Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922
(1922)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||
De bibliographie van Starter's ‘Frieschen lusthof’
| |||||||
[pagina 26]
| |||||||
De weduwe D. VoscuylGa naar voetnoot(1) gaf nadien een uitgave zonder jaartal - maar van 1623Ga naar voetnoot(2) (vermeerderd door Starter). Op het titelblad staat ‘tweede druk’. Hierop volgt een nieuwe uitgave van de zelfde weduwe, insgelijks zonder jaartal - maar van 1624Ga naar voetnoot(2), (door Starter ook vermeerderd), met de vermelding ‘derde druk’. In 1626 verschijnt te Utrecht, bij Amelis Jansz eene uitgave, waarop men leest ‘vierde druk’. Het jaar nadien, 1627, hebben wij dan eene uitgave Amsterdam, Hessel Gerritsz, met de vermelding ‘vierde druk’ (Nogmaals? Wij zouden dan toch ‘vijfde druk’ verwacht hebben). Eene uitgave van vóór 1628 met de vermelding ‘vijfde druk’ heeft Kleerkooper niet gevonden. - Wel eene veel latere uitgave met deze aanwijzing. Dan verschijnt zonder jaartal (maar in 1628) eene uitgave Amsterdam, Hessel Gerritsz, met vermelding ‘sesten (sic) druk’Ga naar voetnoot(2). Hierna verwacht men eene uitgave, getiteld ‘zevende druk’. Doch heeft Kleerkooper er alweer geen spoor van teruggevonden. In 1628 verschijnt te Utrecht bij Amelis Jansz (de datum staat niet op het titelblad, maar op het tweede deel: boertigheden, 1628) een uitgave waarop staat ‘achste (sic) druk’. Nu verwacht men een uitgave met de vermelding ‘negende druk’. Maar neen: in 1634 verschijnt te Amsterdam bij Broer Jansz een uitgave, waarop men leest ‘vijfde druk’!
Bij het eerste zicht, zou men a priori kunnen denken dat de chronologie bij Kleerkooper in de war is. Het feit dat er bij hem op de aangewezen chronologische plaats geen vijfde druk | |||||||
[pagina 27]
| |||||||
voorkomt, wekt het vermoeden dat de uitgave van Broer Jansz wezenlijk de vijfde druk is en dat de andere uitgaven hierop volgen. Doch sta ik er voor in: de chronologie is bij Kleerkooper heelemaal in orde: Hessel Gerritsz is in 1632 overleden; zijn zesde druk is dus wel van vóór dien datum. De achtste druk is wel van 1628: En niettemin wordt de uitgave van 1634 een vijfde druk genoemd! Dat lijkt heel zonderling - maar het is nu eenmaal zóó.
Ten slotte krijgen wij nog eene uitgave zonder jaartal, maar uit het midden der 17de eeuw, te Amsterdam bij Otto Smient. De brave Smient schijnt er niet wijs uit te zijn geworden hoe hij zijne uitgave moest betitelen. En na eenigen tijd geaarzeld te hebben nam hij een heroïsch besluit: Hij schreef op den titel ‘Den laetsten druk’. - Zoo was hij ten minste zeker van zich niet te vergissen!
In de tweede helft der 17de eeuw werd Starter's Lusthof, voor zoo ver ons bekend, niet meer herdruktGa naar voetnoot(1). Evenmin in de 18de eeuw. In 1864 bezorgde van Vloten er een nieuwe uitgave van, en stelde op zijnen titel ‘den zesden druk’! Zooals men ziet, was men in 1864 niet zeer goed op de hoogte van de bibliographie van Starter's werken. Van Vloten had heel gerust op zijne uitgave ‘elfde druk’ kunnen stellen.
