Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1921
(1921)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 745]
| |
Iets over grammatische terminologie,
| |
[pagina 746]
| |
wereld nu genoech schynt te bekennen het profyt ende de voordeelen die men uyt dese Wyse trecken kan’Ga naar voetnoot(1). Deze leerwijze bestaat in 't weergeven van de spraakregels door middel van kleine versstrofen, over wier waarde de vervaardiger zichzelf uitdrukt als volgtGa naar voetnoot(2): ‘Daer is meer swarigheyd geweest als men in 't eerst gemeynt hadde om de regels in 't dicht te maken, ende men heeft gedwongen geweest de selve rymen dickwils te herhaelen, en de regels van het dichten niet te volgen: doch men betrouwt nochtans dat de veersen gelyk sy zyn, niet weinig aen de kinders zullen dienen om de grond-regels in de memorie te prenten, ende dat de fauten lichtelyk zullen vergeven worden, om dat de materie niet toe en laet die veranderingen dewelke van de Dichtkonst vereyscht worden.’
Inderdaad, de verzen zijn alles behalve goed. Een paar voorbeelden. De 16e regel der geslachten luidtGa naar voetnoot(3): ‘Den Naem in OR zal Hic ontfangen:
Maer men zal Haec aen Arbor langen.
Dat Cor en Ador Neuter zy,
Met Marmot, Aequor ook daer-by.’
En als ‘Algemeynen Regel van den Voorleden der Afsettende’ heeft menGa naar voetnoot(4): ‘'t Afsettend' woord neemt syn Voorleden,
Als of 't wierd van 't Actief gesmeden.
Al-soo van Laeto komt laetátus,
Gelyk van Amo komt amátus.’
Zelfs hooger strofenwaarde zou daarom toch niet de aangenomen methode beter maken. Niemand past ze nog toe - tenzij in uitzonderlijke gevallen - en ik geloof dat geen enkel methodoloog haar zou willen verdedigen.
*** | |
[pagina 747]
| |
Doch genoeg hierover: mijn doel is niet te spreken over de spraakregels die in 't boekje voorkomen, en over de methode, de ‘Nieuwe Wyse’, zooals Vertaler haar noemt. Ik wil vooral drukken op de Vlaamsche vaktermen die Vertaler heeft voorgesteld en gebezigd. Iedereen weet hoe vaak en vreemdsoortig de terminologie verschilt in onze spraakkunsten, en hoe zulks het aanleeren der taalregels belemmert en moeilijk maakt. Niet alleen de leerlingen lijden door die ongelijkvormigheid, ook de leeraars vinden er last bij. Het is, naar mijn meening, niet alleen wenschelijk, maar noodzakelijk dat men, voorgoed, de Nederlandsche grammatische vakwoorden vaststelle en in al de scholen - zoowel Hollandsche als Vlaamsche - aanneme. Ik bedoel niet zoo zeer nieuwe termen, veeleer de beste onder de reeds bestaande. Welke die beste zijn? Dat laat ik over aan 't oordeel van echte vakmannen. Ik wensch vooral niet dat men algemeen aangenomen vaktermen door nieuwe (die men zou beter achten) vervange. Het zou verkeerd zijn ‘voor geijkte namen nieuwere in de plaats te stellen’, zegt Te Winkel (Spraakk. Cosijn, 84). Maar wat mij niet minder verkeerd schijnt, is dat twee en meer leerboeken verschillende termen voor gelijke zaken gebruiken, zooals thans maar al te vaak het geval is. In afwachting meen ik dat een chronologisch onderzoek onmisbaar is. Al de vaktermen, die men in leer- en woordenboeken vindt - oude en nieuwe - dienen eerst opgeschreven te worden. Vervolgens zou men al die afzonderlijke lijsten tot eene algemeene samenvoegen, waaruit bedoelde vakmannen eindelijk een keuze zouden doen.
