| |
| |
| |
Kleine verscheidenheden.
I.
Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde.
491. - Ghehouden (siin) van sinen hoefde
Serrure, Vaderl. Museum, II, 363-364: ‘Daer cam Jhan Woubrechts zoene, Elemoeden zoens, voerseit, voer ons ende hie bant hem te wetten, waer hie hier namaels dade enighe sake of enighe sticke jeghen 't wijsdoem van den voerseiden vinderscepe of jeghen enich point van dat die voerseide vinders wisen souden, dat hie ware ghehouden van sinen hoefde jeghen den sovereinen bailliou van Sinte Pieters van Ghent, die tien tiden wesen soude, ghelijc of hie wettelicke verwonnen ende verbannen ware van manslachten bi des voerseids baillious claghe ende bi der wet van der Vrier virscharne van Brugghe-ambocht...’ (Akte van 18 Oct. 1281.)
‘Ghehouden’ zijn ‘van sinen hoefde’ beteekent hier niet Gehouden zijn ‘persoonlijk’, zooals Verdam meent (Wdb., III, 694, vo Hovet, 3o), maar wel Zijn leven verbeuren: ‘Jhan Woubrechts zoene’ had zich in eene zaak aan de scheidsrechterlijke uitspraak van zekere mannen onderworpen, met beding zoo hij het vonnis te buiten ging, dat hij alsdan tegenover den opperbaljuw van Sint-Pieters bij Gent zijn leven zou verbeurd hebben, alsof hij van manslag, van doodslag, verwonnen ware. Men vergelijke met Up ziin hooft (zie ons Gloss. Inv. Arch. Bruges, vo Up, blz. 446, kol. 1), en met Bannen van zinen hoofde (op. cit., vo Vander vuust).
| |
492. - Handtslaghynghe.
Dit woord is een soort synoniem van Hantslutinge, dat bij Verdam voorkomt met de beteekenis Beslag (op goederen) in rechte. Hier wordt bedoeld ‘Die hant slaen an iets’, of naar Verdam, vo Hant, IIIe d., kol. 94 in fine, De hand leggen, Beslag leggen op iets (maatregelen nemen om ware of vermeende rechten te doen gelden), nl. op goederen, door het stellen daarvan ‘in handen van den officier’, zooals hieronder; in het Fransch, Main-mise:
| |
| |
D. Berten, Cout. Seigneuries enclavées Vieuxbourg Gand, blz. 670: ‘Naer de voornomde costume, clachte up muebel goedinghen en realiseert noch en affecteert niet, ten sy by handtslaghynghe, ende dat goet ghesteld zy in handen van den officier by inventarissen.’ (Cost. van Vinderhaute, van 6 Mei 1547.)
Vgl. met Hantslaen, bij Stallaert. Ook bij dien lexicograaf, vo Hantslaging, een tekst uit de Costume van Aalst. Bij Dupin et Laboulaye, Gloss. anc. droit franç., Mainmise: Saisie, saisie et sequestre.
| |
493. - Hantstellinghe.
Dit woord dient in verband gebracht met ‘Pandinghe ende stellinghe’, met ‘Stellinghe ende saisissement’ en met ‘Arreste, pandinghe ende stellinghe’, waarover wij in Versl. en Meded., jaarg. 1914, blzz. 397-398, gesproken hebben. - Hantstellinghe wijst dan ook nl. op ‘Arrest van alle civile executien’, uit den tekst (naar Les Coustumes de Flandre, IIIe deel, blz. 54), aldaar aangehaald:
D. Berten, Cout. Seigneuries enclavées Vieuxbourg de Gand, blz. 648: ‘Ende hebben recht de selve meyers te nemene hantstellinghe ende arresten van alle saecken criminele ende civile, sonder dat sy moghen ontslaen...’
In het denombrement, van 17 Mei 1460, van de heerlijkheid van Vinderhaute-Meerendré, luidt dit:
Id., id., blz. 648: ‘Et ont le pouvoir, lesdits mayeurs, de prendre, saysir et arrester de tous cas soit criminel ou civil, sans quils puissent délivrer...’
Stallaert, vo Hantstelling, haalt een tekst aan waarin er spraak is van ‘Hantstellinghe oft sequestratie’, uit Wielant, Pract. civ., L. 2, c. 20, a 1.
| |
494. - Heerlicke handt.
Door de schepenen van Eessen wordt aan deze van het Brugsche Vrije, ter goedkeuring, het kohier voorgelegd van de ‘oncosten’ of lasten door de parochie te dragen, met verzoek die te willen ‘overzien ende taxeren’ en tot het innen daarvan de ‘heerlicke handt’ te verleenen. De bedoeling is dat tot de uitvoering van het genoemde kohier de tusschenkomst van de openbare macht zal ingeroepen worden, nl. van de prinselijke,
| |
| |
van de vorstelijke macht, die desnoods tot ‘heerlijcke executie’, tot dadelijke, gerechtelijke uitwinning, tot alle dwangmiddelen zal overgaan:
Staatsarchief te Brugge, Register nr 2948 of Rekening van de ‘prochie van Eessene’, jaar 1634-1635, fol. 1: ‘Quohier vande oncosten ghedoocht ende ghesupporteert binnen der prochie van Eessene, zoo wel ter cause van..., presenteerende desen quohiere bij Fransois Keijnooghe, inde qualiteyt als hoofman, in auditie voor Ul. Ed. ende weerde heeren burchmeesters ende schepenen slants vanden Vrijen, ten fijne Ul. Ed. believe de zelve oncosten over te ziene ende taxeren, oock mede te verleenen de heerelicke handt omme de zelve te innen ende omme stellen zoo wel upde inwoonders als bedrijvers ghemet ende ghemets ghelijcke naer costume, zoo hier naer volcht...’
| |
495. - Hueghelic commen.
Hueghelic commen is hetzelfde als Blijde, Vroolijk, Verheugd zijn, Hieronder is er spraak van eene jonge vrouw, die door haar huwelijk, om zoo te zeggen in ‘een gestrooid stal’ komt, d.w.z. in een huis dat wel van alles voorzien is:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Proostsche Brugge, Register nr 828, of ‘Ferieboek’ van 1467-1473, fol. liiij: ‘Jan de Zanghere, proostlaet, oud xxxviij jaer, partyen even naer bestaende, zeide bi eede dat hy Janne van Zerkeghem ende Rycquaerd Pycke beede hoorde zegghen, dat zy alle de cateylen bleven naer dood van Margriete Aernoud Zanghers weduwe, also verre als zy binnden (sic) huuse waren, ghedeelt hadden. Ende vanden levenden cateylen en weet hy niet anders, dan dat hy der weduwe Aernoud Zanghers hoorde zegghen, als Rycquaerd Pycke zyn laetste wijf trauwen zoude, svoors. Rycquaerds wijf mochte wel hueghelic commen, want alle de cateylen die buten huuse waren behoorden Rycquaerde toe. Zeide voord dat...’
Naar men ziet, had Rycquaert Pycke, van de nalatenschap van zijne schoonmoeder, de weduwe ‘Zanghers’, niet alleen de helft van de ‘cateylen’ die binnen het huis na hare dood gebleven waren, maar al de ‘levende cateylen’ die buiten het huis waren, behoorden hem ook toe. De vrouw die hij huwde mocht terecht daarover verheugd zijn. - Levende cateylen, uit dien tekst, wijst op Beestiaal, op Vee, Fr. Bétail, Bestiaux. Zie De Bo, h.v.
Edw. Gailliard.
|
|