***
Herlees die chronologische lijst aandachtig: het valt in het oog dat zij onmogelijk volledig kan zijn. Er moeten ongetwijfeld uitgaven bestaan hebben, waarvan Kleerkooper geen enkel exemplaar heeft kunnen opsporen. Bij een eerst onderzoek door mij ingesteld, was ik tot de slotsom gekomen dat er twee uitgaven spoorloos verdwenen waren: een uitgave van Hessel Gerritsz van vóór 1628, met ‘vijfden druk’ op den titel - en een uitgave van een onbekenden uitgever met de vermelding ‘zevende druk’. Maar ik had het mis: alhoewel Talleyrand zei: ‘Méfiez vous du premier mouvement - c'est le bon!’ - was mijn ‘premier mouvement’ een zeer oncritische misslag geweest. | |||||||
[pagina 28]
| |||||||
Er ontbreekt slechts een enkele uitgave in de chronologische lijst. Onnoodig te zoeken naar eene uitgave met ‘zevende druk’ op den titel. Men zal die nooit vinden: om de eenvoudige reden dat zij nooit bestaan heeft. Maar er moet nog gevonden worden eene uitgave van Hessel Gerritsz met de vermelding ‘vijfden druk’. En die uitgave moet van een heel ander formaat zijn dan alle tot dus ver bekende Starter's uitgaven: zij moet een octavo-druk zijn geweest. Dit alles is van mijnentwege heel stout gesproken, - ik vrees ten minste dat het dien indruk op den lezer maakt. Hij zal mij wellicht vragen welke bewijzen ik aanvoeren kan, om mijne zienswijze zoo categoriek uit te drukken. Ik ben inderdaad het bewijs schuldig en wil mij aan deze verplichting niet onttrekken. Het beste middel om dit op bevattelijke wijze te doen, zal wel zijn, meen ik, in korte trekken de geschiedenis op te maken der verschillende uitgaven van den Frieschen Lusthof.
***
Einde 1620 - of misschien in de allereerste dagen van 1621Ga naar voetnoot(1) - verliet Starter het stadje Franeker, om zich te Amsterdam te vestigen: Hij had het plan opgevat eene volledige uitgave te bezorgen van zijne tot dusver verstrooide gedichten. Hij kwam in betrekking met den uitgever Dirc Voscuyl. En deze nam op zich alle onkosten van platen-versiering en muziekkruk, die moesten dienen voor eene pracht-uitgave van 's dichters pennevruchten. Tegen die zware onkosten kon de schrijver niet: Starter is heel zijn leven een arme drommel geweest, en vooral in 1621 was hij om geld verlegen - hij was toen immers bankroet te Franeker. Dirc Voscuyl vertrouwde het zetten van het boek aan Paulus van Ravesteyn, den Amsterdamschen bekenden spe- | |||||||
[pagina 29]
| |||||||
cialist voor het drukken van muziek. De platen werden besteld aan Jan van de Velde. Nauwelijks had nu de dichter zijne laatste drukproeven nagezien of daar vernam hij dat een uitgever, zonder zijne toestemming en buiten zijn weten om, zijne gedichten in het licht had gezonden. Starter had nog juist den tijd om zijn woede te luchten in een ‘voorrede’ in verzen, welke niet eens in alle exemplaren kon geplaatst worden (er waren er reeds weggezonden). In dit stuk noemt de dichter die uitgave ‘eene vodderij’. By een geschraept door een, die (soo ick acht) verloren
Heeft red'lijckheyd en schaemt: want d'Eerdief van mijn lof
Nam tegens mynen wil die Bloemen uyt myn Hof,
En heeft na syn vernuft en beestigheyd haer bladen
Met vlecken grof en veel belemmert en beladen,
En soo ten thoon gesteld...
Eekhoff, die in 1862 eene Bloemlezing uit Starter's werken bezorgde, voorafgegaan door een levensschets, heeft dien tekst gekend en poogde te komen achter die uitgave waartegen Starter protesteerde; doch kon hij er de hand niet op leggen.