Zulk alphabetisch lijstje heb ik nu opgemaakt met de ‘kunst-woorden’Ga naar voetnoot(1) van onzen Vertaler. Ik beweer niet dat die termen aanbeveling verdienen. Er zijn er zeer zonderlinge bij en meest alle zijn niets anders dan een vertaling uit het Latijn; doch dat mag ook gezegd worden van vele Nederlandsche gebruikelijke vaktermen: ‘Verscheidene zijn zelfs niet te verstaan, zegt J. VerdamGa naar voetnoot(2), als men niet weet, aan welk Latijnsch woord zij beantwoorden.’ | |
[pagina 748]
| |
Doch wanneer is een vakterm goed? De beste zal nog wat te wenschen overlaten. Gebruik en conventie spelen hier de hoofdrol. ***
Ziehier niettemin het lijstje. Ik zal wat langer blijven stilstaan bij die woorden die ons onbekend of min bekend, of althans ongewoon schijnenGa naar voetnoot(1). En op die woorden neem ik de vrijheid de aandacht van de geleerde en ijverige schrijvers van ons Groot Nederlandsch Woordenboek te vestigen: er zal wellicht een en ander voor hen te oogsten vallen. | |
A.*Aenspreker, m. Latijn Vocativus. Verkl.Ga naar voetnoot(2); 3; 229: ‘Aengaende d'Aenspreker (den Vocativus) 't word noyt van iet geregeert, maer het merckt alleenelyk den persoon die men aenspreekt, oft met denwelken men kout’. Dit woord komt niet voor in Ndl. WdbGa naar voetnoot(3). Op geen ander plaats heb ikGa naar voetnoot(4) het gevonden.
*Aenwyser, m.L. Indicativus. Verkl.; 24: ‘Den Aenwyser is die de welke enkelyk de saecken toont’. Niet in Ndl. Wdb; elders niet gevonden. Bij Pitiscus-WesterhoviusGa naar voetnoot(5) heeft men Indicativus = De aanwijzende wijze.
*Afsettende Segwoord, o.L. Deponens Verbum. Verkl.; 22; 215; ‘D'Afsettende Segwoorden zyn die dewelke uitgaen in OR gelyk het Lydende, wiens Samenvoeging sy volgen, ende nochtans hebben de Werckende beteekenis’. Niet in Ndl. Wdb; elders niet gevonden. | |
[pagina 749]
| |
B.*Bedeeling, vr. Indeeling. In Ndl. Wdb. als ‘verouderd’ opge geven. 227: ‘Algemeyne bedeeling der Syntaxis’.
*Beginnend Segwoord, o.L. Inchoativum. Niet in Ndl. Wdb. 181: ‘De Inchoativa of Beginnende Segwoorden worden soo genoemd, om dat sy gemeynelyk mercken dat iet begint te geschieden’.
Begryp, o. Nog in gebruik iplv. 't gewoner begrip. Voor-reden: ‘Doch dit kort begryp zal daer-en-tusschen veel konnen dienen...’
*Beschuldiger, m.L. Accusativus. Niet in Ndl. Wdb; ook niet elders gevonden. Verkl.; 228: ‘De Beschuldiger (den Accusativus) merckt de saeck op dewelke de wercking van 't Segwoord valt’.
*Bewêgig Segwoord, o.L. Verbum Patheticum. Niet in Ndl. Wdb. 242: ‘De Bewêgige Segwoorden oft Verba Pathetica, dat is te seggen, dewelke mercken eenige bewêging oft beroering van de siele, eenige sorge oft gesteltenis des geests, oft iet sulks’.
*Betre(c)kwoord, o.L. Pronomen Relativum. Niet in Ndl. Wdb. Verkl.; 227: ‘Die (nl. de “Overeenkoming”) van 't Betreckwoord met het Voorgaende woord’. Op blz. 19 staat de thans nog gebruikte benaming: ‘Betreckelyk Voornaem-woord’.
*Besittende Voor-naemwoord, o.L. Pronomen Possessivum. 18: ‘Men heeft al willens achtergelaten d'andere Voor-naemwoorden, Meus, tuus, suus, noster, vester, de welke men Besittende heet’. Verouderd, zegt Ned. Wdb. 'k Vind ook de benaming in L. Meyers Woordenschat (uitg. 1669), blz. 648 en bij Halma (1761).
*Bystaende naem, m.L. Nomen Adjectivum. Verkl.: ‘Het Bystaende (onderverstaan: Naem-woord) is 't welk aenwyst op welke wyse de saeke is, ende dient om de hoedanigheyd der selver te beteekenen’. Niet in Ned. Wdb. 2.
