dat beider standpunt eenzijdig en eng was. Zijn opvatting van poëzie was van den beginne af op hechten en breeden grondslag gebouwd. Zoo was hij aangewezen om in zake beschouwing der dichtkunst door de jongeren als leidsman erkend te worden; en toen in 1892 ‘Van Nu en Straks’ gesticht werd, nam hij plaats in de redactie. Hij, de rijpere geest, wist waar we naartoe moesten: hij was de eerste om duidelijk in te zien en te zeggen, dat onze poëzie, omhoog-groeiend met heel ons herwordend volk, en met benuttiging van al wat het buitenland ons geven kon, in hoofdzaak zich weer aansluiten moest bij de Vlaamsche traditie van Albrecht Rodenbach en Guido Gezelle. Hij, in de eerste plaats, heeft de nieuwe beweging haar gezonde ontwikkeling verzekerd. Ik herinner me, met welk een begrijpende liefde hij ingezonden werk keurde, aandachtig speurend naar het minste teeken van oprechtheid en oorspronkelijkheid, om geen enkelen scheut leven verloren te laten gaan. En er hoorde wel eenige moed toe, om in ‘Van Nu en Straks’ zoo eenvoudig te doen, wat hij zijn plicht achtte: Van Langendonck was katholiek, ambtenaar van de katholieke regeering, terwijl zijn vrienden al hun revolutionair vuur lieten uitslaan. Dat die hem erg in opspraak konden brengen, daar heeft hij zich nooit om bekreund, - die edele natuur kende geen kleinzieligen angst om zijn onmiddellijke belangen, waar het een ideaal gold.
Niet zeer vele gedichten heeft hij voortgebracht, maar er is er geen enkel dat niet het kenmerk der noodzakelijkheid draagt. Men is dan ook telkens verbaasd, als men zijn werk weer ter hand neemt, er zulk een verscheidenheid en overal zulk een levensvolheid in aan te treffen. Ik zou hier alleen willen aanduiden, wat er volgens mij de voornaamste eigenaardigheid van uitmaakt. Van Langendonck is het, die naast Hélène Swarth aan het Vlaamsche vers dien innerlijken rijkdom, die vastheid en die zuiverheid van den uitbeeldenden vorm gegeven heeft, die in Holland door Jacques Perk en Willem Kloos veroverd werden, - in een tijd dat er nog geen merkbare invloed uitging van den miskenden en haast vergeten Guido Gezelle. Maar bij Van Langendonce strekt die innerlijke rijkdom, die vastheid en zuiverheid van den vorm tot uiting aan een nieuwe wereld van aandoeningen. Van Langendonck is de eerste geweest, die in het Vlaamsche vers sommige geestes- en gemoedstoestanden van den modernen Europeeschen mensch