En nu meende Eekhoff het bericht van Starter, met wat fantasie erbij te kunnen inkleeden en op zijne wijze uitleggen. Ziehier hoe volgens hem de zaak toeging: Terwijl van Ravesteyn aan het drukken was, zou iemand de drukproeven bekomen hebben, en alhoewel hij stellig beloofd had er geen gebruik van te maken, zou hij zoo onbeschaamd zijn geweest het Liedboek na te drukken, met allerlei grove drukfouten op den hoop toe. Van Vloten (1864) nam het verhaal van Eekhoff over. En tot zelfs van Someren deed hetzelfde, alhoewel hem de ongeoorloofde nadruk in de handen gekomen was. De Universiteits-Bibliotheek van Utrecht was immers een exemplaar machtig gewordenGa naar voetnoot(1). Het is getiteld ‘Startar's (sic) Lusthoofken’: de uitgever heet Jan Amelissoon (in het vergulde A B C) te Utrecht. De druk is ongedateerd, maar stellig van 1621. | |||||||
[pagina 30]
| |||||||
Aan Kleerkooper komt de eer toe het eerst een einde gesteld te hebben aan de ‘legende van de ontfutselde drukproeven’. Die geleerde heeft het Lusthoofken aandachtig met den Frieschen Lusthof vergeleken - en de uitslag van dit onderzoek was dat Amelissoon zeer zeker de proeven van het groote liedboek niet heeft gekend. Niet alleen verschilt de volgorde, maar op menige plaats wijkt de Utrechtsche tekst ook af, en wijst blijkbaar op een andere bewerking. De ware toedracht der zaak is dus de volgende: Starter's verzen waren vóór 1621 in allerlei liederbundels verspreid en van de bruiloftsgedichten waren er afzonderlijke uitgaven verschenenGa naar voetnoot(1). Jan Amelissoon, die een zekere bewondering voor Starter's talent had, verzamelde heel dien dichtschat, en zonder de toestemming van den schrijver te vragen, legde hij de hand op zijn literairen eigendom en besloot eene volledige uitgave der gedichten in het licht te zenden. Nu vernam hij dat Dirc VoscuylGa naar voetnoot(2), in overeenstemming met Starter, ook eene uitgave aan het drukken was. Hij beloofde toen van zijn voornemen af te zien. Hetgeen niet belette dat hij zijne belofte verbrak... en het Lusthoofken de wereld inzond. Starter, zooals wij gezien hebben, beschuldigde Amelissoon eene uitgave te hebben bezorgd welke vol grove fouten was. Uit Kleerkooper's onderzoek is alweer gebleken dat dit verwijt heelemaal ongegrond is. De Utrechtenaar heeft integendeel de vroegere teksten getrouw afgedrukt en tot zelfs de spelling van Starter geëerbiedigd. Alleen zijn naam op het titelblad is leelijk verknoeid. Desniettemin heeft Starter gelijk die uitgave eene vodderij te noemen (Kleerkooper vestigt hierop de aandacht niet, waarin | |||||||
[pagina 31]
| |||||||
hij verkeerd doet). Uit een bibliografisch oogpunt is die kleine 16o-druk, zonder platen, en enkel muziek bij een paar stukken, in vergelijking met den pracht-quartijn van Dirc Voscuyl een echte vodderij. Starter's woede laat zich overigens niet alleen verklaren wegens de onkiesche handelwijze van Jan Amelissoon: nog eene tweede overweging moet er niet weinig toe bijgedragen hebben om hem erg boos te maken. De Utrechtsche druk zal ongetwijfeld een zeer goedkoope uitgave zijn geweest - en zoo iets was wel van aard om den verkoop van de dure prachtuitgave te belemmeren. Inde irae! De vrees van Starter bleek echter in dit opzicht ongegrond: de verschijning van den Frieschen Lusthof was een ongehoord succes; de exemplaren werden gemakkelijk aan den man gebracht - en het duurde dan ook niet lang of er moest aan eene tweede uitgave gedacht worden. De dichter vervaardigde zelfs eene reeks nieuwe stukken ter opneming in den herdruk. Intusschen was Dirc Voscuyl overleden: hij werd den 2 Juni 1623 ten grave gedragen. En het was zijn weduwe, die den ‘tweeden druk’ (zonder jaartal, maar nog in 1623) met de nieuwe bijdragen in het licht zond. De tweede uitgave verkocht even gemakkelijk als de eerste. En het jaar nadien. 1624, verscheen reeds bij de zelfde weduwe den ‘derden druk’ (zonder jaartal op den titel), insgelijks met nieuwe gedichten vermeerderd.