*Bystaende woord, o.L. Adjectivum. Op blz. 73 leeren wij: ‘Onder dit woord van Bystaende worden begrepen het Naemwoord, het Voornaemwoord, ende het Deelwoord’. En op blz. 227: ‘want daer en is geen Bystaende-woord of het heeft syn Selfstandig woord’ waarmede het overeenkomt.
*Bystaende Voor-naem-woorden, o. Deze zijn (blz. 16): Ille, Ipse, Iste, Hic en Is.
*Byvoegig Seg-woord, o. Schr. verdeelt, 21, het ‘Seg-woord’ in Wezentlyk - Sum en Fio - en Byvoegig: ‘Het Byvoegig Segwoord is, dat de beteekenis die aen 't selve eygen is, byvoegt by die enkele Segging allen Seg-woorden gemeyn. Al soo, wanneer ik seg, Petrus | |
[pagina 750]
| |
vivit, Peeter leeft, 't is het selve als of ik seyde Petrus est vivens, Peeter is levende: alwaer men siet dat vivit inhoud de Segging van het wesen, ende de beteekenis van levende.’ ‘'T Byvoegig Seg-woord word verdeyld in Werkende, Lydende, ende Geenderley’. De benaming staat niet in Ndl. Wdb.
*By-voeging, vr. L. Appositio. 239. Niet in Ndl. Wdb. Wel in Tetraglotton (uitg. 1729): Byvoeginge. Thans meer Bijstelling.
Bywoord, o.L. Adverbium. Verkl., 64. Thans nog de gebruikelijke term.
Buygen, ww.; Buyging, vr. L. Declinare; Declinatio. Nog in gebruïk naast Verbuigen en Verbuiging. Verkl., titel, 3, 69, 99 en elders. | |
D.Deelen der Reden, o. mv. Fr. Parties du discours. Nog in gebruik naast Rededeelen. 1: ‘Van de deelen der Reden oft van de woorden van de welke de Reden gemaekt word’.
Deelwoord, o.L. Participium. Verkl., 31, 54, 64 en elders. Nog het gebruikelijke woord. De Vertaler kent (54) Werkende en Lydende Deelwoorden. | |
E.Edel, bn. 235: ‘Het Segwoord (komt over een) met den edelsten persoon’; en: ‘Den eersten persoon is edelder dan den tweeden, ende den tweeden edelder dan den derden.’ 234: ‘het Bystaende oft het Betreckelyk woord... komt overeen met het edelste Geslacht’; en 235: ‘Het Manlyk is edelder dan de twee andere Geslachten’.
Eenlettergrepig, bn. 135: ‘Eenlettergrepige Naemwoorden’. Thans nog in gebruik.
*Eenvoud, o. Voor het thans gewone Enkelvoud. 23: ‘Van den Tweeden persoon van elken tyd, maektmen lichtelyk alle d'andere, soo in 't E(e)nvoud, als in 't Meervoud’. Vanhier: Eenvoudig getal (dat ik ook bij Meyer vind), Verkl., 3, 22; en Eenvoudig Naemwoord, 79. VD.Ga naar voetnoot(1): weinig gebruikt.
Eygen, bn. Thans nog het gebruikelijke woord. 7: ‘D'Eygene Naemen hebben geen Meervoudig’ | |
[pagina 751]
| |
*Enckel, bn. Het tegengestelde van Samengesteld. 152: ‘De Samengestelde Segwoorden worden gemeynelyk samengevoegd gelyk hunne Enckele’. Op 227 spreekt men van Enckele Samenschicking (Syntaxis): de Syntaxis ‘word gedeylt in Enckel oft Regelmatig, ende in Gefigureerde oft Onregelmatig’. | |
F.Figuer, vr. Thans nog in gebruik. 286: ‘Alle de Figueren van de Samenschicking konnen betrocken worden tot vier’, nl. Ellipsis, Pleonasmus, Syllepsis, Hyperbaton. | |
G.*Gebieder, m.L. Imperativus. Verkl., 25: ‘Maer den Gebieder dienende om te gebieden, als Ama, bemint, word van sommige gehouden alleenlyk voor een derde Toekomende Tyd, om dat het gebod altyd beteekent iets toekomende’. Niet in Ndl. Wdb. Men zegt meestal Gebiedende Wijs.
