er van, soms zwaarder straffen ten gevolge. Talrijker en strenger waren de veroordeelingen van hen, die de peertsheeren beleedigden of mishandelden, ofwel het peertslood ontvreemden of vervalschten. Gewoonlijk werd de schuldige gebannen; soms met gevang bestraft en dan wel eens in het Peertshuis zelf opgesloten. Zoo lezen we in de rekeningen van Rijssel voor 1364:
‘Item pour le fret de warder en prison à le perche par 2 jours et 3 nuis un vallet Jaquemon Quadebouche, foulon...’ Espinas en Pirenne, III blz. 33 en verder, voor Yperen, blz. 653 en vlg.
- voetnoot(1)
- Het hier behandelde woord, door volksetymologie vervormd, vinden we te Hoei, waar ‘chaque pièce de drap devait porter le scel du métier; l'examen des draps avait lieu dans la paire, près de l'église St-Remy’. Dubois, R, Les rues de Huy, bl. 240. Hoei, 1910 (Annales du cercle hutois des sciences et beaux-arts, XVIIe deel).