De bitsige aanval van Starter tegen den Utrechtschen plunderaar schijnt intusschen, financiëel gesproken, niet veel kwaad aan den verkoop van het Lusthoofken gedaan te hebben. En toen nu de laatste exemplaren uitverkocht waren, meende de opvolger van J. Amelissoon, zekere Amelis Jansz of JanssoonGa naar voetnoot(1), opnieuw een goede zaak te kunnen doen met Starter's liedboek nogmaals uit te geven. | |||||||
[pagina 32]
| |||||||
Doch aan het eenvoudig herdrukken van het Lusthoofken, zooals het in 1621 verschenen was, viel niet meer te denken, nu de dichter zelf zijn tekst herzien, verbeterd en vermeerderd had. Amelis Jansz (die als uitgever een nogal ruim geweten schijnt gehad te hebben) maakte het zich gemakkelijk: hij drukte de 3de uitgave letterlijk na. Die druk verscheen in 1626, met op den titel ‘vierden druk’. Hij is in hetzelfde 16o-formaat als het Lusthoofken. Of Starter deze nieuwe onbeschaamdheid der Utrechtsche firma ooit geweten heeft? Dit valt zeer te betwijfelen: sedert 1625 was hij uitlandig. In dienst getreden van den graaf van Mansvelt, had hij in 1625 en 1626 den oorlog in Duitschland met hem medegemaakt en was in September 1626 aan de grens van Hongarije in zijn 33ste levensjaar gestorvenGa naar voetnoot(1). Toen de vierde druk van Amelis Jansz verscheen, was de weduwe D. Voscuyl, Aafje Willems, reeds hertrouwd met zekeren Hessel Gerritsz. - Het huwelijk is van 30 Aug. 1624. En sindsdien zette de tweede echtgenoot de firma Voscuyl voort. Vreezende dat er te Utrecht of elders een herdruk van het Liedboek zou uitkomen, had Hessel Gerritsz zich in 1625 tot de Staten-Generaal gewend om een verlenging van Octrooi voor den Frieschen Lusthof te verkrijgen, maar dit verzoek werd 8 September afgewezen (Kleerkooper, bl. 50) zoodat er van wettelijke vervolgingen tegen den uitgever van 1626 geen sprake kon zijn. En toen de laatste exemplaren van den derden Amsterdamschen druk uitverkocht waren, bezorgde Hessel Gerritsz een nieuwe 4o-uitgave, in 1627. Op het titelblad kwam de aanwijzing ‘vierden druk,’ evenals op de Utrechtsche uitgave van 1626. | |||||||
[pagina 33]
| |||||||
Waarom vierde druk? Omdat de Amsterdammer natuurlijk geen rekening houden wilde met de uitgave van Amelis Jansz, welke hij als een onbeschaamde nieuwe letterdieverij beschouwde. Van vergissing van zijnentwege kan er hier geen sprake zijn: hij handelde stellig wetens en willens. Maar tot nogtoe waren alle uitgaven der firma Voscuyl en opvolgers quartijnen geweest. Wie zich een Starter wilde aanschaffen, en den hoogen prijs niet betalen kon of wilde, moest zich noodzakelijk bij den Utrechtschen concurrent gaan voorzien. Deze overweging bracht Hessel Gerritsz er toe om op zijne beurt voor goedkoope uitgaven te zorgen - en hij besloot den Frieschen Lusthof 8o en 16o uit te geven. De 16o-uitgave (het formaat zelf der Utrechtsche drukken) verscheen in 1628Ga naar voetnoot(1) met de vermelding ‘sesten druk’. Die druk moet dus voorafgegaan zijn van een ‘vijfden druk’, welke Kleerkooper niet teruggevonden heeft en diensvolgens niet heeft kunnen beschrijven: hij moet een 8o-druk zijn geweest. En aangezien de 4de Amsterdamsche uitgave van 1627 is, en de 6de van 1628, moet de vijfde druk van 1627 of 1628 zijn. Men zou kunnen gelooven dat het bestaan van dezen 8o-druk van mijnentwege eene gissing in den blinde is. Maar ik heb bewijzen: In den magazijn-catalogus van den boekhandelaar Hendrik Laurensz, gedrukt te Amsterdam 1638 (Bibliotheca Laurentiana), wordt bl. 170 vermeld als zijnde voorhanden:
Kleerkooper heeft dien tekst gekend: hij haalt hem aan in de Inleiding (bl. XX) en voegt erbij: ‘Octavo-uitgaven van 't liederboek zijn mij nochtans niet voorgekomen’. Voor zoo ver mij bekend, is de toestand sedert 1911 nog niet veranderd. Toch lijdt het geen den minsten twijfel dat een 8o-uitgave (geen meervoud, als u belieft, zooals bij Kleerkooper) | |||||||
[pagina 34]
| |||||||
bestaan moet hebben, aangezien er in 1638 uitdrukkelijk melding van gemaakt wordt en dat wij er zelfs den prijs van kennen - een prijs die verschilt van de andere formaten - ja, zonderling genoeg, de helft is van het 16o. En aangezien er nu slechts één enkel nummer in de chronologische lijst open blijft, dan moet die 8o-uitgave wel den ‘vijfden druk’ van Hessel Gerritsz zijn.