*Gebrekelyk, bn. Niet in Ndl. Wdb. Schr. spreekt van Gebrekelijke naamwoorden of Defectiva, nl. ‘die Naemwoorden dewelke zyn beroofd van eenig Geval oft Getal’, 142; z. ook 148; en van Gebrekelyke Segwoorden, L. Verba defectiva, die ‘maer saemengevoegd worden in sekere tyden, ende in sekere persoonen’, 61; z. ook Verkl.
*Geenderley, bn. In de Verkl., 3, 69 spreekt Schr. van het Geenderley Geslacht, L. Neutrum Genus; ook zelfst. gebruikt: 't Geenderley; en in 't mv. Geenderleye: 126, ‘Geenderleye Naemwoorden’ Thans gebruikt men meer Onzijdig Geslacht. In Ndl. Wdb. heeft men ook; Geenerlei Geslacht. Verkl., 21, 64: Geenderley Segwoord, L. Neutrum Verbum. 22: ‘De Geenderleye Segwoorden, de welke ook Inblyvende oft Onovergaende worden genoemd’. 62: Geenderley Deelwoord, en 't geslacht wordt er bedoeld.
*Ge(e)ver, m.L. Dativus. Niet in Ndl. Wdb. Halma: Gever. Meyer: Gheever, naast gheevend gheval. Ook bij Pitiscus. Verkl.; 228: ‘De Gever (den Dativus) merckt altyd het gene waer toe de saeke streckt ende betrocken word’.
Gefigureerd, bn. De Gefigureerde Samenschicking heet nog de Onregelmatige, omdat deze Syntaxis afwijkt ‘van het gemeynder gebruyk, om te volgen sekere wysen van spreken, oft korter, oft fraeyer’. 227. | |
[pagina 752]
| |
*Gelykformigheyd, vr. L. Analogia. 18. Er wordt gesproken van Cesar's ‘boecken der Analogia oft gelykformigheyd’. Vgl. Halma, Meyer. Gemeyn, bn. Thans nog in gebruik. ‘Gemeyne Naemwoorden. Epicaena genoemd’, 97; - ‘Gemeyn Geslacht’, L. Commune Genus, Verkl.; ook 3, 69; - *Gemeyn Segwoord, d.i. een werkwoord met ‘de Werkende en de Lydende beteekenis’, 22.
Geslacht, o.L. Genus. Nog altijd gebruikt. Titel, Verkl., 3, 69, enz.
Getal, o.L. Numerus. Nog het gebruikelijk woord. Verkl., 3, 22, enz.
Geval, o.L. Casus. Vgl. Val, Nog in gebruik; naast 't gewone Naamval. Verkl., 3, enz.
*Geval van het Voorzetsel, o. 228: de Ablativus ‘volgens Sanctius, behoorde meer genoemd te worden het Geval van het Voorsetsel, om dat hij altijd geregeert is door een Voorsetsel oft uytgedruckt oft onderverstaen’.
*Groeyen, nw. Sommige naamwoorden ‘groeyen’ in sommige buigingsvormen, d.i. hebben meer lettergrepen dan in den noemvorm. Z. hierover 104, 114 en 134, waar van het ‘groeysel’ wordt gesproken.
*Grondwoord, o.L. Primitivum. Het ‘Grondwoord’ van sommige werkwoorden is ‘'t Segwoord het welk hunnen oorsprong is’. Het ‘Grondwoord’ b.v. van Calesco is Caleo. 181. Vgl. Ndl. Wdb.
*Grond-spreuk, vr. Vertaler schrijft het woord om door Maxime. ‘Dese kleine Maximen oft Grond-spreuken kort ende licht zynde, konnen lichtelyk aengemerckt worden, ende geven eene generaele kennis van geheele de Syntaxis’. 229. Niet bij VD. | |
H.*Hulp-woord, o. Thans meer Hulpwerkwoord. Niet in Ndl. Wdb. Halma heeft hulpwoord en helpwoord. 32: ‘met het Hulp-woord, ik heb’. | |
I.*Inblyvend, bn. Het Inblyvend Segwoord is hetzelfde als het Geenderley Segwoord. L. Neutrum Verbum. 22: het zijn die ‘Segwoorden’, ‘welkers beteekenis niet buyten gaet’, d.i. niet buiten het onderwerp gaat, maar er in blyft; en 163: ‘Het Geenderley oft Inblyvende Segwoord is dat Samengevoegd word gelyk het Werkende, ende geen Lydende en heeft’. Thans onzijdig of onovergankelijk werkwoord. | |
[pagina 753]
| |
*Inwerpsel, o.L. Interjectio. Thans meer Tusschenwerpsel dat men bij MEYER naast Inwerpsel aantreft. 't Woord staat ook bij Halma. Verkl.; 67. | |
K.Klinker, m.L. Vocalis. Nog de gebruikelijke term. Verkl.
Kort begryp, o. Vertaling van fr. Abrégé. Voor-reden. | |
L.*Ledeken, o. Thans Lidwoord. 4: ‘'t Ledeken’, ‘Vlaemsch Ledeken’, ‘de Ledekens’. Zie Lid in Ndl. Wdb.
Lettergreep, vr. L. Syllaba. Verkl. Nog de gebruikelijke term.
Lydend. bn. Verkl.: ‘Lydende Segwoord’, L, Passivum Verbum. Thans: Lijdend Werkwoord. - Lydende Deelwoorden, blz. 31, 54, 64. | |
M.Manier, vr. Een paar maal gebruikt naast Wyse. 24: ‘De Wysen oft Manieren.’
Mannelyk, bn. ‘Mannelyk Geslacht’, Verkl,, 3, 69. Nog aldus.
Medeklinker, m.L. Consonans. Verkl. Nog de gewone term.
*Meer-als-volmaekten-Tyd, m.L. Plusquam perfectum. Thans Meer-dan-volmaakte-Tijd. Verkl.; 24.
Meervoud, o. Nog de gewone term. 23; van hier meervoudig, 22. ‘Meervoudig getal’: 79: ‘Meervoudige Naemwoorden’. | |
N.Naem of Naemwoord, m. of o. Verkl.; ‘Selfstandig Naem, Substantivum Nomen’ en ‘Bystaende (Naem), Adjectivum Nomen. 2: Soo zyn 'er twee soorten van Naem-woorden; 't Selfstandig ende 't Bijstaende’. Nog altijd in gebruik. De ‘Naem-woorden van getal’ zijn de hoofdtelwoorden: twee, dry, vier, enz. 13.
Noemer, m. L, Nominativus. 't Staat in Ndl. Wob. | |
O.*Omliggende, bn. als o. nw. gebruikt. Lat. Supinum (waarvan Omliggende een approximatieve vertaling is). Daarnaast dikwijls Supyn. | |
[pagina 754]
| |
26; 53: ‘Supina dat is te seggen omliggende, oft Selfstandige Naemwoorden gemaekt van de Segwoorden’. Niet in Ndl. Wdb.; en elders niet gevonden.
*Onafscheydelyk, bn. 66: ‘Daer zyn'er die Onafscheydelyk zyn, dat is te zeggen, die alleenelyk gcvonden worden in de saemenstelling der woorden’. Schr. bedoelt onafscheidbare voorzetsels. Het woord treft men aan in Ndl. Wdb.: ‘voormalige term’.
Onbepaald, bn, 1o Onbepaelde Wyse; L. Infinitivus Modus. Verkl.; 25-26. Thans nog de gebruikelijke term. - 2o Onbepaelde Voorleden (Tyd), als ‘Fu-isse, geweest zyn oft hebben’; 35; op. blz. 30 noemt hij dezen vervoegingsvorm: ‘Den meer als Volm(aekten) der Onb(epaelde Wyse)’.
Onbuygelyk, bn. Nog in gebruik. 64: ‘van d'onbuygelyke woordekens’: daarnaast 2: Onveranderlyke Woordekens; - 78: ‘D'Onbuygelyke Naemwoorden zyn altyd van 't Geenderley’.
*Onderverstaen, ww.; ook als bn. Ik vind, wonder genoeg! het w. niet in Ndl. Wdb; noch bij VD. 227: ‘daer en is... geen Segwoord oft het heeft syne Noemer 't zy dat men hem uytdruckt, oft dat men hem onderverstaet’. Id.: ‘betrocken tot een Segwoord oft uytgedruckt oft onderverstaen’.