Intusschen schijnt de 16o-uitgave van Hessel Gerritsz zijn concurrent uit het veld niet te hebben geslagen. Want toen Amelis Jansz zag dat zijne 4de uitgave uitverkocht was, liet hij zich niet afschrikken en bezorgde nog een nieuwen 16o-druk in 1628. Op het titelblad staat aldaar ‘achste druk’. Waarom achtste? Hessel Gerritsz (wij hebben het gezien) had zijne persoonlijke redenen om den 4den druk van Amelis Jansz in zijne telling niet mede te rekenen. Doch nu spreekt het van zelfs dat het van den Utrechtenaar niet te verwachten was dat hij zijn eigen nadruk zou overslaan. En nu de vierde Utrechtste druk medetelde, werden voor Amelis Jansz de 4e, 5e en 6e uitgaven van Hessel Gerritsz, respectief 5e, 6e en 7e druk. Een uitgave met ‘zevende druk’ op het titelblad heeft dus nooit bestaan. Uit een zuiver bibliographisch oogpunt heeft Amelis Jansz volkomen gelijk: Zijne uitgave moet inderdaad de achtste zijn geweest. Zoo zij in de lijst van Kleerkooper enkel nr 7 draagt, is dit omdat de vijfde druk van Hessel Gerritsz nog niet werd ontdekt.
Eenige jaren na het verschijnen van dien 8sten druk, overleed Hessel Gerritsz: hij werd ten grave gedragen 4 Sept. 1632. Of nu zijne weduwe Aafje Willems hem overleefde en de zaak eenigen tijd voortzette, of integendeel de firma dadelijk geliquideerd werd, weet ik niet te zeggen. Wij kunnen enkel vaststellen dat de platen van Starter's liederboek aangekocht werden door den boekhandelaar Broer Jansz - hoogst waarschijnlijk met het fonds der nog onver- | |||||||
[pagina 35]
| |||||||
kochte Starter-exemplaren. En toen nu de vierde quarto-druk alweer uitverkocht was, haastte zich Broer Jansz het boek opnieuw te herdrukken. Maar nu stond hij voor een moeilijk geval: Welk nummer zou hij aan zijne uitgave geven? Stelde hij zich op het standpunt der firma Voscuyl, wier platen hij opgekocht had, dan moest er op zijn nieuwe uitgave ‘zevende druk’ komen. De nadrukken van Amelis Jansz telden immers in dit geval niet mede. Doch zoo hij op die wijze handelde, deed hij tamelijk onvriendelijk tegenover zijn Utrechtschen confrater en kon hij hem te recht belgen. Stelde hij zich integendeel op het standpunt van Amelis Jansz, en hield hij rekening met alle uitgaven, dan moest er op zijn boek ‘negende druk’ staan, maar hiermede brak hij met de traditie der Voscuyls af, en erkende het goede recht van de Utrechtsche nadrukken - en dit wenschte hij blijkbaar ook niet te doen. Na eenige aarzeling schreef hij noch zevende, noch negende - maar wel ‘vijfde druk’ op zijn titel. Waarom vijfde? Omdat zijne uitgave wezenlijk de vijfde quarto-druk is. Broer Jansz, zooals men ziet, besloot enkel met het formaat rekening te houden - en zoo vielen de twee 16o's van Amelis Jansz in de telling weg; maar om de zelfde reden viel ook weg de zesde druk van Hessel Gerritz (insgelijks een 16o), alsook zijn vijfde, de dus ver verloren druk; ik heb immers aangetoond dat het een octavo was. Op die wijze werd Broer Jansz's vijfde druk de voortzetting van Hessel Gerritsz vierden - welke dit nummer gekregen had, alhoewel er ook een vierde 16o-druk voorafgegaan was. De oplossing door Broer Jansz aan de moeilijkheid gegeven, toont aan dat hij een behendig man was. Handelend zooals hij deed, was hij zeker van niemand te krenken.