*Ondervoeger, m.L. Subjunctivus. Verkl., 25: ‘Ende den Ondervoeger is die de welke van sich selve by nae altyd toont eene beteekenis niet enkelyk, maer de welke gelyk hangt van eenige omstandigheyd, oft veel heeft van het toekomende’. Niet in Ndl. Wdb. Ook niet elders? Thans gewoon bijvoegende wijs.
*Onovergaende, bn. 22; Onovergaende Segwoord, hetz. als Geenderley (z. ald.) Segwoord. Niet in Ndl. Wdb. Thans Onovergankelijk Werkwoord.
Onpersoonlyk, bn. Onpersoonlyk Segwoord, 62; 223: ‘De Taal-konders heeten Onpersoonlyke Segwoorden die dewelke samengevoegd worden met den derden persoon alleen’. Nog de gebruikelijke term. Ndl. Wdb.
Onregelmatig, bn. Nog in gebruik. 142, Onregelmatige Naemwoorden: ‘Die Naemwoorden worden Heteroclita oft onregelmatig genoemd, dewelke anders geboogen worden als d'andere’. - 224: ‘Onregelmatige Cebieders’. 15: ‘Onregelmatige’ Trappen van Vergelijking. - 227: ‘D'Onregelmatige oft Gefigureerde’ Samenschicking of Syntaxis.
Onveranderlyk, bn. Nog in gebruik. 2: ‘Onveranderlyke Woordekens’. Vgl. Onbuygelyk. | |
[pagina 755]
| |
*Onvolmaeckt, bn. L. Imperfectum. 28: ‘Onvolmaekten tyd’. 24: ‘(Want een saek kan aengesien worden) oft wel als Tegenwoordig ten opsicht van een saek die van nu af voorleden is, ende dit is het gene dat men Onvolmaekt heet’. ‘Thans in onbruik’, zegt Ndl. Ndb.
*Onseker, bn. Verkl.: ‘Onseker Geslacht. Incertum Genus’. 3: ‘ende 't Onseker (Geslacht) voor die de welke van de Latynsche Schryvers hebben gebruykt geweest nu in 't een Geslacht, nu in 't ander’. Zie nog 69. Niet in Ndl. Wdb.
*Ontbonden, bn. 281: ‘Men heet Ontbonden Ablativus, dien denwelken is alleen, ende als onaenhangende in de reden’. L. Ablativus Absolutus. Niet in Ndl. Wdb.
*Overeenkoming, vr. Thans meer overeenkomst. 227: ‘De Samenschicking van Overeenkoming is, als de deelen onder malkanderen in iet overeenkomen’.
Overtreffend, bn. Verkl.: ‘Overtreffende (Trap), Superlativus’. Nog in gebruik. | |
P.Persoon, m.L. Persona. Nog in gebruik. 22: ‘Daer zyn dry Persoonen’.
*Plicht-woord, o.L. Gerundium. Verkl.; 54: ‘Gerundia, dat is, Plicht-woorden, oft Selfstandigwoorden gemaekt van 't Geenderley des Deelwoords in dus’. En 26; ‘De Gerundia oft Plicht-woorden, ende de Supina oft Omliggende, de welke 't Segwoord vergeselschappen, zyn eigentlyk niet anders dan Selfstandige Naemwoorden’. En het eerste van Vertalers ‘Exempelen’ voor de Gerundia (54) is: ‘Amandnm est, men moet beminnen’. En ik denk dat dit moetenGa naar voetnoot(1), die verplichting de oorzaak is van 't ontstaan van den term Plichtwoord (dat ik bij geen ander schrijver heb gevonden). | |
[pagina 756]
| |
R.Regeeren, ww.; Regeering, vr. Nog in gebruik. 228: ‘De Samenschicking van Regeering is, als een deel in de Reden een ander deel vraegt oft regeert’.
Regelmatig, bn. Verkl.: Regelmatige Segwoorden, L. Verba analoga. - Regelmatige Samenschicking, nog Enckel genoemd ‘is die dewelke volgt de natuerlyke orden, die men bysonderlyk bemerckt in de gemeyne taelen’. 227.
*Regelstrydig, bn. 55: ‘De Regelstrydige Segwoorden zyn die dewelke in eenige hunner tyden oft persoonen, anders saemengevoegd worden als die vier dewelke wy hier boven hebben gesteld’. Niet bij VD. | |
S; en S = Z.Samengesteld, bn. Daarnaast Saem-gesteld en T'saemgesteld, T'saemengestelde. 59: ‘Syne Composita’ - nl. die van Sum - ‘oft t'saemengestelde worden op de selve wys saemengevoegd, uytgenomen Possum ende Prosum, dewelke eenig verschil hebben’. - 18: ‘De Voornaem-woorden hebben oock samengestelde: gelijk Ego-met’. - 100: ‘Van de Samengestelde Naemwoorden’ en:
‘De Saem-gestelde zult-gy boogen,
- 152: ‘Samengestelde Segwoorden’.
*Samenschicking, vr. L. Syntaxis, 227: ‘De samenschicking die de Grieken heeten Syntaxis’. En: ‘Sy wordt gedeylt in Enckel oft Regelmatig, ende in Gefigureerde oft Onregelmatig’. 286; ‘den Hellenismus, oft Grieksche Samenschicking’.
Samenvoegen ww.; Samenvoeging, vr. L. Conjugare, Conjugatio. Verkl.; 25; 59: ‘ende dese twee Segwoorden worden dus t' saemengevoegd’; 150 en vvgg.
*Segwoord, o.L. Verbum. Thans Werkwoord. In zijne Voorreden verklaart Schr.: ‘Daer en is maer het woordeken Segwoord het welk men gelooft heeft eerst te mogen inbrengenGa naar voetnoot(1), om dat men geen ander en heeft gevonden om eigentlyk te beteekenen het Verbum, wiens eigendom ende bediedenis is seggen oft versekeren, Vox significans affirmationem, het welk schynt seer wel uyt-gedruckt te zyn door Segwoord’. | |
[pagina 757]
| |
- 214: ‘Segwoorden van begeerte, oft Meditativa’. - Segwoord is bijna hetzelfde als gezegdewoord dat Te Winkel (Spraakkunst van Cosijn, 6e druk, 84) zou willen gebruikt zien iplv. ‘den onjuisten naam werkwoord’, ‘in overeenstemming met den oudsten naam voor dit rededeel, dien de Grieken er aan gaven’.
Selfstandig, bn. Nog in gebruik. Verkl.: ‘Selfstandig NaemGa naar voetnoot(1), Substantivum Nomen’. - 2: ‘Het Selfstandig (Naemwoord)’. - 70: ‘self Naemwoord’. - 16: Selfstandige Voor-naem-woorden: er zijn er drie: Ego, Tu, Sui. - 54: De Geruudia of Plicht-woorden zijn ‘Selfstandigwoorden gemaekt van 't Geenderley des Deelwoords in dus’.
*Setstuk o. Zooveel als Grondwoord. - 26: De Onbepaelde Wyse ‘moet aengesien worden als het Set-stuk van het Segwoord, dat is te seggen, 't eerste woord 't welk men moet setten ende weten, om alle d'andere van 't selve te maeken’.
Spraek-konst, vr. L. Grammatica. Nog in gebruik.
Stellend, bn. In: Stellende Trap. Verkl., 14. Thans ook Stellige Trap. Meyer heeft de twee namen i.v. Positivus. Nog in gebruik.
Supyn, o.L. Supinum. 150. Daarnaast Omliggende (z. ald.). | |
T.*Tael-konder, m. 69: ‘de Grammatici oft Tael-konders’. 148: Taelkonders. Thans Taalkenner.
*Teelder, m.L. Genitivus. Ook in Halma: teeler. Verkl.: 228. Op blz. 18 spreekt Schr. van Voortbrengend Geval.
Tegenwoordig, bn. Verkl., 24: Tegenwoordige Tyd. Nog in gebruik.
Tyd, m.L. Tempus. Verkl. en elders. Nog aldus.
Toekomend, bn. In: Toekomende Tyd. Verkl. en elders. Nog in gebruik.
*Toelaeting der Poëten, vr. Thans gewoonlijk: dichterlijke vrijheid. 126.
*Toonend, bn. In: ‘toonende wis’ (= wys), 23. 't Gewone w. dat de schr. gebruikt is: Aenwyser. Thans aantoonende wys. | |
[pagina 758]
| |
Trap, m.L. Gradus. Verkl., 14. Nog in gebruik.