***
Er blijft nog te bespreken een uitgave van O. Smient, zonder jaartal, maar uit het midden der 17de eeuw, waarop de | |||||||
[pagina 36]
| |||||||
uitgever ‘laetsten druk’ stelde, omdat hij waarschijnlijk niet wijs kon worden uit de berekening der drukken. Die druk is een 16o. Hier staan wij voor een echte volksuitgave van Starter's liederen. O. Smient had, zooals bekend, de specialiteit der blauwboekjes en der goedkoope volksliteratuur. De nieuwe uitgave beantwoordt dan ook heelemaal aan hetgeen wij van dezen drukker mogen verwachten. Geen muziek meer; heele gedeelten van het liedboek worden weggelaten (de lange bruiloftsgedichten); alleen wordt behouden wat in den smaak van het volk kan vallen. - Drie goedkoope houtsneden en zeer gewoon papier! Het is bekend hoe volksboekjes van dien aard meestal ras verdwijnen. Van Smient's uitgave is dan ook slechts een enkel exemplaar overgebleven. Het berust in het British Museum te Londen. Of deze uitgave wel de eenige van dien aard is, welke van Starter's liedboek verscheen? Het zou mij erg verwonderen, gezien die dichter lang zeer populair gebleven is. Ik acht het dan ook waarschijnlijk dat er nog andere volksuitgaven bestaan hebben. Zoo iemand zich over de verdwijning van die boekjes verwondert, vestig ik zijn aandacht op Starter's Steekboekje (ook een volksboek) waarvan ons geen enkele 17d-eeuwsche uitgave overgebleven is: Kleerkooper heeft geen andere kunnen ontdekken dan 18d-eeuwsche. Indien ik dus hoogerop schreef dat er slechts ééne uitgave op Kleerkooper's lijst ontbrak, bedoel ik uitgaven uit de eerste helft der 17de eeuw; dit zijn uitgaven waarop een nommer staat. Bij volksboekjes geeft men nooit aan, de hoeveelste druk het is.
***
Ik heb in de vorige bladzijden aangetoond hoe de verschillende uitgevers van den Frieschen Lusthof bij de telling der uitgaven te werk zijn gegaan - een vraagstuk door Kleerkooper heelemaal ter zijde gelaten - misschien omdat hij er niet klaar in zag. De heele zaak wordt echter klaar en duidelijk wanneer men aanneemt:
| |||||||
[pagina 37]
| |||||||
Drie tellingen dus! Geen wonder dat waar wij thans voor eene chronologische lijst staan waar verschillende uitgevers hunne drukken op uiteenloopende wijze berekenen, deze lijst bij het eerste zicht wel een echte hutsepot lijkt! Van het standpunt der 17d-eeuwsche uitgevers uitgaande, heb ik trachten te bewijzen dat er van het terugvinden eener uitgave, betiteld ‘zevende druk’, geen sprake kan zijn. Maar er moet nog gevonden worden eene uitgave (van 1627 of 1628) van Hessel Gerritsz, met de vermelding ‘vijfde druk’. Zonder dien druk is immers 1o de telling der Voscuyls niet juist; 2o evenmin de telling van Amelis Jansz: zijn 8ste uitgave moet door zeven drukken voorafgegaan zijn, en Kleerkooper heeft er slechts zes. Die 5de druk moet een octavo zijn: hetgeen ik bewijs door den Catalogus van Hendrik Laurensz, alsook door de telling van Broer Jansz. Laat ons hopen dat de zoek geraakte uitgave weer ergens te voorschijn komt.
Ik geef toe dat het terugvinden van dien druk heelemaal zonder belang zal zijn voor onze eigenlijke letterkundige geschiedenis. Voor wie zich uitsluitend met den critischen tekst van Starter bezig houdt en de chronologie zijner werken, komen enkel in aanmerking de drie eerste uitgaven van den Frieschen Lusthof, de eenige die bij zijn leven verschenen zijn, en waaraan hij veranderingen toegebracht heeft. Te beginnen met de vierde uitgave hebben wij te doen met eenvoudige nadrukken. Maar al boezemt deze ‘vijfde druk’, evenals de overige door mij besproken, den zuiveren philoloog geene belangstelstelling in, toch vlei ik mij met de hoop dat mijne kleine biblio- | |||||||
[pagina 38]
| |||||||
grafische schets wel een zeker belang voor de geschiedenis van den Hollandschen boekhandel zal kunnen hebben. Wij hebben hier immers een sprekend bewijs hoe Hollandsche uitgevers uit het begin der 17de eeuw elkander concurrentie aandeden en hoe zij, waar het te pas kwam, elkanders uitgaven eenvoudig negeerden. In dit opzicht is het door mij gegeven staaltje wezenlijk typisch. Overigens, al bracht mijne bijdrage geen nieuws bij noch voor de Letteren-geschiedenis, noch voor de geschiedenis van den boekhandel, dan noch moest het door mij ondernomen tijdroovend bibliografisch onderzoek toch eens door iemand gedaan worden. De Bibliographie heeft immers als wetenschap hare eigen eischen: zij wil volledig zijn!
December 1921,
|
|