Tweeklank, m.L. Diphtongus. Verkl. Nog 't gebruikelijke woord. | |
U.Uitdrukken, ww. Het tegengestelde van Onderverstaan. Nog in gebruik. 227.
Uytgang, m. 3, 23. Thans nog 't gebruikelijke woord. Daarnaast gewoner Uytval.
Uytneming, vr. L. Exceptio. Nog in gebruik (naast Uitzondering). 94, 126, enz.
*Uytval, m. Fr. Terminaison. 6; 9; 10; 69; en elders. Uytval is de gewone term door den Vertaler gebezigd; als 69: De ‘Geslachten worden bekend oft door de Beteekenis..., oft door den Uytval’. | |
V.*Val, m. Eenmaal naast Geval in de Verkl.: ‘Val, Geval, Casus’.
*Verdeylend, bn. Verdeylende Naem, Verdeylende Naemwoord, L. Partitivum. 270: ‘Alle Verdeylende Naemwoord; dat is te seggen, het welk merckt een deel van een grooter getal, regeert den Genitivus’.
Verdobbeling, vr. Fr. Redoublement. 151: De ‘Latynen’ hebben ‘somtyds gegeven eene verdobbeling aen hunne Segwoorden, daer in navolgende het groeysel der Grieken: gelyk Mordeo, memórdi oft momórdi’. 153. ‘Daer zyn veele Segwoorden dewelke verdobbelende d'eerste lettergreep van hunnen Voorleden, verliesen die verdobbeling in hunne Samengestelde’.
Vergelykend, bn. Vergelykende Trap; nog de gebruikelijke term; Verkl., 14, 228. - Vergelykende Naem, L. Comparativum, 270.
Vergelyking, vr. 14: ‘Vergelyking der bystaende naemwoorden’. Nog aldus.
*Verkorting, vr. Fr. Syncope, 155: ‘Syncope, dat is te seggen, Verkorting’.
*Versaemwoord, o.L. Conjunctio. Verkl.; 67. Thans Voegwoord.
Volmae(c)kt, bn. Verkl.: Volmaeckte Tyd, L. Tempus perfectum, 23 en 24; den volmaekte voorleden (tyd). Thans Volmaakt verleden tijd. - 25: ‘Volmaekt Toekomende ((Tyd), oft tyd gemengeld met het toekomende ende 't Voorleden’. Thans Fr. Futur antérieur.
*Voorgaende, bn. Verkl.: Voorgaende (woord), L. Antecedens; 227; 231. Ook aldus bij Meyer. | |
[pagina 759]
| |
*Voorleden, bn. Thans Verleden. Verkl. ‘Voorleden (Tyd), (Tempus) Praeteritum’. Ook zelfstandig, m. 150; 166: ‘De Werkende Segwoorden in veo maeken VI in den Voorleden’. - Op blz. 24 zegt Schr. dat ‘den Voorledenen word in dry verscheyde soorten verdeyld’: den eersten heet men Volmaekt, den tweeden Onvolmaekt, den derden Meer-als-volmaekt.
Voor-naemwoord, o.L. Pronomen. Verkl.; 16. Thans nog de term.
*Voortbrengend, bn. Voortbrengende Geval, 18. Z. Teelder.
Voorsetsel, o.L. Praepositio. Nog de gebruikte term.
Vrouwelyk, bn. Vrouwelyk Geslacht. Thans nog de algemeen aangenomen term. | |
W.Wederkeerig, bn. Verkl.: Wederkeerig (Voornaemwoord), (Pronomen) Reciprocum. Z. nog 285. Nog in gebruik.
*Wegnemer, m.L. Ablativus. Verkl.; 3; 228; enz. Vgl. Halma: wegneemende naamval.
*Werkend, bn. Verkl.: Werkende Segwoord. L. Activum Verbum. Bij Halma: werkende werkwoord. 31: ‘Het Werckend Deelwoord ns, rus heeft’. Thans: Bedrijvend Deelwoord.
*Wezendlyk of Wezentlyk, bn. 21; ‘Het Wezentlyk Segwoord is; dat enkelyk beteekent de Segging van het wesen; by voorbeeld Sum, ik ben, ende ook Fio, ik word’. 33: ‘Het Wezendlyk Segwoord’.
Wyse, vr. L. Modus. Nog de gebruikelijke term. Daarnaast Manier. |
|